
Nederlandse regering in actie tegen belastingontwijking
Minister Ploumen en staatssecretaris Weekers slaan de handen ineen om belastingontwijking via Nederland tegen te gaan. Met bilaterale belastingverdragen, dochterondernemingen en bijzondere financiële instellingen laveren multinationals tussen belastingssystemen door en Nederland is in dit spel vaak een handige schakel, zo wijst onderzoek van dr. Francis Weyzig in opdracht van het IOB uit. Afgelopen week debatteerde de Tweede Kamer over de plannen van het kabinet en stemde de Kamer over de moties.
Vorige maand sprak Vice Versa al met dr. Francis Weyzig over het – de laatste jaren uitermate populaire – onderwerp: belastingontwijking. In opdracht van het IOB onderzoekt Weyzig mogelijke effecten van het Nederlandse belastingbeleid voor ontwikkelingslanden. Begin 2014 komt het IOB-rapport uit, maar Weyzig gaf alvast een overzicht van zijn bevindingen tijdens een lezing op het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
In ontwikkelingslanden is er vaak maar een kleine middenklasse die belasting kan betalen. Daarom vormt de belasting op (buitenlandse) vennootschappen hier verhoudingsgewijs een grote rol en is de fiscus in ontwikkelingslanden voor een groot deel afhankelijk van de belasting op (buitenlandse) vennootschappen. Tegelijkertijd ondervinden deze landen moeilijkheden met belastingheffing van multinationals om verschillende binnenlandse en regionale redenen. In een aantal ontwikkelingslanden bestaat een groot deel van de begroting dan ook nog steeds uit hulp. Weyzig betoogt dat inkomsten uit belasting meer bijdragen aan de ontwikkeling van een land dan inkomsten uit hulpbronnen. Ook minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking concludeert dat dit een ongewenste situatie is. ‘Daarom vinden wij dat wij hen moeten bijstaan bij het meer ophalen van eigen middelen, zodat men zelf kan investeren in onderwijs, gezondheid en infrastructuur’, zegt de minister dan ook. De gedeelde financiering om belastingontwijking tegen te gaan, vanuit het ministerie van Financiën en het Ontwikkelingssamenwerkingbudget, vindt Ploumen dan ook een buitengewoon verstandige investering. ‘Zelfstandigheid, het zorgdragen voor basisdiensten uit de eigen begroting en het op een fatsoenlijke manier heffen en innen van belastingen, dat gun je elk land.’
Nederland: doorsluisland
Wat speelt het Nederlands belastingbeleid nu precies voor rol in de belastingheffing van multinationals in ontwikkelingslanden? Multinationals wringen zich in allerlei bochten om hun lokale belastingafdrachten te ontwijken – of in ieder geval zoveel mogelijk te beperken – en belasting te betalen in een land waar de aanslag zo laag mogelijk is. Hier komt Nederland om de hoek kijken, vanwege het gunstige belastingklimaat, de vele belastingverdragen die Nederland op bilaterale basis heeft gesloten en als gevolg daarvan het grote aantal aanwezige bijzondere financiële instellingen. Deze ingrediënten vormen de basis voor Nederland als doorsluisland.
Zo richten multinationals bijvoorbeeld dochterondernemingen op in Nederland, om gemaakte winst in een ontwikkelingsland via Nederland te verschuiven naar een land met een laag belastingtarief. Bepaalde kapitaalstromen kunnen Nederland onbelast uitstromen en daarom is het een interessante tussenschakel. Dit is winstverschuiving. Ook doen veel multinationals aan verdrag-shoppen, waarbij zij tussenschakels in de keten van het bedrijf opzetten in landen, waar de bilaterale belastingverdragen het gunstigst zijn. Hierbij wijst Weyzig erop dat het opvallend is dat er in deze verdragen amper aandacht is voor de mogelijkheid dat bedrijven zonder echte bedrijfsactiviteiten gebruik maken van de verdragsvoordelen. Hoewel in deze gevallen binnen de wet wordt gehandeld, wordt er onbedoeld gebruik gemaakt van faciliteiten, waardoor ontwikkelingslanden geld mislopen.
Belastingontwijking kan worden beperkt met bronbelasting. Dit is een relatief gemakkelijk te heffen belasting op internationale betalingen, waarbij zowel belasting betaald wordt in het land waar de betaling vandaan komt, als in het land waar de betaling naartoe gaat. Bronbelasting betekent dus een verdeling van de grondslag en kan ontwikkelingslanden veel inkomsten opleveren. Zo was de omvang van de inkomsten uit bronbelastingen in 2007 in Brazilië gelijk aan 3,0 procent van het bruto nationaal product, in Kenia aan 1,1 procent en in Zambia aan 0,7%. In sommige bilaterale belastingverdragen zijn echter lagere bronheffingen vastgelegd, wat wederom leidt tot lagere belastinginkomsten in ontwikkelingslanden.
Nederlandse maatregelen
Net als Weyzig, is de Nederlandse regering ervan overtuigd dat het innen van belasting van groot belang is voor ontwikkelingslanden. ‘Als we willen dat overheden in ontwikkelingslanden op eigen benen staan, is het belangrijk dat ze hun eigen inkomsten genereren en daarover verantwoording afleggen aan hun eigen bevolking’, aldus minister Ploumen.
De afgelopen jaren heeft Nederland al een aantal maatregelen genomen om belastingontwijking tegen te gaan. Zo is een regeling die ervoor zorgde dat tussenschakels via een coöperatieconstructie geen dividendbelasting hoefde te betalen, veranderd in 2012. Een aantal jaar geleden kon een Canadees bedrijf met een mijn in Mongolië nog via een tussenschakel in Nederland, zowel de 10 procent belasting volgens het investeringsakkoord met Mongolië als de 5 procent die was vastgelegd in bilaterale verdragen tussen Canada en Mongolië, omzeilen. De aanpassing van 2012 moet dit soort omzeilingen tegengaan.
