
Reframen is slechts een cosmetische verandering
Alle aansprekende argumenten en bevlogen betogen ten spijt is nog niet iedereen overtuigd van de noodzaak van het reframingdebat. Adriaan Kauffmann (PI Wijzer) formuleerde voor Vice Versa maar liefst acht mitsen en maren. ‘Is de kracht van mensen in ontwikkelingslanden die we zo graag willen zien niet ook een stereotype?’
Het lijkt erop dat bijna iedereen zich bekeerd heeft tot de gedachte achter (re)framing. Op enkele ngo’s en particuliere initiatieven na. Die hebben een kras in hun communicatie-uitingen en blijven zieligheid verkopen. Zij zijn als het ware de gezamenlijke ‘vijand’ en moeten volgens de bekeerlingen hun werk anders framen naar de buitenwereld. Het nieuwe frame varieert van alles positief benaderen/omdraaien tot zogenaamde ‘eerlijke’ communicatie. Voor het karretje van deze nieuwe donateurwervings- en draagvlakversterkingsstrategie lopen ondertussen vrijwilligersgroepen, maatschappelijke organisaties, eenpitters, activisten, onderzoekers, trainers, et cetera.
Als ik het zoveelste stuk vóór framing lees en in korte tijd bij maar liefst vier bijeenkomsten ‘waarom-framen’ beland, dan stapelen de bedenkingen zich op. Ik mis een beetje de mitsen en maren. Naast de onvermijdelijke gedachte aan wat mensen in ontwikkelingslanden er van zouden vinden dat wij hier in (online) bijeenkomsten van gedachten wisselen over beeldvorming over hen, peins ik over een aantal zaken.
1. Het valt me op dat veel wordt gesproken over dat DE ontwikkelingssamenwerking moet framen. Dat is namelijk goed voor het gezicht van DE ontwikkelingssamenwerking. Maar wie draagt de verantwoordelijkheid voor het gezicht van DE ontwikkelingssamenwerking? Ngo’s en PI’s (Particuliere Initiatieven) komen volgens mij op voor hun eigen specifieke belang en niet voor het belang van de hele ontwikkelingssector.
2. Ik heb rondom de giro 555 actie geen beeldvormingsklachten gezien online. Organisaties die zich richten op rampen hoeven blijkbaar niet te reframen. Het lijkt mij lastig om hier de grens te bepalen. Wanneer mag zieligheid nog wel getoond worden en wanneer is het geen ramp meer, maar armoedebestrijding?
3. Alleen kijkend naar armoedebestrijding, waar veel ngo’s en PI’s zich op richten: armoede los je niet altijd op met sociaal ondernemerschap, capaciteitsopbouw, PPP’s en lobby. Er zijn organisaties, groot en klein, die opkomen voor de belangen van mensen die slachtoffer zijn van (onder)ontwikkelingen, concrete hulp leveren en daarover ook zo communiceren. Niet alles wat in het framingdebat als stereotype wordt bestempeld is onwaar. Organisaties dwingen een ander verhaal te laten vertellen dan dat ze in praktijk uitvoeren lijkt daarom onlogisch. Daarnaast is de kracht van mensen in ontwikkelingslanden die we nu zo graag zouden willen zien niet ook een stereotype?
4. Door ‘foute’ beeldvorming zouden publiek en investeerders afhaken en niet willen investeren in ontwikkelingslanden. Ik vraag me af wat daarop een grotere invloed heeft. De journalistieke media of ngo’s/PI’s? Ik denk de eerste. Sterker nog, het publiek en de investeerders zouden het wel eens een fijn idee kunnen vinden dat, gezien de getoonde ellende in de media, er nog wel ngo’s en PI’s zijn die zich inzetten voor mensen in ontwikkelingslanden. Ik denk dat de kracht van de media sterker is dan de communicatie-uitingen van ngo’s en PI’s. Maar een gedragscode voor journalisten lijkt mij een verschrikkelijk idee. Student-journalisten inspireren over journalistiek over internationale samenwerking is wellicht beter. Daarvoor moet er dus buiten het ontwikkelingssamenwerkingswereldje getreden worden. Dat is in elk geval een goede oefening. Het is nu een discussie voor en door volgers van ontwikkelingssamenwerking.
