De allerarmsten moeten ook meedoen

‘Een nieuwe, radicale stap in het denken over ontwikkeling komt vanuit een onverwachte hoek. Niet vanuit de overheid of een ontwikkelingsorganisatie, maar van een zakenman’, aldus Ton Dietz, directeur van het Afrika Studie centrum tijdens de lezing ‘Leave no one behind’ die gisteren in Leiden werd georganiseerd. Dietz refereert hier aan een recent uitgekomen rapport van het High Level Panel van de VN waarin expliciete aandacht wordt besteedt aan de allerarmsten: een groep die tot nu toe weinig heeft kunnen profiteren van de economische ontwikkelingen.

Ruim dertig professionals van diverse Nederlandse ngo’s, bedrijven en overheidsinstellingen zijn bij elkaar gekomen voor de eerste bijeenkomst van een serie lezingen en workshops onder de naam ‘Leave no-one behind’. De initiatiefnemer is de werkgroep Sociale Inclusie van branchevereniging Partos. Het doel van de serie is om tot betere ideeën en methoden te komen om de allerarmsten te betrekken bij duurzame economische ontwikkelingsinterventies.

Niemand wordt achtergelaten

Dietz leidt de bijeenkomst in met een uitgebreide update over de stand van zaken in de wereldwijde OS-sector als het gaat om inclusieve ontwikkeling en visie post 2015 – het jaar dat de Millennium Development Goals aflopen. Het rapport van het eerder genoemde High-Level Panel staat bol van ambitie: de intentie is niets minder dan de ideeën ontwikkelen waarmee extreme armoede voor het jaar 2030 volledig kan worden uitgebannen. Dietz zegt dat het vernieuwend is dat een rapport als dit zo expliciet aandacht besteedt aan de belangen van economisch kwetsbare groepen, zoals gehandicapten, jongeren en vrouwen. Als het gaat om het betrekken van partijen bij ontwikkelingsinterventies noemt het rapport eerst deze groepen, en later pas bedrijven, kennisinstellingen en private donoren. ‘De volgorde doet er toe in een rapport als dit. Het zegt veel over welke groepen de schrijvers belangrijk vinden’,  aldus Dietz.

Tijdens de pauze schetst de directeur een ruwe verdeling van inkomensgroepen op een vel papier. Hij wijst naar het gebied dat de lagere middenklasse voorstelt. ‘Deze mensen gebruiken al af en toe waspoeder van Unilever. Dat bedrijf heeft er belang bij dat die mensen dat vaker gaan doen.’ Gaat het Unilever primair om het veroveren van een grotere afzetmarkt? ‘Ja, maar daar is niets mis mee.’ Volgens Unilever directeur Paul Polman is er geen reden om pessimistisch te zijn over het bestrijden van extreme armoede. Ondanks dat het met de MDG’s lang niet vlekkeloos is verlopen is er een duidelijke daling zichtbaar van mensen die van minder dan 1,25 dollar per dag moeten leven sinds de jaren ’90, zowel relatief als in absolute aantallen.

Percepties van armoede

Dietz gaat ook in op een aantal resultaten van recent onderzoek. Op aanvraag van de ngo’s Woord en Daad, ICCO en Prisma is het ASC vijf jaar geleden begonnen de methode van Participatory Assessment of Development (PADev) te ontwikkelen. Deze onderzoeksmethode kan inzicht geven in hoe armoede en ontwikkeling beleefd worden door verschillende groepen mensen in een gegeven gebied.

Een aantal interessante verhalen over het nut van deze methode komt uit Daboya, een geïsoleerd dorp in het noorden van Ghana. De resultaten van onderzoek ter plaatse laten zien dat de diverse sociaal-economische groepen heel verschillend denken over armoede en ontwikkeling, en vooral ook over welke factoren daar een belangrijke rol in spelen. Boeren lijken meer waarde te hechten aan goede wegen en overheidsfunctionarissen aan goed onderwijs. ‘Het is een onderzoek naar hoe groepen denken over armoede. Het toont niet of iets wel of niet klopt, maar laat zien hoe verschillend er gedacht wordt’,  legt Dietz uit.

De methode biedt geen pasklare oplossingen, maar kan wel inzicht geven in de beleving van armoede door mensen in ontwikkelingslanden. Zo merken onderzoekers dat de allerarmsten zich vaak belemmerd voelen om naar bijeenkomsten van ngo’s te gaan omdat ze geen schoenen hebben: een heel zichtbaar kenmerk van armoede, waar ze zich voor schamen. Dietz sluit af met een niet mis te verstaan advies: ‘Accepteer niet dat de allerarmsten niet betrokken raken bij een project. Steek er middelen en energie in om ze actief te betrekken. Het kan lang duren en misschien is het minder effectief dan gehoopt, maar het is noodzakelijk. Trek je niets aan van de eisen van kortzichtige donoren die na twee jaar al aantoonbare resultaten willen zien, zoals het lopede Nederlandse MFS-programma.’ Voor een aantal aanwezigen is het herkenbaar. Willeke Kempkes (ICCO): ‘Zeer arme mensen horen vaak al generaties lang tot buitengesloten groepen. Er kan zo maar een generatie overheen gaan voor ze blijvend betere perspectieve hebben.’ Er wordt instemmend geknikt in de zaal.

Verdere discussie

De aanwezigen van het seminar laten zich in het uur dat volgt door historicus en socioloog Marco van Leeuwen bijpraten over de rol die sociale vangnetten hebben gespeeld in Nederland van de 16de eeuw tot nu. Van Leeuwens uiteenzetting bestrijkt de maatschappelijke actoren zoals gildes en kerken tot aan de bijstand zoals we die nu kennen. ‘De Nederlanders zijn er historisch gezien heel erg goed in geweest om een groot deel van de allerarmsten economisch gezien niet buiten de boot te laten vallen.’

In de afsluitende discussie bespreken de vertegenwoordigers van ngo’s de manier waarop allerarmsten betrokken kunnen worden bij ontwikkelingsdoelstellingen. De aanwezigen zijn het er over eens dat het belangrijk is het zelfbeeld en de eigenwaarde van de allerarmsten te versterken, omdat dit voor veel van hen duurzame betrokkenheid bij ontwikkelingsprocessen in de weg staat.

De eerste sessie van de serie ‘Leave no-one behind’ vond plaats na afloop van deze bijeenkomst. Organisaties die geïnteresseerd zijn kunnen hier meer informatie vinden.