Betrouwbare data Sub-Sahara Afrika onmisbaar voor ontwikkeling

Betrouwbare data in Sub-Sahara Afrika blijft zwak, dat blijkt uit het rapport:  Delivering on the Data Revolution in Sub-Saharan Africa van het Center for Global Development (CGD) en het African Population and Health Research Centre (APHRC). De problemen zijn onder meer te wijten aan financiële tekorten en een gebrek aan onafhankelijkheid van nationale statistiekbureau’s. Bovendien kloppen de data vaak niet en wegen de prioriteiten van donoren zwaarder dan nationale prioriteiten. Ook is de data te ontoegankelijk.

Om in Afrika tot een datarevolutie te komen, moeten er onder andere meer fondsen op de juiste plek komen en moeten er onafhankelijke instituties worden opgericht. Veel van de problemen zijn niet technisch van aard, maar politiek gedreven. In plaats van te focussen op meer data, zoals nu vaak het geval is, moet er ook aandacht gegeven worden aan de betrouwbaarheid en kwaliteit van de data, vinden de auteurs.

Belang van betrouwbare data

Het gebrek aan (betrouwbare) data is een belangrijk obstakel voor ontwikkeling. Regeringen hebben de taak om te zorgen voor publieke zaken als gezondheidszorg, veiligheid, pensioenen en meer – maar als zij niet over de juiste data beschikken, is het onmogelijk dat regeringen efficiënt opereren, schrijft Nancy Birdsall, directeur van het Centre for Global Development. Goede data zijn daarnaast belangrijk voor een democratie. ‘Met data kunnen burgers hun regeringen ter verantwoording roepen. Donoren en regeringen kunnen met data hun hulpbronnen zo aanwenden dat het een maximale impact heeft op de levens van mensen. En het zorgt ervoor dat we resultaten kunnen zien van de inspanningen’, aldus Birdsall.

Juist in Sub-Sahara Afrika is verbetering van data zo belangrijk, omdat de ontwikkeling hierin maar langzaam op gang komt. De zogenaamde bouwstenen van nationale statistisch systemen in Sub-Sahara Afrika blijven zwak. Deze bouwstenen, data die van wezenlijk belang zijn voor de berekening van bijna alle grote economische of sociale indicaties, omvat data over geboortes en sterfgevallen; groei en armoede; belasting en handel; ziekte; educatie; veiligheid en land en omgeving.

Slechts elf landen in Afrika hebben te vergelijken data over hetzelfde jaar. Voor andere landen moet teruggegaan worden naar 2005, en in het geval van Botswana zelfs terug naar 1993. Tussen 1990 en 2009 was er in Sub-Sahara Afrika slechts één land dat data had over alle 12 millenniumdoelstellingen. Econoom Morten Jerven zegt in een interview met vox.com dat deze cijfers in Sub-Sahara Afrika in het beste geval incompleet en in het slechtste geval ronduit onbetrouwbaar zijn.

De problemen omtrent data in Afrika zijn veelvuldig, aldus Amanda Glassman van het CGD ‘Sommige fragiele staten hebben helemaal geen data. Andere landen hebben wel data maar die is niet bruikbaar, omdat het bijvoorbeeld geprinte Excel bestanden zijn. Ook komt het voor dat er wel bruikbare data is, maar mensen weten daar niet van. Nog een mogelijkheid is dat mensen afweten van de bruikbare data, maar niet weten hoe ze het moeten gebruiken.’

Jerven: ‘Wij gaan er vaak vanuit dat een cijfer als het bruto binnenlands product (bbp) een objectief feit is, maar dat is niet zo. In een ontwikkeld land is het al complex genoeg om het te berekenen maar dan heb je nog hulpmiddelen zoals de belasting. In een land in Sub-Sahara Afrika is het veel lastiger omdat veel economische activiteiten onvermeld blijven.’

‘Iedereen wil data hebben uit heel Afrika en dat vergroot de onbetrouwbaarheid. Heel veel landen hebben geen data, zoals DRC dat geen data heeft over armoede, gezondheid of inkomen. Ook Soedan en Angola hebben weinig tot geen data. Nu pakken we de data van Ghana, Senegal en Tanzania en veralgemeniseren die trends over het hele continent. De kans dat we misleid worden bij deze statistieken als we daar te veel geloofwaardigheid aan toekennen, is iets om je zorgen over te maken.’

Post-2015

Waar er wel data beschikbaar is, zijn deze vaak gebaseerd op modellen in plaats van betrouwbare vragenlijsten of empirisch onderzoek, en dan worden er ook vaak verschillende methodes gebruikt. Toch worden dergelijke schattingen gebruikt om vooruitgang op het gebied van de millenniumdoelstellingen te meten. Een verschijnsel als moedersterfte, is feitelijk onmeetbaar, stelt het rapport.

