
‘Investeer in kleinschalige landbouw om landroof tegen te gaan’
ActionAid publiceerde vorige week een uitgebreid en zeer leesbaar rapport over landroof. The Great Land Heist neemt een groot aantal case studies onder de loep over de hele wereld. Het rapport geeft een goed overzicht van het ingewikkelde proces dat landroof is, maar doet ook een aantal frisse aanbevelingen voor beleidsmakers. Het is een uitermate complex en internationaal probleem, maar Barbara van Paassen, beleidsadviseur op het gebied van landrechten bij ActionAid, ziet concrete mogelijkheden om het aan te pakken.
In Nederland, waar we gewend zijn aan grootschalige high techlandbouw is het makkelijk om het belang van kleinschalige boeren te onderschatten. Toch leveren zij samen een reuzenprestatie voor de voedselzekerheid in Zuid-Azië en Sub-Sahara Afrika: 500 miljoen boerenbedrijfjes zorgen daar voor ongeveer 80% van het geconsumeerde voedsel. Wereldwijd wordt de helft van al het voedsel door vrouwen geproduceerd, en in ontwikkelingslanden is dat 60 tot 80% van alle voedselgewassen. Deze cijfers, afkomstig uit diverse VN-rapporten, zeggen veel over het belang van kleinschalige landbouwers.Daarnaast is landbouw in veel gemeenschappen niet alleen een economische activiteit, maar is het ook bepalend voor de manier waarop mensen in sociale en culturele zin samenleven.
Toch is de positie van de kleinschalige boeren en boerinnen niet rooskleurig te noemen. Wetenschappers, activisten en ngo’s hebben de noodklok al vaker geluid voor de kleine boer die in de verdrukking komt. Met name vrouwen zijn kwetsbaar voor landonteigening, omdat ze vaak buiten besluitvormingsprocessen gehouden worden. ActionAid noemt in het rapport een aantal bekend voorkomende – maar daarom niet minder schrijnende – verhalen van boerinnen dievan hun land worden gezet om plaats te maken voor grote bedrijven die commerciële plannen hebben met het land. Compensaties vallen vaak tegen en afspraken worden op termijn lang niet altijd nagekomen. Wat is de drijvende kracht achter wat door organisaties als ActionAid een ‘golf van investeringen’ genoemd wordt?
Landbouwgrond is de nieuwe olie
Fossiele brandstoffen zijn winstgevende goederen, maar wie lucratief zaken wil doen in ontwikkelingslanden en de berichten over de dreigende carbon bubble serieus neemt, gaat tegenwoordig in de landbouwgrond. Met name sinds de financiële crisis zijn mijn-, land- en bosbouwbedrijven in toenemende mate uit op grote stukken land voor commerciële exploitatie. Door de toenemende belangstelling is land ondertussen ook een steeds geliefder object voor speculanten; de prijs kan immers stijgen en land kan later met winst worden doorverkocht.
Veel overheden in ontwikkelingslanden zien noodzaak in grootschalige investeringen. De wereldbevolking groeit – het World Economic Forum (WEF) verwacht dat we de aarde in 2050 met 9 miljard mensen bevolken – en met name in opkomende economieën neemt consumptie snel toe. Het WEF en Aziatisch samenwerkingsverband ASEAN zien in de toekomstige voedselvoorziening een grote rol weggelegd voor het agrarisch grootbedrijf. Vorig jaar maakte de regering van Tanzania bekend dat ze onder de veelzeggende naam Big ResultsNow! (geënt op het Maleisische programma Big Fast Results) zou gaan investeren in 26 suikerrietplantages met een totale oppervlakte van 430,000 hectare. Ter vergelijking: de hele provincie Gelderland is bijna 500,000 hectare. Behalve de geprojecteerde voedselproductie – die vaak niet eens bestemd is voor de interne markt, maar voor export – zijn er meer voordelen voor overheden. Lucratieve verkoop- of leasecontracten leveren geld op, evenals economische activiteit en de daarmee groeiende werkgelegenheid, inkomens en belastinginkomsten.
