
Open Data: geen weg meer terug
Open data: er is geen weg meer terug. Maar wat is open data precies? Tot welke inzichten kunnen open data leiden? Wat zijn de mogelijkheden voor de ontwikkelingssector en wat zijn ook de beperkingen? In het open data dossier geeft Vice Versa een antwoord op deze vragen en laat de praktische toepassing ervan zien. Vandaag de aftrap over het hoe en wat – en vooral het waarom van open data.
Transparant zijn in de vorm van dikke rapporten is niet langer genoeg. Alle data moet open: dan pas is de sector echt transparant, zo klinkt het. Tijdens het Smart-Aid debat, dat gehouden werd op de Vice Versa website najaar 2012, zetten experts van binnen en buiten de sector al een aantal voor- en nadelen van open data op een rij. Al waren zij het niet op alle punten met elkaar eens, over één ding was geen twijfel mogelijk: er is geen weg meer terug.
Maar hoe zit het nou precies met open data? Wat zijn het? Hoe werkt het? En wat zijn de afwegingen voor ontwikkelingsorganisaties om data wel of niet als open data te publiceren? In de komende weken zal Vice Versa op onderzoek uit gaan en deze en meer vragen voorleggen aan experts en practitioners.
Wat zijn open data?
Open data zijn vrij beschikbare data en mogen door iedereen gebruikt en gepubliceerd worden. Het idee achter open data ligt dan ook dicht bij het idee van het al langer bestaande concept open source. ‘De gangbare ethiek is dat je kennis en informatie met elkaar moet kunnen delen, zodat we met elkaar verder kunnen bouwen’, aldus Rolf Kleef, open data expert en medeoprichter van Open for Change. Het idee hierachter is dat de maatschappij als geheel voordeel heeft bij het ongehinderd delen van kennis, bijvoorbeeld omdat er geen dubbel werk meer wordt gedaan en kosten om de auteursrechten te beschermen komen te vervallen.
Maar het idee van open data gaat verder dan dat. Open data zijn ruwe, machine-leesbare data die gelezen kunnen worden door een computerprogramma. Zo zijn er al een aantal apps en programma’s ontwikkeld – en nog velen in ontwikkeling – die open data visualiseren in mooie infographics. Zo wordt de data voor iedereen inzichtelijk. Dit is een groot verschil met de manier waarop data nu vaak beschikbaar zijn. ‘Nu kan ik in korte tijd data van een paar honderd organisaties bijeen schrapen en naast elkaar leggen. Vroeger zat je daar dagenlang documenten voor bij elkaar te zoeken’, vertelt Kleef.
In de ontwikkelingssector is er een internationaal standaard ontwikkeld waarin open data gepubliceerd kunnen worden: de IATI standaard. Het International Aid Transparency Initiative (IATI), de organisatie achter de standaard, is ontstaan uit een internationaal initiatief van verschillende stakeholders en gelanceerd tijdens het Forum over Hulpeffectiviteit in Accra in 2008. Overheden en organisaties uit verschillende landen publiceren al volgens de IATI-standaard. Door het standaardiseren van de manier waarop open data gepubliceerd worden, kunnen data van verschillende organisaties vergeleken worden.
Nieuwe inzichten
‘Het inzichtelijk maken van hulp is voor iedereen belangrijk’, meent David Hall-Matthews, directeur van Publish What You Fund, een in Londen gestationeerde ngo die strijdt voor meer en betere informatie over hulp. ‘Niet alleen voor donoren om inzicht te verwerven in de activiteiten van de organisaties die ze steunen, het verhoogt ook de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking in het algemeen. Wanneer organisaties transparanter werken, weten de medewerkers binnen organisaties ook beter wat de eigen organisatie doet.’
Maar niet alleen intern kan dit efficiëntie en beleidsverbeteringen bewerkstelligen. ‘Organisaties kunnen ook efficiënter samenwerken met anderen omdat ze zien waar de ander mee bezig is’, legt Hall-Matthews uit. ‘En door alles naast elkaar te leggen kun je zien wat wel en niet werkt.’
Annemarie Heemskerk, manager Kennis & Effectiviteit van Partos en verantwoordelijke voor het Partos Open Data programma, beaamt dit. ‘Naarmate er meer data beschikbaar komt, kun je door de verschillende datasets te combineren zien welke organisaties betere resultaten boeken dan de andere, welke interventie daaraan ten grondslag heeft gelegen en wat dus effectiever zou kunnen zijn. Neem bijvoorbeeld data over schoolprestaties. Dat zegt iets over onderwijskwaliteit. Als je die data naast interventiedata legt, kun je zien welke interventies het meest succesvol zijn in het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Daarnaast ontstaan er nieuwe inzichten door het combineren van datasets en levert het dus ook nieuwe kennis op. Als je bijvoorbeeld de armoedecijfers combineert met de data van geldstromen, dan zou je kunnen zien dat de geldstromen niet per se naar die regio’s gaan waar de meeste armoede is. Zo kunnen gaps in de interventiegebieden worden geïdentificeerd.’
