
Onderwijs in ontwikkelingslanden: prestaties, potentie en pecunia
Teaching and Learning: Achieving quality for all, zo heette het rapport dat eind januari door UNESCO werd gepubliceerd. De lancering in Nederland vindt donderdag 27 februari plaats in een prachtige schuilkerk, de Gertrudiskapel in Utrecht. De Global Campaign for Education heeft een mooi programma samengesteld voor deze publieke bijeenkomst. Maar wat staat er nou in dat rapport? Evert-Jan Brouwer, politiek adviseur bij Woord en Daad, haalt een paar krenten uit de pap. Hij schetst eerst de uitdagingen op het terrein van onderwijs. Dan laat hij iets zien van de uitwerking van onderwijs op andere terreinen. Om af te sluiten met het vraagstuk van de financiering van onderwijs.
Elk jaar komt het EFA Global Monitoring Report van UNESCO met een vuistdik rapport over onderwijs in ontwikkelingslanden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft verschillende jaren de totstandkoming ervan financieel mede mogelijk gemaakt. Dit jaar doen ze dat voor het laatst. In elk rapport staan de zes Education for All-doelen centraal. Deze doelen zijn in 2000 overeengekomen. Je kunt ze zien als complementair aan of een specificatie van de Milenniumdoelen 2 (gratis basisonderwijs voor alle kinderen) en 3 (gelijkheid voor vrouwen en meisjes).
Onderwijs in ontwikkelingslanden – Nog een weg te gaan
Doel 1: Breid kleuteropvang en –onderwijs uit: Ondanks voortgang hebben teveel kinderen hier nog steeds geen toegang toe. In 2012 had 25% van kinderen onder de vijf een ontwikkelingsachterstand. In 2011 had ongeveer de helft van alle kinderen toegang tot de kleuterschool. In Sub-Sahara Afrika was dit slechts 18%.
Doel 2: Bevorder gratis en verplicht basisonderwijs voor iedereen: Dit doel wordt in 2015 waarschijnlijk lang niet gehaald. Het aantal kinderen buiten school was in 2011 wereldwijd 57 miljoen. De helft daarvan woonde in door conflict getroffen landen. In Sub-Sahara Afrika maakte slechts 23% van de arme meisjes in rurale gebieden de basisschool af. Als de huidige trend doorzet, zal universeel basisonderwijs in ontwikkelingslanden voor de jongens uit de rijkste bevolkingsgroepen in 2021 bereikt worden; voor de armste meisjes wordt dat doel pas bereikt in 2086.
Doel 3: Bevorder cognitieve vaardigheden en ‘life skills’ bij jongeren en volwassenen: Veel adolescenten missen de zogenaamde ‘foundation skills’ (w.o. lezen, schrijven en rekenen) die in het lagere voortgezet onderwijs opgedaan moeten worden. In 2011 gingen 69 miljoen adolescenten niet naar school. Wanneer we dat vergelijken met de situatie in 2004, zien we in tien jaar tijd nauwelijks verbetering. In lage-inkomenslanden maakt 37% van de adolescenten het lagere voortgezet onderwijs af. Bij de allerarmsten uit deze groep is dat slechts 14%. Als de trend zo doorzet, zal afronding van het lager voortgezet onderwijs voor meisjes uit de armste gezinnen in Sub-Sahara Afrika pas in 2111 een realiteit zijn.
Doel 4: Werk aan alfabetisering van volwassenen: Geletterdheid van volwassenen is nauwelijks vooruitgegaan. In 2011 waren er wereldwijd 774 miljoen ongeletterde volwassenen, een relatieve afname van nog niet 1% ten opzichte van 2000. De voorspellingen zijn dat dit aantal langzaam zal dalen naar 743 miljoen in 2015. Bijna tweederde van de analfabeten is vrouw. Volledige geletterdheid is, bij gelijkblijvende vooruitgang, voor de armste jonge vrouwen uit ontwikkelingslanden haalbaar in 2072.
Doel 5: Streef gelijke onderwijstoegang voor jongens en meisjes na: Genderongelijkheid is er nog in veel landen. Ook al had men destijds verwacht dat gendergelijkheid in 2005 bereikt zou zijn, in 2011 had slechts 60% van alle landen dit doel bereikt in het basisonderwijs en 38% in het voortgezet onderwijs.
Doel 6: Verbeter de kwaliteit van het onderwijs: De slechte onderwijskwaliteit in veel landen heeft tot gevolg dat miljoenen kinderen de noodzakelijke basisvaardigheden niet leren. Het gaat om zo’n 250 miljoen kinderen wereldwijd, ook al heeft de helft van hen minstens vier jaar op school gezeten. De jaarlijkse kostenpost van dit onderwijsfalen wordt op zo’n $129 miljard geschat. Investeren in goede docenten is hard nodig: in een derde van de landen wordt nog geen 75% van de basisschooldocenten opgeleid volgens nationale standaarden. En in evenveel landen is de uitdaging om bestaande docenten te trainen groter dan die van het werven en trainen van nieuwe docenten.