Tunnelvisie
Op papier zien veel investeringen er goed uit, maar de realiteit blijkt vaak weerbarstig om verschillende redenen. Een eerste, hardnekkig probleem met deze land deals is dat de besluiten op topniveau worden genomen en op basis van beperkte informatie. De landbouwopbrengst is daarbij een leidend criterium, stelt ActionAid in haar rapport. Onder veel investeerders en overheden leeft het idee dat grootschalige commerciële landbouwbedrijven veel productiever zijn dan kleinschalige landbouwers. ActionAid haalt echter veel onderzoek aan dat erop wijst dat met de juiste investeringen kleinschalige boeren en boerinnen juist een hoge output per hectare kunnen halen – en dat ook nog op een duurzamere manier. Het geleidelijk aan laten ontwikkelen van landbouw met als uitgangspunt het verbeteren van de bestaanszekerheid van kleinschalige boeren en boerinnen is in het verleden juist een veel succesvollere manier gebleken om duurzame inclusieve ontwikkeling te bevorderen, stelt Van Paassen.
Een tweede probleem is dat de stukken grond die verhandeld worden bijna altijd al in gebruik zijn – in tegenstelling tot wat investeerders en overheden vaak beweren. Kleinschalige landbouw wordt vaak niet gerekend als werkelijke economische activiteit. Dit leidt ertoe dat beleidsmakers vaak doen alsof ze braakliggende, lege gebieden transformeren tot waardevolle, productieve grond. Zo kan een investering dus lelijk botsen met de al bestaande sociale werkelijkheid in een gebied. Van Paassen:‘De traditionele rechten rond eigendom en gebruik van land zijn vaak niet centraal vastgelegd. De werking van die systemen moet goed in kaart worden gebracht en rechten moeten beschermd worden, anders ontstaan er conflicten wanneer investeerders daar geen rekening mee houden. Maar daarvoor is politieke wil nodig bij regeringen, en die ontbreekt vaak. Toch ligt bij hen de primaire verantwoordelijkheid om landroof te voorkomen.’
Wat is het verschil tussen land deals en land grabs?
Niet alle investeringen in land zijn schadelijk. De Tirana Declaration, een in 2011 tot stand gekomen verklaring vanuit een bijeenkomst van maatschappelijke organisaties en overheden, geeft een leidraad voor wanneer een investering als landroof gezien kan worden. Er is sprake van landroof als, onder andere, bewoners niet met volledige kennis van de gevolgen van de investering toestemming hebben kunnen geven voor de investering. In internationale rechtstermen heet dat Free, Prior andInformed Consent (FPIC). Ook als de initiatiefnemers van de investering nalaten de sociale en milieueffecten van hun activiteiten zo volledig mogelijk in kaart te brengen is er sprake van landroof.
FPIC is een belangrijk internationaal rechtsprincipe. Desondanks – misschien juist daarom – wordt het principe op verschillende manieren inhoudelijk opgevat. Van Paassen: ‘Er is veel discussie over wat FPIC inhoudt, maar voor ons betekent het dat gemeenschappen werkelijk inzicht moeten krijgen in alle kosten en baten van een investering en op basis daarvan akkoord kunnen gaan of niet. In de cases die wij onderzocht hebben worden opbrengsten stelselmatig overschat en risico’s stelselmatig onderschat. Dat heeft ermee te maken dat er vaak alleen naar potentiële landbouwopbrengsten gekeken wordt en niet naar risico’s zoals het verdringen vanlokale voedselproductie door verminderde beschikbaarheid van landbouwgrond. Ook ontbossing en watervervuiling zijn grote gevaren die te weinig erkend worden. Bos en water zijn bronnen waar veel mensen afhankelijk van zijn voor hun levensonderhoud.’
De Tirana Declaration en internationale afspraken zoals de TenureGuidelines zijn ‘een belangrijk begin van de oplossing’, zegt Van Paassen. ‘Internationale richtlijnen krijgen pas effect als ze in nationale wetgeving worden vastgelegd. Daar is diplomatieke druk voor nodig. Noordelijke overheden en organisaties kunnen daar ook een belangrijke rol in spelen.’
