Ploumen maakt beleidskader strategische partnerschappen bekend

Zojuist heeft de Rijksoverheid het nieuwe beleidskader voor strategische partnerschappen bekend gemaakt. Het kader bouwt inhoudelijk voort op de lijn die is ingezet en bevestigt wat in eerdere bijeenkomsten is gezegd. Verder mogen organisaties maximaal 20 miljoen euro aanvragen en een organisatie mag maximaal twee keer indienen: één keer als penvoerder en één keer als mede-indiener.

Opvallend is daarnaast dat de eis van 25 procent co-financiering niet verder is aangescherpt. Tijdens een informatiebijeenkomst dat Buitenlandse Zaken eerder organiseerde over het nieuwe stelsel leek deze eis te worden opgehoogd naar meer dan 40 procent. In het aanvraagstramien staat dat organisaties vanaf 1 januari 2014 tenminste 25 % van de jaarlijkse inkomsten moet halen uit bronnen anders dan Buitenlandse Zaken. Als een van de organisaties uit de alliantie minder dan 25 procent inkomsten verwerft, kan dit gecompenseerd worden door een andere partij uit de alliantie.

Internationale Non-Gouvernementele organisaties, zoals Oxfam International,  komen niet in aanmerking voor de subsidie.

Kritiek

Het document heeft de veelzeggende titel “Samenspraak en tegenspraak”. In het partnerschap hoort dan ook, zoals de minister al had toegezegd in eerdere Kamerdebatten, een kritische houding naar elkaar. Tegenspraak houdt elkaar scherp, schrijft de minister. Uitgangspunt blijft wel ‘de zaak waarvoor beide partijen zich inzetten’, maar, zo schrijft de minister ‘daarbij kunnen zich situaties voordoen waarin niet samen wordt opgetrokken’.

In de brief worden  ‘strategische partnerschappen’ gedefinieerd als ‘een samenwerkingsverband van een (alliantie van) maatschappelijke organisatie(s) en de Minister dat een gezamenlijk strategisch doel nastreeft. Dit doel sluit aan bij de brede agenda van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en past binnen de algemene doelstelling van dit beleidskader.’

De inhoudelijke focus is gerelateerd aan de brede beleidsagenda van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zoals dat verwoord is in de nota “Wat de wereld verdient”. Partners kunnen aansluiten bij ‘elk van de daarin opgenomen onderwerpen’. In de brief is te lezen dat het partnerschap meerwaarde moet bieden en zich moet richten op een strategisch doel dat moeilijk door de afzonderlijke partijen kan worden behaald.

De minister houdt zich het recht voor om,na de selectie van een strategisch partnerschap, toch uiteindelijk geen subsidie toe te kennen als de partijen niet tot overeenstemming over de invulling van het partnerschap kunnen komen.

Terughoudendheid

Wederkerigheid en gelijkwaardigheid staan in het partnerschap centraal: partners kunnen elkaar aanspreken en vragen om bepaalde interventies, of juist vragen om terughoudendheid, ‘als de actualiteit daartoe aanleiding geeft’. Op basis van de actualiteit vindt er regelmatig, actief en open overleg plaats: zowel op het departement als op de ambassade.

Het partnerschap is flexibel: de afspraken worden gemaakt op hoofdlijnen, met daarbinnen de mogelijkheid om te variëren en aan te passen. Afspraken worden op strategisch niveau gemaakt, met daarbij de nodige vrijheid op operationeel niveau. 99 procent van de financiering is subsidie voor het programmavoorstel, 1 % wordt opengehouden om in te springen op actuele ontwikkelingen.

Teugels

Het kader neemt expliciet afscheid van de dienstverlenende rol van ngo’s: ook al erkent de minister dat dienstverlenende activiteiten zijn verbonden met pleiten en beïnvloeden, de dienstverlenende rol zal niet meer worden gefinancierd.

Ngo’s zijn, in de visie de minister, de ‘teugels’ en ‘tegenwichten’ van de maatschappij. De bepleitende en beïnvloedende rol wordt in het kader gebruikt als samenvattende term voor ‘verschillende instrumenten en strategieën die kunnen worden ingezet om onderwerpen op de agenda van politiek en bedrijfsleven te krijgen en/of te houden, met het doel structurele oorzaken van armoede en onrecht aan te pakken en beleid duurzaam te veranderen’. Dit kan lokaal, regionaal, nationaal en internationaal plaatsvinden, dus ook in Nederland zelf. Ook publiekscampagnes en bewustwording van burgers hoort hierbij. Beleidsbeïnvloeding gebeurt niet alleen bij overheidsbeleid of beleid van internationale instellingen als de VN, maar ook bijvoorbeeld bij de raden van besturen van bedrijven.

Centraal in het partnerschap staat capaciteitsversterking van maatschappelijke organisaties en lage- en middeninkomenslanden: zowel in termen van expertise en financieel beheer als het ontwikkelen van kernvaardigheden die nodig zijn om succesvol de lobby and advocacy rol te kunnen spelen.

Beoordeling

In de aanvraag moeten organisaties laten zien dat ze een track record hebben op het gebied van bepleiten en beïnvloeden: ze moeten daar minimaal drie jaar ervaring mee hebben. Minimaal 3 en maximaal 5 casussen moeten worden gepresenteerd waaruit de expertise van de organisatie op dit gebied blijkt.

In de Theory of Change moeten organisaties duidelijk laten zien dat ze een visie hebben op het partnerschap en duidelijke verwachtingen ten aanzien van de rol van de Minister schetsen. Het Track Record en de Theory of Change worden, naast medewerkers van het Ministerie, ook beoordeeld door externe experts.

IATI

 Logframes lijken definitief verleden tijd. Voortaan gebeurt het afleggen van verantwoording conform de IATI-standaarden. In 2018 wordt een onafhankelijke evaluatie opgeleverd en IOB voert in 2019 een overkoepelende evaluatie uit.

Voorstellen kunnen worden ingediend tot 1 september 12:00 uur. Tussen 1 en 30 september volgt een toetsing op drempelcriteria. Besluitvorming over de selectie van partners vindt plaats op 31 januari 2015.

Lees hier de gehele beleidsbrief en de annex met aanvraagstramien.