Als je de cijfers in het GMR rapport op je in laat werken, zie je dat er zeker wel vooruitgang is geboekt. Maar zoals bovenstaande duidelijk maakt, is onderwijs nog steeds een geweldige uitdaging voor de komende jaren. Waar het vorige Global Monitoring Report inzoomde op vervolg- en beroepsonderwijs zodat jongeren later in staat zijn om goed werk te doen, ligt de focus in het nieuwste rapport op het belang van kwalitatief goede docenten.
Onderwijs in ontwikkelingslanden – Enorme potentie
Onderwijs heeft een enorme potentie en uitstraling naar andere terreinen. Het UNESCO team gaat daar op in onder de titel ‘Education transforms lives’.
Zomaar wat verbanden op het terrein van arbeid en inkomen. Elk jaar extra scholing betekent gemiddeld 10% extra inkomen op latere leeftijd. Van de arbeiders in Tanzania die de basisschool niet hebben afgemaakt leeft 82% onder de armoedegrens, van de arbeiders die het vervolgonderwijs hebben afgerond leeft slechts 32% onder de armoedegrens. In Oeganda verdienen mensen die de basisschool hebben afgemaakt 36% meer dan zij die de basisschool niet hebben afgerond; wie het lagere voortgezet onderwijs heeft gevolgd, verdient zelfs 56% meer.
Ook op het gebied van gezondheid zijn er opvallende positieve effecten. Als alle meisjes in Sub-Sahara Afrika de basisschool zouden afmaken, zou dat later leiden tot 70% minder moedersterfte. Dat zou ruim 113.000 levens per jaar schelen. Ook zou de sterfte onder kinderen tot 5 jaar dalen met 15%. Als vrouwen ook het voortgezet onderwijs zouden volgen, zou de daling zelfs 49% zijn. Dat zou 2,8 miljoen kinderlevens per jaar redden. Het aantal kinderen met groeiachterstanden zou dalen met 26% ofwel met bijna 12 miljoen.
Juist die grote voordelen die onderwijs oplevert op andere terreinen, is de reden dat de Global Campaign for Education sprekers uit andere branches heeft uitgenodigd voor 27 februari: landbouw en voedselzekerheid, economische ontwikkeling, seksuele en reproductieve gezondheid en gender. Zij kunnen uit eigen ervaring vertellen welke baten goed opgeleide mensen later van het genoten onderwijs ondervinden.
Onderwijs in ontwikkelingslanden – De financiering
Dat er hard gewerkt moet worden aan goed onderwijs, is duidelijk. Dat goed onderwijs een grote uitstraling heeft naar andere terreinen ook. Maar de financiering van onderwijs is bepaald niet evident. Onderwijs in ontwikkelingslanden is jarenlang zwaar gefinancierd door internationale donoren. Sinds 2010 is er een kentering gekomen.
Het vernieuwende aan het GMR is dat het niet begint met een overzicht van de dalende donorbijdragen. De focus ligt vooral op het genereren van binnenlandse belastinginkomsten, waaruit publieke voorzieningen zoals onderwijs gefinancierd kunnen worden. Met pittige voorbeelden uit verschillende ontwikkelingslanden maakt het rapport duidelijk dat het hier niet alleen gaat om meer overheidsinkomsten, maar ook om een eerlijker verdeling van de overheidsuitgaven. Zodat binnen opkomende landen ook de allerarmsten profiteren van de publieke voorzieningen. Mijns inziens is dit een binnenlandse belangenstrijd, waar internationale spelers vrij weinig invloed op kunnen uitoefenen. Een recente brief van Minister Ploumen over de uitfasering van door Nederland gefinancierde onderwijsprogramma’s laat vooral zien hoe langzaam de ontwikkelingen op dit terrein gaan, en dan ook nog niet altijd de positieve kant op. Maar principieel gezien moet de toekomst van duurzame onderwijsfinanciering wel binnenslands gezocht worden. Nederlandse ondersteuning bij de hervorming van belastingstelsels en verbetering van belastinginning in ontwikkelingslanden is daarom een goede zaak.
Ondertussen leidt de combinatie van onvoldoende voortgang in ‘domestic financing’ en de rigoureuze afbouw van onderwijshulp door donoren als Canada, de EU, Frankrijk, Japan, Nederland en Spanje tot een indrukwekkend financieringsgat dat oploopt tot zo’n $38 miljard in 2015. Het GMR legt daar pijnlijk de vinger bij. Het lijkt erop dat onderwijs een stevige plek krijgt op de Post 2015 Ontwikkelingsagenda. Het is zaak om de krachten te bundelen, om ervoor te zorgen dat het geen papieren agenda wordt. Een degelijke financiering ervan, met een goed samenspel tussen binnenlandse en internationale financiering zolang dat laatste nodig is, vergroot de geloofwaardigheid van die agenda. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd. Ook niet na aankomende donderdag.