Nederland hoort bij de grote jongens
Een belangrijke bron waar ActionAid uit put is de LandMatrix. Deze database – een wereldwijde samenwerking van maatschappelijke organisaties heeft de ambitie om alle landdeals die wereldwijd plaatsvinden te monitoren. De LandMatrix is een megaproject vanwege de schaal waarop de land deals gedocumenteerd worden, maar al helemaal vanwege de tegenwerking die organisaties krijgen bij het vergaren van informatie. Een beperking van de Land Matrix is wel dat er vooral wordt gekeken naar grootschalige landtransacties van meer dan 200 hectare. De schaal is echter niet per se bepalend voor potentiele schade aan milieu en gemeenschappen: er zijn relatief kleinschalige transacties met veel impact, en vice versa. Voor grote transacties geldt hetzelfde.
Wat direct opvalt is dat Nederland een zwaargewicht is onder de landinvesteerders. Landinvesteringen met een gezamenlijke oppervlakte van bijna 1,7 miljoen hectare vonden hun oorsprong in Nederland. De andere landen in de top tien zijn met name grote landen en opkomende economieën (zie figuur). De belangrijkste reden voor Nederlandse bedrijven om grootschalig te investeren in de agrarische sector is de toenemende en door de EU gestimuleerde vraag naar biobrandstoffen. Financiële instellingen als pensioenfondsen zijn ook zeer actief. De vakkennis en belangen van Nederland rond grootschalige landbouw kunnen bovendien een rol bij spelen bij de inzet van veel bedrijven en overheid, zo stelt ActionAid.
Geen individueel, maar een systematisch probleem
Landroof is een uitermate complex probleem. De grootste excessen ervan – ontheemde gezinnen, bodemerosie, vervuilde rivieren – zijn maar al te concreet, maar het vastpinnen van de oorzaken ervoor is in de praktijk lastig. ActionAid stelt dat zowel bedrijven als overheden het vaak nalaten hun verantwoordelijkheid te nemen om schade aan mens en milieu te voorkomen. Soms reguleren overheden het gedrag van bedrijven te weinig en in veel gevallen dragen overheden actief bij aan agressieve landonteigening. Daarbij krijgen investeerders belastingvoordelen en andere riante regelingen, zoals recht op het land voor een termijn van soms wel 99 jaar. Daarbij komt nog dat er een paar stappen zitten tussen de investerende partij en de uiteindelijke plek waar geïnvesteerd wordt. Westerse bedrijven hebben vaak lokale onderaannemers in de arm die de investeringen uitvoeren, waardoor de verantwoordelijkheid op de andere schakel in de keten kan worden afgeschoven. Daarnaast worden institutionele beleggers – waaronder pensioenfondsen – ook aangetrokken door het lucratieve investeringsspel.
Al met al een complex probleem zonder duidelijk begin of einde. Toch ziet Van Paassen een weg vooruit: ‘We moeten kleinschalige landbouw weer hip maken. Armoede wordt veel beter bestreden met arbeidsintensieve, kleinschalige landbouw dan met grootschalige kapitaalintensieve investeringen die zwaar drukken op natuurlijke hulpbronnen. Dat schept duurzame werkgelegenheid, waar in landen met snel groeiende bevolkingen en economieën grote behoefte aan is. VN-rapporten laten zien dat het stimuleren van kleinschalige landbouw vijf keer beter armoede bestrijdt dan groei in andere sectoren. We moeten onze schaarse publieke middelen aanwenden voor een methode waarvan we weten dat die goed werkt.’ Maar ook in het beleid van de Nederlandse overheid biedt handvatten om landroof aan te pakken. ‘Voedselzekerheid is een speerpunt van minister Ploumen. Zij is goed op de hoogte van het belang van landrechten en het tegengaan van landroof. Wel moet het Nederlandse beleid op dit gebied coherenter worden. Zo lang landroof niet systematisch wordt voorkomen is het onverstandig om vanuit Nederland grootschalige landbouw te stimuleren.
Foto: ActionAid