Nu de post-2015 agenda wordt ontwikkeld, komt er een momentum voor het ontwikkelen van betere data. Het rapport van de High-Level Panel of Eminent Persons on the Post-2015 Development Agenda roept zelfs op tot een “data revolutie.” Steeds meer internationale donoren houden zich bezig met het bouwen van capaciteit in ontwikkelingslanden om data te verbeteren. Maar er moet nog heel wat gebeuren, zo wordt duidelijk uit het rapport.

De uitdagingen

De werkgroep benoemde in het rapportvier belangrijke obstakels die overwonnen moeten worden om vooruitgang te boeken.

Als eerste hebben National Statistics Offices (NSO’s) beperkte zelfstandigheid en onstabiele budgetten. NSO’s zijn de belangrijkste instituten voor dataproductie in de meeste Afrikaanse landen. Daarom is het belangrijk dat ze in staat zijn om betrouwbare, accurate en onbevooroordeelde data te produceren die niet beïnvloed wordt van buitenaf.  Maar de meeste NSO’s in Afrika zijn beperkt in hun budget en zelfstandigheid zodat ze kwetsbaar worden voor druk vanuit de politiek of andere groepen die belangen hebben bij de data. NSO’s die niet zelfstandig zijn, hebben vaak te weinig budget en worden ook niet genoeg gesteund vanuit de overheid. Hierdoor zijn ze afhankelijk van donoren.

De tweede uitdaging is dat onjuiste motieven leiden tot inaccurate data. In veel lage-inkomenslanden bijvoorbeeld, is er de neiging om te overdrijven hoeveel kinderen er naar school gaan wanneer de overheid of andere donoren hun financiering laten afhangen van die data. In sommige gevallen wordt deze data bewust verkeerd gerapporteerd, maar het kan ook door onkunde onbewust gedaan worden.

De derde uitdaging is dat prioriteiten van donoren domineren over nationale prioriteiten. Donoren spenderen miljoenen aan microgeoriënteerde enquêtes in hun veldwerk en impact evaluaties. Hier komt veel data uit voort die donoren goed kunnen gebruiken, maar waar het land niet altijd wat aan heeft. Bovendien wordt door het verzamelen van deze data fors verdiend door de NSO’s en externe consultants. Zij verdienen vaak in een dag meer dan een overheidsstatisticus in een maand.

De vierde uitdaging is de beperkte toegang en bruikbaarheid van data. Zelfs de beste en meest accurate data is nutteloos als het niet toegankelijk is voor overheden, beleidsmakers, burgers en andere gebruikers. Veel NSO’s en andere overheidsafdelingen zijn voorzichtig met het publiceren van hun data. Daarnaast  hebben ze de capaciteit niet om de data te beheren en publiceren op internationaal niveau. Ook snappen ze niet altijd wat de gebruikers willen en hoe die informatie voor hen toegankelijk te maken. Dit is een groot probleem omdat open data essentieel is om beleid te verbeteren en overheden en donoren verantwoordelijk te houden.

Financier meer en beter

Het rapport noemt verschillende oplossingen om bovengenoemde uitdagingen te overwinnen. Allereerst is het belangrijk dat NSO’s meer en beter gefinancierd worden. Ze moeten minder  afhankelijkheid worden van donoren en betaald worden uit nationale budgetten. Tegelijkertijd moeten donoren wel met meer geld over de brug komen, vinden de auteurs, en deze fondsen moeten flexibel worden aangewend en er moet geëxperimenteerd worden met cash-on-delivery aid.

Zolang NSO’s niet onafhankelijk zijn, en dus kwetsbaar voor de invloed van belanghebbenden, blijft het onmogelijk om goede data te produceren. In het rapport worden drie acties genoemd.

  • Vergroot de functionele autonomie, zodat NSO’s onafhankelijk van de overheid kunnen functioneren en daardoor minder beïnvloed worden door de politiek.
  • Experimenteer met nieuwe modellen, zoals samenwerkingsverbanden tussen overheid en private partners of crowdsourcing om aan moeilijk te verkrijgen data te komen.
  • Zorg voor relaties tussen NSO’s en centrale banken en andere ministeries en overheidagentschappen. NSO’s met te weinig personeel kunnen veel baat hebben bij een samenwerking met de centrale bank van het land. In verschillende ontwikkelde landen, zoals Canada en Nederland, werken NSO’s ook meer samen met centrale banken.

 

 Nauwkeurigheid

In de toekomst moet de prioriteit liggen bij het sterker maken van de data bouwstenen. Dit kan door:

  • Het inbouwen van controlemechanismen in de datacollectie zodat de nauwkeurigheid groter wordt;
  • Het stimuleren van open data. Nationale overheden en donoren moeten alle niet-vertrouwelijke data gratis publiceren in een online formaat dat geanalyseerd kan worden;
  • Het monitoren van vooruitgang en vragen om verantwoording. Maatschappelijke organisaties, inclusief denktanks en ngo’s, moeten de vooruitgang van zowel donoren als de overheid op het gebied van de kwaliteit van data in de gaten houden en evalueren zodat ze beide verantwoordelijk kunnen houden voor resultaten.