
Hardnekkige frames
In Ellen Mangnus’ meest recente bijdrage in het nieuwste nummer van Vice Versa, neemt ze hardnekkige frames onder de loep. Volgens haar moet de leidende vraag in de ontwikkelingssector zijn: ‘wat willen we nu eigenlijk zeggen’?
Ik loop met Amadou, een Malinese vriend, door Bamako. Amadou beantwoordt aan het cliché wat een Burkinabé me ooit schetste: ‘Les Maliens veulent se montrer.’ Malinezen willen zichzelf graag laten zien. Hij draagt een skinny jeans met hippe gympen en uit zijn schoudertasje steekt nog net zijn iPad. Die heeft hij tijdens een vakantie in Frankrijk gekocht. We lopen een winkel binnen en de eigenaresse vraag hem iets in het Bambara. Ja, ik heb het goed gehoord: ‘Of ik voor haar ook een iPad wil kopen?’
Ik kan er zo moe van worden. Als ze al niet denken dat ik bulk van het geld, dan verwachtten ze wel dat ik met een knipoog het bed in te krijgen ben. Westerse vrouwen zijn nu eenmaal ‘makkelijk’. Tijdens een half jaar verblijf in Mali, wordt ik iedere dag weer geconfronteerd met het beeld wat Malinezen van Europeanen hebben. Soms praat ik hun stigmatisering goed en baal ik van mede-Europeanen die het beeld van de wandelende portemonnee bevestigen. Zij rijden immers rond in exorbitante auto’s, wonen in villawijken en doen boodschappen in te dure supermarkten.
En ach, die Malinese vrouw, zij kan er misschien ook niets aan doen dat ze de Europese werkelijkheid niet kent. Misschien heeft zij geen internet, zoals jongere Malinezen, die 24/7 op Facebook zijn. Of misschien heeft zij geen familie in Frankrijk wonen, zoals zo veel van haar landgenoten, die dondersgoed zouden moeten weten dat het bij ons geen iPads regent. Mijn antwoord – ‘Niet alle Europeanen hebben veel geld’ – zal haar beeld ook niet genuanceerder hebben gemaakt. Een blanke wordt in Mali gewoon snel geassocieerd met geld, seks en arrogantie. Maar dan de Chinees, die heeft het helemaal zwaar te verduren. Sinds Chinezen aan de weg van Bamako naar Segou werken, zouden er in Mali bijna geen honden meer zijn.
Dansende negers
Beeldvorming is hardnekkig en wordt gevoed door generalisaties en stereotypen. Dat realiseert ook de ontwikkelingssector zich. Al maanden woedt er zowel in Nederland als in het buitenland een hevige discussie over beelden en frames die ontwikkelingsorganisaties gebruiken in hun communicatie. Men pleit voor ‘reframing’, want de wijze waarop specifieke doelgroepen en Afrika in het algemeen worden afgebeeld, is niet langer wenselijk. Het vermoeden bestaat dat de beelden hebben bijgedragen tot stigmatisering. De gemiddelde Nederlander denkt bij Afrika toch vooral aan één grote savanne met olifanten, modderhutjes en honger. Of gezelliger: dansende negers, want ze zijn daar toch zo ritmisch?
‘Hongerbuikjes en vliegen in hun ogen, dat kan écht niet meer!’ zegt de één daarom. Maar: ‘Kinderen met hongerbuikjes zijn net zo goed onderdeel van de werkelijkheid in Afrika als levenslustige ondernemers dat zijn, waarom willen we alleen die laatsten tonen?’ vraagt de ander. ‘Zielige beelden leveren toch echt het meeste geld op’, piept de fondsenwerver er tussendoor. Heeft hij gelijk of zou een meer positieve en realistische beeldvorming de sector juist weer in een opwaartse spiraal kunnen krijgen? De discussie hoe die verandering plaats moet vinden is nog niet beklonken, bleek in januari ook tijdens het Reframing-debat van Vice Versa en Wilde Ganzen.
Wat is werkelijkheid?