Een goed voorbeeld waar het simpelweg visualiseren van data al tot nieuwe inzichten kan leiden is het werk van Hans Rosling. Rosling is medeoprichter en directeur van Gapminder, een organisatie gewijd aan het ontmaskeren van mythes met behulp van data. De bekendste visualisatie van Rosling laat in 4 minuten tijd data zien van 200 landen over 200 jaar.
In één van zijn TED-talks geeft hij meerdere voorbeelden waarin hij met data aantoont dat een aantal hardnekkige ideeën die heersen over ontwikkelingslanden niet waar zijn. Zo laat hij zien dat er bijna geen kloof meer bestaat tussen arme en rijke landen als het gaat om levensverwachting en aantal kinderen per vrouw: de laatste decennia is de levensverwachting van het gros van de landen sterk omhoog gegaan en het aantal geboortes per vrouw gedaald.
Media zijn de laatste jaren ook steeds meer met data aan de slag gegaan. Zo heeft NU.nl een datablog en heeft The Guardian zelfs een hele afdeling van hun website ingericht voor verhalen op basis van ontwikkelingsdata. Onlangs lieten journalisten van de Britse krant nog zien dat een groot deel van ontwikkelingshulp in de donorlanden zelf blijft.
Bron: The Guardian
Feedbackloop
Nieuwe inzichten zijn niet de enige voordelen. ‘Het is belangrijk dat burgers over de hele wereld weten wat er met hulpgeld gebeurt, waar het naar toe gaat en wat de resultaten zijn. Dat is niet alleen belangrijk voor burgers hier, maar ook voor burgers en overheden in ontwikkelingslanden’, vertelt Hall-Matthews.
Heemskerk ziet de burgers uit het Zuiden zelf ook als bron van informatie. ‘Wanneer er data beschikbaar zou zijn uit het Zuiden en ze daar een mening geven over een project, krijg je een feedbackloop waarin een project verbeterd kan worden aan de hand van de gegeven meningen. Dat zegt ook weer iets over de resultaten van je interventie.’
Heemskerk ziet op de lange termijn nog meer voordelen aan het publiceren van open data voor ontwikkelingsorganisaties. ‘Idealiter wordt in de toekomst één dataset gebruikt voor de verschillende rapportages naar donoren toe. Donoren kunnen dan zelf uit de dataset halen wat ze willen weten. En uiteindelijk kan de data ook voor de communicatie op de eigen website van organisaties gebruikt worden. Neem Cordaid als voorbeeld. En als alle organisaties binnen een keten open data publiceren, kunnen de geldstromen en resultaten veel beter gevolgd worden.’ Hierdoor wordt de transparantie nog verder verbeterd en de eerder genoemde voordelen uitvergroot.
Kritiek
Nog niet iedereen is echter overtuigd van de voordelen van open data. ‘Sommige organisaties zijn bang voor kritiek, vooral van journalisten, wanneer zij hun data beschikbaar maken voor iedereen. Maar journalisten zijn juist kritisch wanneer de data niet beschikbaar is, dus dat is een onterechte angst’, meent Hall-Matthews. ‘En soms zijn er veiligheidsoverwegingen, bijvoorbeeld in een situatie zoals in Soedan, waarbij de veiligheid van de medewerkers en de doelgroep in het geding zou kunnen zijn bij het openen van de data.’
Heemskerk is het ermee eens. ‘In Oeganda weet je nu dat homoseksualiteit verboden is, maar er zijn andere landen waar de situatie om kan slaan. Als de data dan al beschikbaar zijn, heb je die niet zomaar weer teruggehaald. Je moet dus altijd voordat je data publiceert van tevoren goed overwegen wat de eventuele risico’s zijn.’
Volgens Kleef wordt over gevoelige zaken waarbij de veiligheid in het geding kan komen nog te weinig nagedacht. ‘We hadden op het Open Development Camp in november 2013 een paar sprekers die het hier over hadden en dat was veel aanwezigen toch nog wel een eye-opener. Veel organisaties hebben ook geen privacy policy. En al staat er in de gegevens die de organisatie publiceert misschien geen informatie waaruit personen af te leiden zijn, in combinatie met andere bronnen, die nu wijd beschikbaar zijn op internet, zouden personen wel afgeleid kunnen worden.’