5. Partos bood tot nu toe de enige stok waarmee beeldvormingsactivisten konden slaan, een gedragscode. Het bleek alleen meer een speld(enprik) dan een stok. Bovendien was het proces niet transparant, iets waar het publiek juist behoefte aan heeft. Een gedragscode voor communicatie-uitingen, niet ontstaan vanwege druk vanuit de politiek of publieke opinie, is dan ook niets meer dan een suggestie. Geen toezicht, geen handhaving en geen penalty. Zoals zoveel gedragscodes. Niet veel van te verwachten dus.
6. Het publiek lijkt kritischer over hoe organisaties werken dan over wat ze doen. Framing beperkt zich voor mijn gevoel tot ‘positievere’ communicatie over wat organisaties doen, bijvoorbeeld door kansarm kansrijk te noemen. Die nuance interesseert het publiek volgens mij niet. De framingdiscussie leidt af van wat het publiek werkelijk interesseert, namelijk hoe eerlijk en transparant organisaties te werk gaan. Eerlijke communicatie over hoe je als organisatie werkt is voor het publiek, de journalist, de onderzoeker en volgers van ontwikkelingssamenwerking veel belangrijker in de keuze om het werk te ondersteunen, af te wijzen of wellicht zelfs te veranderen. Houdt framing dit ‘redesign’ proces misschien juist tegen?
7. Bewijs om te moeten reframen is erg dun. Het publiek heeft een sterk en simpel idee over goed en kwaad in de wereld. Huidige vormen van communicatie sluiten daarbij aan. Ik mis overtuigend bewijs dat de zieligheid die ngo’s laten zien buitenlandse investeerders in ontwikkelingslanden tegenhoudt. Ik bedoel dan een direct verband tussen uitingen van ngo’s en PI’s en terughoudende investeerders (nog los van de vraag waarom en hoe ngo’s/PI’s investeerders zouden moeten willen helpen). Ik kan me er wel iets bij voorstellen, maar hard bewijs ontbreekt. Ook hier lijkt het een discussie voor en door volgers van ontwikkelingssamenwerking te zijn en dan ook nog op basis van vage waarschijnlijkheden.
8. Ngo’s en PI’s spelen een educatieve rol in Nederland met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking. Dat vinden ze zelf en in die rol worden ze ook aangesproken. Maar ik zou educatie over ontwikkelingssamenwerking juist niet willen laten afhangen van ngo’s en PI’s. Meer neutraal onderwijs over internationale samenwerking op basisscholen en middelbare scholen is zinvoller. Dat zijn de tv-kijkertjes van morgen en zij zullen beter kunnen plaatsen wat ze voorgeschoteld wordt, of het nou de journalistieke media zijn of de ontwikkelingseducatie van ngo’s en PI’s. Ook geen bewijs dat dit helpt, maar het lijkt wel logisch.
Misschien snap ik het beeldvormingsactivisme nog niet helemaal, maar ik ‘geloof’ nog(!) niet zo in de framingwens omdat het voor mijn gevoel geen fundamentele verandering is, maar slechts een cosmetische. Iets aan de oppervlakte. De framingdiscussie is voor mijn gevoel ook een beetje misplaatst, letterlijk bedoeld. Ze wordt namelijk meer voor en door actieve volgers van ontwikkelingssamenwerking gevoerd dan met het grote publiek en de investeerders, laat staan het ‘Zuiden’. De framingwens is misschien wel meer een smaakkwestie. En iedereen weet dat over smaak niet valt te twisten. Laat staan dat je iemand opdraagt jouw smaak over te nemen. Het kan wel interessante discussies opleveren natuurlijk.
Adriaan Kauffmann werkt sinds 2009 namens PI Wijzer voor fondsen, gemeenten, stichtingen en burgerinitiatieven aan het uitvoeren van trainingen, het faciliteren van online kennisdeling, het organiseren van bijeenkomsten en het uitvoeren van onderzoeks- en adviesopdrachten. Hij heeft een Master in International Development Studies (RU) en een Master in Tourism (WUR).