
Nederland verdient aan ontwikkelingshulp – maar voor hoe lang nog?
Voor iedere euro ontwikkelingshulp, krijgt Nederland bijna een euro terug aan exportwaarde. En dat levert liefst 15,000 banen op. Dat concludeert IOB vandaag. De inspectiedienst van het ministerie liet een studie uitvoeren naar de effecten van ontwikkelingshulp op de export. IOB waarschuwt tegelijkertijd voor de bezuinigingen en de manier waarop minister Ploumen omgaat met hulp en handel door de hulp weer te binden: het gunstige effect van hulp op de Nederlandse economie zou wel eens teniet kunnen worden gedaan als Nederland haar bezuinigingsplannen doorzet.
Dat je mag verdienen aan ontwikkelingssamenwerking, is al lang geen vies woord meer. De laatste jaren is er steeds meer de nadruk komen te liggen op wat Nederland aan ontwikkelingshulp kan verdienen. Minister Ploumen kijkt daarbij vooral naar de belangen van Nederlandse bedrijven. Zo startte ze een Dutch Good Growth Fund dat zowel de Nederlandse belangen als die van ontwikkelingslanden moet dienen door Nederlandse bedrijven te financieren die in ontwikkelingslanden willen ondernemen.
Compleet afwezig in dit debat is echter wat Nederland nú al aan ontwikkelingshulp verdient. En dat is opmerkelijk, vindt IOB, die vandaag een studie publiceerde die de effecten van de Nederlandse bilaterale hulp onderzocht op de export. Want wat blijkt nu? Hulp en handel zíjn al een hele tijd met elkaar verbonden. Automatisch al – daar komen geen subsidies naar Nederlandse bedrijven aan te pas. Nederland verdient met haar bilaterale hulp namelijk al substantieel aan ontwikkelingshulp. Voor iedere euro ontwikkelingshulp komt er 0,70 tot 0,90 cent terug aan verhoogde export. Dit leidt tot een toename van de waarde van de Nederlandse economie met 0,40-0,55 voor iedere gespendeerde euro.
Dat komt neer op een totale waarde van 1,5 miljard euro aan export en een totale toegevoegde waarde aan de Nederlandse economie van 900 miljoen. En, niet onbelangrijk in deze tijden van economische crisis: 15,000 banen.
1999-2009
De studie werd uitgevoerd door de universiteit van Göttingen, die eerder eenzelfde soort studie deed naar het effect van ontwikkelingshulp op de Duitse export. Het meten van het effect van hulp op export is bepaald niet simpel. Andere factoren kunnen de groei van export ook verklaren, zoals economische groei in ontwikkelingslanden, handelsovereenkomsten of verandering van wisselkoersen. Bovendien kan er sprake zijn van omgekeerde causaliteit: leidt hulp tot een groei van export, of leidt groei van export juist tot meer hulp? De onderzoekers gebruikten daarom degelijke econometrische modellen om voor al deze effecten te controleren (voor de fijnproevers: een gravity model en een time series approach).
De onderzoekers namen de hele geschiedenis van de Nederlandse ontwikkelingshulp onder de loep, van 1973 tot 2009. Het blijkt dat, waar het effect in de jaren ’80 nog klein was vanwege de economische crisis, in de jaren ’90, de exporten naar Nederland begonnen te groeien. Een echte relatie tussen hulp en groei van export vinden de onderzoekers in de periode 1999-2009. In deze periode gaf Nederland hulp aan 35 landen met de nadruk op programmasteun (begrotingssteun en SWAPS) en de Millenniumdoelen. Opkomende landen in Afrika groeiden snel, en daardoor kon de export groeien.
De impact van de Nederlandse hulp is groter voor landen die veel ontwikkelingshulp kregen, en kleiner voor landen die minder kregen. Ook was er meer export met hogere middeninkomenslanden. Dit komt waarschijnlijk doordat deze beter kunnen importeren.
Gewoonte en goodwill
Wat kan die relatie tussen hulp en export kunnen nu precies verklaren? Binding van hulp is één van de mogelijke mechanismes, maar dit heeft waarschijnlijk geen al te grote rol gespeeld. Juist in de periode 1999-2009 nam de export door hulp toe, en toen was de hulp al ontbonden. Gewoontevorming is een plausibeler verklaring. Dit treedt op wanneer donoren in het verlengde van ontwikkelingsprojecten goederen of diensten naar het ontvangende land exporteren. Contacten worden gelegd en mensen raken gewend aan Nederlandse producten.
Daarnaast kweekt hulp ook goodwill. De ontwikkelingsrelatie opent de deur voor handelsrelaties. Nederland kan als donor voorsprong hebben op andere landen, omdat goede netwerken zijn ontstaan en men de lokale regels en procedures kent.
Waarschuwing
IOB lijkt zeer kritisch te zijn op de manier waarop het kabinet nu omgaat met de combinatie tussen hulp en handel door de hulp als het ware opnieuw te binden aan Nederlandse bedrijven. ‘Het is maar de vraag of dat de geschikte weg is’, schrijft IOB. ‘Uit verschillende onderzoeken van hulp blijkt niet dat binding van hulp een effectiever instrument is om hulp te vergroten dan ongebonden hulp. Onderzoek voor Nederland sluit hierbij aan. Ontwikkelingshulp draagt bij aan hogere exportopbrengsten, niet alleen door binding van hulp, maar vooral ook door gewoontevorming en goodwill.’
IOB waarschuwt daarnaast voor de ‘ernstige’ bezuinigingen op ontwikkelingshulp sinds 2010. ‘Op korte termijn kan Nederland nog profiteren van de effecten van goodwill en gewoonte en exporten kunnen blijven groeien. Maar op lange termijn kunnen de bezuinigingen tot negatieve effecten leiden wanneer Nederland een kleine speler wordt op het terrein van bilaterale hulp.’
Eerder deze week kwam ontwikkelingsorganisatie ONE met een zelfde soort studie. Ook al kwam hier enige kritiek op (waar inmiddels ook al een antwoord op is gekomen), de hoofdconclusie is in lijn met IOB: de Nederlandse economie verdient aan ontwikkelingshulp. En dat nog wel op de ‘ouderwetse’ manier van hulp geven.