Daarbij komt dat data worden niet altijd op een goede manier gebruikt worden en veel autoriteit toegekend krijgt. Zo blijkt Fox News data vaak zo te presenteren dat een onachtzame kijker flink in de maling wordt genomen.
Afbeelding gebruikt door Fox News. Het laatste cijfer van de reeks is ook het laagste cijfer van de reeks. Dat deze bijna op één lijn ligt met veel hogere cijfers, suggereert manipulatie om een bepaald idee te creëren bij de kijker.
Nederland scoort niet slecht
De laatste jaren is er vooruitgang te zien in de manier waarop donoren hun data publiceren. ‘Wereldwijd gezien doen de koplopers met betrekking tot transparantie het nu goed. Zo zijn we erg onder de indruk van de prestaties van Dfid’, meent Hall-Matthews. Dfid is niet alleen transparant, maar maakt hun data ook toegankelijk en traceerbaar via hun development tracker. Nederland hoort echter niet bij de kopgroep, maar doet het volgens Hall-Matthews ‘redelijk’.
Rolf Kleef verduidelijkt. ‘Dit komt doordat het publiceren van open data gefragmenteerd gebeurt. Buitenlandse Zaken heeft IATI vroeg opgepakt en was de vijfde organisatie wereldwijd die volgens de standaard publiceerde, maar de meeste andere open data projecten van de overheid worden vanuit Binnenlandse Zaken gedaan. Dat zijn twee heel verschillende organisaties die daar weinig met elkaar over communiceren.’
Twee weken geleden kondigde het ministerie aan dat IATI verplicht zal gaan worden in het nieuwe subsidiekader voor Nederlandse ngo’s. Kleef: ‘Tot nu toe zijn het vooral ngo’s die er zelf iets in zien die hebben geëxperimenteerd met open data. Cordaid bijvoorbeeld timmert behoorlijk aan de weg. Hivos aan de andere kant ondersteunt wel veel platforms in andere landen, maar zij doen er zelf niet veel mee. In Groot-Brittannië is het al een tijd verplicht, daar zijn dan ook veel meer organisaties die in IATI publiceren. Een heleboel hebben het gewoon gedaan omdat het moest en plukken misschien niet alle voordelen van het in IATI publiceren.’
Maar Heemskerk denkt niet dat dit in Nederland zal gebeuren. ‘Het ministerie, Partos en Open for Change zetten juist in op de meerwaarde van het publiceren van open data voor de effectiviteit van de eigen organisatie en de sector als geheel. De inzet is om hiermee daadwerkelijk ook meer mee te gaan doen.’
Paradigmaverandering
Het publiceren van Open Data moet niet gezien worden als een losstaande actie, maar is deel van een ware paradigmaverandering, meent Rolf Kleef. ‘In 2009 zijn we met een groep mensen bij elkaar gaan zitten en dat is uiteindelijk Open for Change geworden, een netwerk van mensen die allerlei mogelijkheden zien in wat er met internet en mobiele telefonie mogelijk is om een andere manier van ontwikkelingssamenwerking te creëren’, vertelt hij. ‘In het begin ging het vooral over open data, nu gaat het meer over open development. Open data is een instrument en is onderdeel van open development, open development zien wij als de paradigmaverandering. De rol van grotere organisaties als platform is achterhaald. De nieuwe rol voor ontwikkelingsorganisaties ligt dan in het faciliteren van en kennis hebben over wat werkt en wat niet. Dat is de cultuurverandering die er plaats moet vinden en dat kost tijd.’
Dat het lastig is resultaten als data te publiceren, gaat er bij Kleef niet in. ‘Je kan mij niet vertellen dat je gewoon maar wat doet en hoopt dat het werkt. Je gaat toch ergens op letten om te zien of wat je doet ook effect heeft? En de discussie over waar je dan op gaat letten, die mag van mij wel wat verder komen. Open data zorgt er voor dat je daarmee wel verder moet komen. Daarmee dwing je organisaties er toe om beter na te denken over wat voor effect ze hebben.’ Hall-Matthews gaat het een stap verder: ‘Het openbaar maken van hulpgeld is slechts een goed beginpunt. Open data is de toekomst.’
Volgende week een uitgebreid artikel over de IATI standaard.
Kom ook naar de conferentie over open data, georganiseerd door Coolpolitics, Utrecht Data School en Vice Versa op 27 mei!