Winnaar Simon Jelsma Award Roeland Lelieveld: ‘Ik wilde gewoon naar Kenia voor het avontuur’

 

Oxfam Novib

Roeland Lelieveld (29) won op 5 juni de tweede Simon Jelsma Award met zijn bedrijf Africa Wood Grow (AWG). Volgens de jury gaf Lelieveld met zijn bedrijf een innovatief, duurzaam en inspirerend antwoord op de groeiende voedselproblematiek. ‘Ik liep stage in Kenia en zag dat ze daar niet goed met het land omgaan. Daar wilde ik iets aan veranderen.’

Lelieveld was toevallig net zelf aan het werk in Kenia, waar zijn bedrijf opgericht is, toen hij gebeld werd door Oxfam Novib. Of ze hem mochten nomineren voor de Simon Jelsma Award, genoemd naar de in 2011 overleden oprichter van OxfamNovib.  Lelieveld: ‘Toen ik thuis op de website ging kijken van Oxam Novib zag ik dat ze veel deden met voedsel en klimaat. Ons bedrijf doet dat ook, dus ik had het idee dat we een goede kans maakten om te winnen.’

De droom

In 2005 deed Lelieveld voor zijn hoveniersopleiding een stage in Kenia. Die stage voldeed eigenlijk niet aan de eisen van de opleiding, maar hij besloot het toch te doen. ‘In mijn opleiding heb ik niets geleerd over ontwikkelingssamenwerking. Ik wilde gewoon graag naar Kenia voor het avontuur en omdat ik van de natuur en dieren houd.  Ik deed daar een marktonderzoek over agrarische producten en we keken naar de effecten van ontbossing en erosie. Ik heb het land van een boer in kaart gebracht en onderzocht hoe hij zijn productie zou kunnen verbeteren en verduurzamen.’

Lelieveld werd daar gekoppeld aan een Keniaanse student, Daniel Muvali. De twee kwamen er al snel achter dat ze er niet op een goede manier met het land omgaan. Er was veel ontbossing en erosie. ‘Toen ik het probleem zag wilden Daniel en ik er wat aan doen. Het wordt namelijk alleen maar erger met de groeiende wereldbevolking. Grondstoffen, zoals hout, worden op veel plaatsen schaars en door de verhoogde druk op de markt verdwijnt al het natuurlijke bos. Als we door zelf bos aan te planten die druk kunnen verlichten zal er minder van het waardevolle oerbos gekapt worden.’

‘Eenmaal terug in Nederland moest ik nog een stage doen omdat die in Kenia niet was goedgekeurd, want dat had eigenlijk niets met mijn opleiding te maken.’ Daarna is Lelieveld gaan werken voor een aannemer en ondertussen deed hij onderzoek,  praatte hij met mensen die verstand hadden van het probleem, onder andere professoren in Wageningen, en maakte hij een reis naar Oeganda om te kijken hoe ze daar met hetzelfde probleem omgaan. ‘Daniel uit Kenia kwam in Nederland studeren, in Wageningen, en toen hadden we nog meer tijd om te praten en onze plannen uit te werken.’

Kenia

In augustus 2010 gingen de twee naar Kenia om de gemaakte plannen uit te voeren.  In zes weken zetten ze een bedrijf op, kochten land en materialen, zorgden voor een watervoorziening en namen zes werknemers aan voor een jaar die ze aan het werk zetten. ‘We hadden een begroting van zestienduizend euro gemaakt en uiteindelijk koste alles ongeveer twintigduizend, dat was al mijn spaargeld. Na zes weken gingen we terug naar Nederland en lieten we het bedrijf over aan de vrouw van Daniel, die voor alles zou zorgen.’

In december gingen de twee terug naar Kenia en het project liep met zes mensen die er full time aan werkten. ‘We hebben er onze visie verteld en ze wilden graag meewerken. Onze visie wordt breed gedragen in de omgeving. Als het niet door de lokale mensen wordt gedragen heeft het geen zin om zoiets op te zetten, dan werkt het niet. Ik geef soms presentaties op de lokale school en dan gaan we daarna samen bomen planten met de studenten. Daniel zit in het bestuur van de school en de kerk.’

Duurzaamheid

AWG is een bedrijf dat duurzaam wil ondernemen. Maar leeft zoiets wel bij de bevolking van Kenia? Lelieveld: ‘Bij ons is het een hype, duurzaamheid, dat je anders met de wereld omgaat. Het leeft daar ook wel, maar anders. De bevolkingsgroei is hoog, de mensen leven dicht op elkaar. Veertig jaar geleden gingen de eerste mensen wonen in het gebied waar wij ons bedrijf hebben. Ze zochten een stukje land uit, omheinden het, zochten een vrouw en kregen gemiddeld zeven kinderen. Twintig jaar later deden al die kinderen hetzelfde. Ze hadden daar precies wat ze nodig hadden, hout van de bomen, er waren wilde dieren die ze konden eten en ze gebruikten alles zonder iets terug te geven. Maar nu is alles op. En daarom zien ze wel dat er iets moet veranderen. Dat ze duurzaam -al is dat natuurlijk een westers woord- met de omgeving moeten omgaan.’