De huidige discussies lijken gevoed te worden door de vraag: wat is werkelijkheid, en hoe mogen we deze vervolgens verbeelden om een doel te realiseren? Die eerste vraag is al sinds mensenheugenis gesteld. In de Griekse oudheid was men er al mee bezig. De sofisten, een grote groep onder leiding van filosoof Protagoras (490-420 voor Christus), waren van mening dat de werkelijkheid niet bestaat. Protagoras stelde dat er geen ‘goddelijke’ positie bestaat van waaruit de waarheid objectief kan worden vastgesteld. Volgens hem kan de werkelijkheid om ons heen op heel veel verschillende manieren beoordeeld en gewaardeerd worden. Mensen registreren niet zomaar hun omgeving, maar interpreteren die ook. En die interpretaties zijn afhankelijk van de context en de heersende tijdgeest. Het beeld dat we hebben van de werkelijkheid is aan tijd en plek gebonden.
Een belangrijke huidige denker op het gebied van beeldvorming en menselijk handelen is de Amerikaanse linguïst George Lakoff (1941). Lakoff zegt dat mensen denken in metaforen, beelden en emoties. We redeneren voor 98 procent onbewust. De ratio speelt maar in 2 procent van onze handelingen een rol. We laten ons dus hoofdzakelijk leiden door emoties. Frames spelen daarin een belangrijke rol. Een frame is een mentale structuur die we gebruiken om onze gedachten te ordenen.
We interpreteren er de werkelijkheid mee en zoeken daar beelden bij. Framing is eigenlijk een antwoord op dit gegeven. Framing betekent dat een boodschap in strategisch gekozen woorden en beelden gegoten wordt, om lezers of kijkers ergens van te overtuigen. Journalisten framen wanneer ze nieuws maken, en politici gebruiken framing bij het verkondigen van hun standpunten. Hoe vaker een frame wordt herhaald, hoe groter de impact op het publiek, dat het frame uiteindelijk overneemt. Met emotie worden mensen makkelijker in een bepaald denkraam gelokt. Maar framing is meer dan marketing of een poging om mensen strategisch een bepaalde weg in te duwen. Framing is juist gebaseerd op moraliteit, stelt Lakoff. Het dient om waarden en principes te communiceren. Op basis daarvan proberen organisaties mensen te bereiken. Mensen associëren zich namelijk met de waarden die een organisatie uitdraagt. Op lange termijn zullen zij altijd door oneerlijke frames heen prikken.
Wat willen jullie zeggen?
Volgens mij zou dat gegeven het uitgangspunt moeten zijn om de vraag ‘Hoe reframen we internationale samenwerking?’ te beantwoorden. Adriaan Kauffmann zei het in december al zo mooi op ViceVersaOnline.nl: de aandacht in het debat ligt nu vooral op positieve communicatie, maar dat interesseert het publiek niet. Voor het publiek is het juist belangrijk om te zien dat organisaties eerlijk en transparant te werk gaan. Dat ze het eens zijn met de uitgangspunten.
In plaats van te discussiëren over welke werkelijkheid de echte is (die van de hongerende of de ondernemende Afrikaan) of over hoe die dan verbeeld mag worden (zoals de doelgroep dat zelf wil of zoals de fondsenwerver denkt dat die het meest opbrengt om vervolgens de doelgroep te helpen), zou er eerst onderzocht moeten worden: welke waarden wil een ontwikkelingsorganisatie uitdragen? Vervolgens komt dan het onderzoek: met wat voor beelden kan dat in deze tijd het beste?
Het is inherent tegenstrijdig om te beweren dat de huidige campagnes en communicatie geen eerlijk beeld van de werkelijkheid geven. Een beeld is immers altijd een interpretatie van een werkelijkheid. Hoe je het ook wendt of keert, wij interpreteren de situatie in Afrika en schetsen daar een beeld bij waarmee we iets over onszelf willen zeggen. Mijn vraag aan ontwikkelingsorganisaties is daarom: wat willen jullie zeggen?