
Mogelijk hefboomfonds voor maatschappelijk middenveld
Minister Ploumen gaat de mogelijkheid voor het optuigen van een hefboomfonds voor het maatschappelijk middenveld onderzoeken. Ook zegt zij te bekijken of er op termijn een Theory of Change Conferentie kan worden georganiseerd. Over beide zaken hoopt de minister de Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uiterlijk aan het einde van de zomer te informeren. Dat zei Ploumen donderdag bij het algemeen overleg over het subsidiekader voor maatschappelijke organisaties.
Een bezuiniging van 230 miljoen euro op het budget van ontwikkelingssamenwerking, daar moet wat op gevonden worden. Hoe kan meer worden gedaan met minder, moet Sjoerd Sjoerdsma (D66) zich hebben afgevraagd. De sociaal-liberale woordvoerder heeft al eerder tevergeefs het idee voor het oprichten van een hefboomfonds voor het maatschappelijk middenveld geopperd en besluit zijn plan opnieuw aan Ploumen voor te leggen. Dit keer heeft hij meer succes als hij voorstelt op deze manier extra geld te genereren voor het maatschappelijk middenveld. ‘Als organisaties goed presteren kan iedere euro makkelijk verveelvoudigd worden’, benadrukt hij.
Ploumen heeft best oren naar het plan. Lovend spreekt de bewindsvrouw over een ‘sympathiek idee’ van een ‘sympathieke parlementariër’. ‘Maar’, voegt zij er stellig aan toe, ‘bij het optuigen van een dergelijk fonds moet ik natuurlijk wel veel vertrouwen in de organisaties hebben en moeten zij aantonen resultaten te halen. Het wordt even goed puzzelen en nadenken, maar ik ga ermee aan de slag. Alle suggesties zijn welkom.’ Ze belooft er voor het einde van de zomer op terug te komen.
Vertrouwen
Vertrouwen. Het lijkt het sleutelwoord te zijn tijdens het debat van donderdag. Hoe wordt het geld straks precies verdeeld, willen de commissieleden weten. Komen zij straks niet voor nog meer verrassingen te staan? Aan welke criteria moeten de organisaties voldoen als zij een partnerschap aangaan? Moet de advocacy rol van de partners gericht zijn op de speerpunten van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid? In hoeverre kan de legitimiteit van organisaties en hun vermogen te verenigen en vertegenwoordigen gewaarborgd worden? En raken door de focuslanden de problemen die in hoge- en middeninkomenslanden spelen niet onderbelicht?
Op niet iedere vraag volgt een duidelijk antwoord. Geheel verwonderlijk is dat niet, de onderhandelingen met de toekomstige partners gaan pas volgend jaar van start. Al zegt Ploumen wel toe aan te dringen op een focus op de speerpunten en spreekt zij de verwachting uit dat organisaties ook oog hebben voor problemen buiten de focuslanden. Daar waar het kan doet de minister haar uiterste best om de commissieleden gerust te stellen. Zo zijn Roelof van Laar (PvdA) en Joël Voordewind (ChristenUnie) benieuwd of ondanks de bezuinigingen de bestaande 26 procent van de hulpgelden voor maatschappelijke organisaties gewaarborgd blijft. Ploumen bevestigt dit, ‘juist omdat ze zo goed zijn in het bereiken van de allerarmsten.’ Ook belooft zij dat er geen verandering komt aan het plafond van twintig miljoen per partnerschap, zodat zowel grote als kleine organisaties aanvragen kunnen indienen.
Als Ploumen over de partnerschappen spreekt, lijkt het soms bijna alsof zij het over het aangaan van een (liefdes)relatie heeft. Terloops komt zij hierbij nog met een ontboezeming over haar eigen huwelijk (ze is alleen onder huwelijkse voorwaarden getrouwd – ‘vertrouwen met verstand’) op de proppen. Afgaande op de vele woorden over vertrouwen, elkaar goed leren kennen, ruimte voor elkaars ideeën laten en een zo goed mogelijk partnerschap aangaan, wordt de indruk gewekt dat er ook echt naar een innige relatie tussen beide partijen moet worden toegewerkt.
Tijdsbestek
Dit gevoel wordt nog eens versterkt als de aanmeldingsperiode voor partnerschappen ter sprake komt. Vanuit de gehele commissie klinkt kritiek op de periode van vijf maanden die is uitgetrokken om de aanvragen te beoordelen. Agnes Mulder (CDA) hierover: ‘In september moeten maatschappelijke organisaties hun plan indienen en eind januari wordt een definitieve beslissing genomen. Dat is wel heel erg lang. Stel dat organisaties met hele goede plannen komen, kan er dan niet geschoven worden?’ Sjoerd Sjoerdsma vult hierop aan: ‘Uiterlijk 2015 horen organisaties pas of zij in aanmerking komen voor het partnerschap. Daarna moeten de partijen nog met elkaar onderhandelen. Zo is het financiële plaatje pas heel laat rond.’
Maar volgens Ploumen hoort dat nu eenmaal bij het spel als je het trackrecord en de expertise van de organisaties zo goed mogelijk wilt benutten. ‘Eerst moet goed naar de criteria worden gekeken en vervolgens moet een vertrouwensband worden opgebouwd. Kijken wat je elkaar kunt bieden. Daarom ben ik ervan overtuigd dat dit tijdsbestek juist is. Maar, als we er sneller uit kunnen komen, dan zal ik dat niet nalaten.’
Tot nu toe zijn er van 46 verschillende organisaties ongeveer 500 vragen binnengekomen. Elf van de organisaties stelden hun vragen in het Engels. Een organisaties kan twee keer meedingen naar subsidie. Daarvoor hebben ze twee opties. Een keer als penvoerder en een keer als mede-indiener. Of twee keer als mede-indiener.
In het kader van het opbouwen van de vertrouwensband zijn (opnieuw) Voordewind, Van Laar en Mulder benieuwd of er tegenspraak van de organisaties wordt getolereerd aan de onderhandelingstafel. ‘Kan de minister in bepaalde situaties dwingend tegen organisaties zeggen: nu even niet?’, willen zij weten. Ploumen daarover resoluut: ‘Ik kan mij zo’n situatie niet voorstellen. Dialoog maakt de relatie arbeidsintensiever. Tegenspraak door maatschappelijke organisaties daar en hier moet altijd mogelijk zijn.’
Theory of Change
Gezien de vele woorden over dialogen en goede gesprekken, komt het niet als een verrassing dat Ploumen ook iets voelt voor het voorstel van SP-kamerlid Eric Smaling om een Theory of Change-conferentie te organiseren. Smaling: ‘Daarvoor zou ik echt een vurig pleidooi willen houden. Het is de hoogtste tijd om met verschillende partijen de koppen eens bij elkaar te steken en te spreken over de best mogelijke toekomst voor ontwikkelingssamenwerking. Volgens mij kunnen daar hele nuttige dingen uitkomen.’ Ploumen beaamt dit: ‘Een dergelijke conferentie zou een mooie gelegenheid zijn om met verschillende partijen het denken over ontwikkelingssamenwerking een slag verder te brengen. Volgens mijn info spreken enkele organisaties onder Partos hier al over. Ik zal bij hen even een balletje opgooien en kijken wat we daarvan kunnen leren. Er moet wel een stevig en goed plan liggen voordat er een conferentie georganiseerd wordt’, zegt Ploumen, die hoopt voor het eind van de zomer uitsluitsel te geven.