AWG heeft nu tienduizend bomen gepland op een gecontroleerde plantage. De medewerkers wonen op het land en er is een omheining, dus mensen kunnen die bomen niet zomaar komen kappen. ‘Natuurlijk zou het kunnen dat iemand er langs komt en denkt: daar staat wel heel veel waarde aan hout, laten we eens langs gaan met een vrachtwagen en een geweer en het weghalen. Om dat te voorkomen stimuleren we boeren in de omgeving om ook bomen te planten. Daardoor wordt dat risico minder hoog. Als er genoeg bomen groeien, wordt de vraag naar hout voldoende beantwoord. De wat rijkere boeren kopen bij ons de jonge boompjes en die planten ze dan op hun eigen land.’

Omdat niet alle boeren daar het geld voor hebben is Lelieveld bezig om een stichting op te zetten in Nederland, zodat hij de armere boeren financieel kan ondersteunen om ook bomen te gaan planten. ‘Na vier jaar merk ik dat er steeds meer mensen om me heen me wel willen helpen met geld. Maar onze visie voor het bedrijf is dat het zichzelf in stand houdt, zonder donaties. Als dat niet lukt dan stoppen we ermee, dan is het gewoon mislukt. Maar tot dusver gaat het goed. Het bedrijf verkoopt jonge boompjes en zelf verbouwd voedsel. Met de opbrengst betalen ze de lopende kosten zoals salaris en voer voor de stieren. Door extra te investeren is er inmiddels een bezoekershuis met zonnepanelen en antennes voor internet.’

‘Die hebben we voor de studenten, zodat ze hun laptop kunnen gebruiken om hun gegevens te verwerken. Op dit moment hebben we Keniaanse studenten die onderzoek doen. Volgend jaar komt er een student uit Wageningen om onderzoek te doen naar houtskool. Je kunt dat onder de grond stoppen. In de regentijd neemt het vocht en nutriënten in zich op, in de droge tijd geeft dat het weer af aan de grond zodat je een langere groeitijd hebt. Daar is nog weinig onderzoek naar gedaan.’

Vakantiedagen

Lelieveld gaat zelf zo min mogelijk naar Kenia. ‘Niet omdat ik het niet leuk vind, maar ik heb een fulltime baan in Nederland. Dus moet ik dit ernaast doen in mijn 25 vakantiedagen per jaar. Ik gebruik mijn salaris om te investeren in Africa Wood Grow. Bovendien wil ik dat lokale mensen zoveel mogelijk doen. Als ik naar Kenia ga kost dat toch al snel 2000 euro. Voor dat geld kan ik twee mensen een jaar betalen, die hun kinderen naar school kunnen laten gaan en gezondheidszorg kunnen betalen.’

En wat gaat hij doen met het prijzengeld van de Simon Jelsma Award? ‘Met het gewonnen geld gaan we meer bomen planten. We hebben recent negen hectare grond erbij gekocht. Het geld is al in Kenia, Oxfam heeft het gelijk overgemaakt naar onze rekening in Kenia.’

Het belangrijkste dat Lelieveld andere jonge wereldverbeteraars wil meegeven is geloof in jezelf. ‘Toen ik uit Kenia kwam en mensen mijn plan vertelde kreeg ik daar vooral negatieve reacties op. “Daar heb je weer zo’n dromer”, en “ja natuurlijk, dat doe je wel even”. Ze namen me niet serieus. Je moet in jezelf blijven geloven. Zelf weet je dat je het kan en als het haalbaar is, moet je het gewoon doen. Luister wel naar de kritische geluiden, want misschien kun je iets van ze leren, maar laat je niet van je doel afbrengen. Ik heb ngo’s wel om hulp gevraagd maar dat wilden ze niet. Er was echt zo’n houding van: wie ben jij nou? Geld kon ik ook nergens vandaan krijgen, daarom ben ik zelf maar gaan sparen. Het heeft me ook veel tijd gekost:  vijf jaar praatten Daniel en ik al over dit bedrijf en toen werd het pas gerealiseerd. Je moet het doel voor ogen houden.’

Dat doel stellen ze langzaam maar zeker steeds verder bij. AWG heeft nu twee stukken land die een eindje van elkaar liggen, maar ze willen dat het hele gebied een bosbouw gerelateerde economie wordt. Met meubelmakers, een houtfabriek en een markt, zodat ze het hele gebied kunnen ontwikkelen. Lelieveld eindigt optimistisch: ‘We hebben het Africa Wood Grow genoemd, niet Kenya Wood Grow.’