
‘Minister Ploumen moet afzien van geografische beperking bij strategische partnerschappen’
Het voornemen van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om haar samenwerking met particuliere organisaties te richten op strategische partnerschappen voor ‘pleiten en beïnvloeden’ (P&B), als vervolg op MFS-II dat eind 2015 afloopt, is innovatief en zeer relevant, vindt Fabio Poelhekke, senior beleidsmedewerker van Wilde Ganzen. ‘Helaas is er één beperking ingeslopen ten opzichte van MFS-II, en daar moeten we alsnog vanaf: de geografische. Daarom vandaag de vraag: Pleiten en beïnvloeden: kansen laten liggen? De vraag die ViceVersa op 14 mei niet aan minister Ploumen gesteld heeft.’
Ondanks de halvering van het budget kan de sector blij zijn met het nieuwe kader. Vooral omdat de minister op inhoudelijk vlak veel vrijheid laat en de nu nog geldende, zware MFS-regeldruk aanzienlijk gaat verminderen. Maar we moeten alsnog van de geografische beperking af.
Het beleidskader “Samenspraak en Tegenspraak” en het bijbehorende Aanvraagstramien spreken over steun aan initiatieven in “lage- of lage-middeninkomenslanden”. En annex 1 van het stramien bevat de ‘DAC List of ODA (Official Development Aid) Recipients’ waarin de ‘Low Income Countries’en de ‘Lower Middle Income Countries’ opgesomd zijn. De indruk wordt gewekt alsof dit de complete OECD/DAC ODA-lijst is, maar dat is niet waar. Die complete lijst heeft nog een vierde kolom: de ‘Upper Middle-Income Countries’. Hier staan opkomende economieën als Brazilië, China en Zuid-Afrika op, maar ook oliestaten als Iran. De minister wil blijkbaar niet betrokken raken bij P&B activiteiten in deze landen. Is dit terecht en nodig, en zou het ons land, dus ook de minister schaden als het wel gebeurt?
De uitsluiting van hoge-middeninkomenslanden is volgens ons niet terecht en niet nodig. Het is beter om er juist wel P&B activiteiten te steunen, om een aantal redenen. Ten eerste de geringe relevantie voor P&B van de OECD/DAC indeling van de ODA-lijst: deze is gebaseerd op gemiddeld inkomen per hoofd, waarbij de binnenlandse inkomensverdeling buiten beschouwing blijft. De OECD/DAC lijst van ODA landen is vooral van belang voor lage-inkomenslanden, om hun aanspraken op bilaterale en multilaterale ontwikkelingshulp hier mede op gebaseerd zijn. Voor het werk van de niet-gouvernementele sector is de indeling veel minder relevant.
Inkomensverdeling is nu net waar het bij Pleiten & Beïnvloeden ook om gaat of hoort te gaan! De Adviesraad Internationale Vraagstukken heeft niets voor niets geschreven dat armoedebestrijding meer en meer moet gaan om herverdeling van inkomsten. Ten tweede omdat anders een groot aantal (huidige en toekomstige) P&B initiatieven, die een voorbeeldfunctie vervullen voor organisaties in andere landen en die sterk bij kunnen dragen aan de kwaliteit en kracht van internationale netwerken, buiten de boot valt. En tenslotte omdat de beperking als zodanig niets toevoegt aan de effectiviteit van de 25 P&B strategische partnerschappen.
Buitengesloten
De volgende (mogelijke) P&B initiatieven zouden enkel door hun locatie niet over de drempel van de 25 strategische partnerschappen komen:
Brazilië
Het ViceVersa interview met Adriana Ramos van Instituto SocioAmbiental (ISA) geeft een glashelder beeld van het verschil tussen papier (milieuwetten en –regelingen) en werkelijkheid, precies waar P&B om gaat. Zeer vergelijkbaar, maar dan meer met de focus op bedreigde mensen dan bedreigde natuur, is het werk van CESE in het Noordoosten van Brazilië. Een gebied met 8 deelstaten en 55 miljoen inwoners, dat als het een zelfstandig land was qua gemiddeld inkomen per hoofd beslist binnen de huidige lijst van P&B landen zou vallen. CESE, opgericht in 1973 tijdens de militaire dictatuur, steunt en traint basisorganisaties van armen om lokaal, in eigen dorp of stad, succesvol te bepleiten en beïnvloeden. Want ondanks de mooie wetten van het land, is het juist daar, lokaal, waar de armen het meest van slecht bestuur te lijden hebben. En waarom? Omdat hun maatschappelijke groei een bedreiging vormt voor lokale machten, die eigenlijk graag terug zouden willen naar de tijd van de slavernij. Zoals Adriana Ramos ook aangeeft. Alleen een pro-poor president en mooie wetten hebben is voor een land als Brazilië niet genoeg.
China
Dank zij een recent artikel in The Economist over lokale maatschappelijke organisaties in China weten we dat er al ongeveer 500.000 ‘NGO’s’ bij de overheid geregistreerd zijn. Vaak gaat het hier over sociale dienstverlening, maar heel voorzichtig aan, en steeds meer, ook om het aankaarten van onrecht en corruptie door autoriteiten op lokaal niveau, vaak een van de oorzaken van de enorme milieuproblemen van het land. Wij kennen geen Nederlandse P&B initiatieven in China, maar het zou jammer zijn om steun aan P&B in dit land bij voorbaat uit te sluiten, zeker wanneer het gaat om P&B capaciteitsversterking, inclusief P&B-methoden om lokale misstanden aan de orde te stellen.
Zuid-Afrika
Op 6.000 arme scholen in Zuid-Afrika is een Buddyz’ Club van 8-12 jarigen, begeleid door Soul City Institute. Het voornaamste doel is dat jongens en meisjes spelenderwijs zodanig met elkaar om leren gaan, dat zij respect voor elkaar krijgen en later verre blijven van geweld, verkrachting, HIV/Aids besmetting etc. Dit ondanks de vaak gewelddadige thuisomgeving. Een deel van deze Buddyz’ Clubs doet meer. Zij zamelen lokaal geld in voor hun eigen project: een betere speelplaats, een schoolbibliotheek, een paar computers, het in school opnemen van kinderen met een beperking. Als ze de helft bij elkaar hebben, legt Soul City de andere helft bij. Door deze projecten leren de scholieren al jong wat P&B is en wat ze er door kunnen bereiken en gebruiken ze deze vaardigheid in hun verdere leven. Nederland is sinds 2009 bij dit initiatief betrokken. Straks niet meer?
Iran
Iran staat in de vierde kolom van de DAC-lijst dankzij de olie, maar op mensenrechtengebied verdient het die plaats zeker niet. De internationale sancties zijn er alleen maar wegens de dreiging van het nucleaire programma. P&B initiatieven, vooral ter verbetering van de positie van vrouwen, zijn hier zeker prioritair. Het is op dit moment misschien niet goed mogelijk daar zulke initiatieven te steunen, maar om steun op voorhand uit te sluiten omdat het land te rijk is?
Buitensluiten: niet nodig en niet handig
Een argument om een deel van de ODA Recipient landen uit te sluiten van het P&B programma zou kunnen zijn dat de Nederlandse investering van zo’n 250 miljoen per jaar anders te veel versnippert. Ons lijkt dat dit voorkomen kan en moet worden door een goede inhoudelijke keuze, zonder geografische beperking. ‘Goede’ P&B partnerschappen kunnen zelfs ernstig benadeeld worden als er een landenbeperking geldt. Zo hebben de organisaties uit Brazilië en Zuid-Afrika in bovenstaande voorbeelden al jarenlang een nauwe samenwerking met organisaties in India, Kenia en Nederland. Werkterrein: P&B ten behoeve van meer armoedebestrijding door de ‘eigen’ middenklasse, het bedrijfsleven en lokale overheden middels vrijwillige (het bevorderen van een geefcultuur) en afgedwongen inkomensherverdeling (het bepleiten van de toegang tot onderwijs, maar ook het lobbyen voor goede wet- en regelgeving voor CBO’s en NGOs).
Waarom zou het erg zijn als de minister de Upper Middle-Income Countries ook tot het programma toelaat? Je zou bijna denken dat de minister voor Buitenlandse Handel aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking gevraagd heeft te voorkomen dat er P&B gesteund wordt in landen die belangrijke handelspartners zijn, zoals China en Brazilië, omdat dit de goede relatie zou belasten. Dit zou betekenen dat P&B schadelijk zou kunnen zijn voor onze handelsbetrekkingen. Daar geloven wij niet in. Waarom niet? Omdat de P&B partnerschappen vooral van belang kunnen zijn voor het lokale niveau binnen (alle!) DAC-landen. Daar is het dat de armen het meest last hebben van ineffectieve en corrupte overheden. Maar bedrijven, handelspartners ondervinden daar net zo goed nadeel van. In die zin is er juist geen tegenstelling tussen handel en ontwikkeling. Voor beide is Pleiten & Beïnvloeden nodig.
In augustus organiseert Vice Versa in samenwerking met Wilde Ganzen het Change the Game project een online debat over lokale fondsenwerving en claim-making waar bovenstaande vragen zullen worden meegenomen in de discussie.