Tijdens het debat in de Tweede Kamer van afgelopen woensdag blijkt er grote steun onder de partijen te zijn voor de plannen van staatssecretaris Weekers (VVD) en minister Ploumen om belastingontwijking tegen te gaan. De VVD, PvdA, CDA en D66 steunen zijn koers grotendeels. Met de huidige voorstellen wil het kabinet belastingontduiking op drie manieren tegengaan: door transparantie en informatie af te dwingen, via de internationale weg en door bilaterale verdragen te herzien en waar nodig antimisbruik clausules toe te voegen. Jesse Klaver van GroenLinks wil dat Nederland nog meer doet en Arnold Merkies (SP) vindt het zorgelijk dat burgers en het MKB meer betalen, omdat grote bedrijven hun belastingsplicht ontwijken.
Internationale maatregelen
‘De echte oplossing moet komen van de internationale podia, waar wij goed aan meedoen’, stelt Weekers. ‘Dat wil niet zeggen dat er niet nu al iets gedaan kan worden’, voegt hij toe. Weyzig benadrukt dat Nederland een veelvoorkomende schakel vormt in belastingontwijking en daarom kunnen maatregelen in Nederland nu juist het verschil maken. Net als alle partijvoorzitters tijdens het debat van afgelopen woensdag, is ook hij een groot voorstander van een internationale aanpak.
De PVV is bang dat eenzijdige Nederlandse maatregelen zullen leiden tot het verschuiven van banen in Nederland naar Londen. Volgens Weyzig zal dat niet zo’n vaart lopen, omdat de Nederlandse maatregelen de tussenschakels in Nederland zullen treffen, die vooral op papier bestaan en waar nauwelijks mensen aan het werk zijn.
Breed gesteund door de Kamer, vindt Weekers het noodzakelijk om via de internationale weg belastingontwijking tegen te gaan, omdat multinationals nu eenmaal verschillen tussen nationale belastingsystemen gebruiken om hun eigen lasten zo laag mogelijk te houden. Maatregelen via de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de EU worden dan ook, zowel door de Kamer als door belastingexperts, toegejuicht. De expertise die Nederlandse belastingexperts opdoen bij het helpen van belastingautoriteiten in ontwikkelingslanden zal worden ingezet voor de internationale Task Force Taks Inspectors Without Borders van de OESO.
Informatie verschaffen
Een maatregel die Nederland alvast wil nemen, is het verstrekken van informatie aan belastingdiensten van de landen van waaruit geldstromen worden weggesluisd. ‘De Nederlandse inspecteur hoeft geen wereldinspecteur te worden’, stelt Weekers, maar het is goed ‘dat andere fiscale autoriteiten opmerkzaam worden gemaakt op bepaalde fiscale activiteiten, waar het Nederlandse verdragennetwerk wordt gebruikt.’
Regelmatig komen er deals aan het licht waarbij grote bedrijven belastingvoordelen ontvangen van ontwikkelingslanden. Ook daarom wil Weyzig dat het inzichtelijk wordt waar bedrijven belasting betalen. Juist de parlementariërs en de bevolking van ontwikkelingslanden moeten inzicht kunnen hebben in dit soort deals, zodat zij ertegen kunnen protesteren wanneer zij het er niet mee eens zijn. Met dit in het achterhoofd, is Weyzig dan ook voorstander van country-by-country reporting. Hiermee doelt hij op het transparant maken van wereldwijde winst over landen en over belasting die hierover per land wordt betaald. In Europees verband wordt nog gedebatteerd over country-by-country reporting aan de samenleving. Weekers stelt zich terughoudend op en neigt ernaar bedrijven alleen bij de Belastingdienst te laten rapporteren en dit niet publiek te maken. Hierbij benadrukt hij dat in EU-verband, de minister van Veiligheid en Justitie aan tafel zit en niet Financiën. Een motie van GroenLinks en de SP over het uitschrijven van een publieke consultatie over het omzetten van Europese richtlijnen rondom country-by-country reporting in nationale wetgeving, is aangehouden.
Antimisbruik clausules
‘Nederland heeft inderdaad een uitgebreid verdragennetwerk en we bevinden ons in de kopgroep, maar er is niets mis met deze verdragen’, benadrukt staatssecretaris Weekers in het debat van afgelopen woensdag. Om te voorkomen dat grote bedrijven deze verdragen gebruiken om belasting te ontwijken, wil Nederland haar bilaterale verdragen samen met de partners actualiseren en, wanneer dat wenselijk is, antimisbruik clausules toevoegen. Op dit moment wordt onderzocht of een belastingverdrag ten aanzien van een aantal landen integraal heronderhandeld moet worden of dat alleen een beperkte antimisbruik clausule volstaat. Zo is Nederland al heel ver in de onderhandelingen met Indonesië over een nieuw verdrag, weet Weekers. ‘Ik noem ook Kenia, India en Malawi. Die landen zijn al benaderd. Er is ook een door mijzelf ondertekende brief onderweg naar Zambia. Twee landen hebben inmiddels positief gereageerd.’
VVD en PVV willen wel zeker weten dat deze landen ook daadwerkelijk belasting gaan innen. Hiertoe wil minister Ploumen de ontwikkelingslanden bijstaan in het versterken van hun belastingdienst en douane en in het bestrijden van belastingontwijking. Het ministerie van Financiën en het ministerie van Buitenlandse Zaken hebben een convenant gesloten om technische assistentie te verlenen aan ontwikkelingslanden.
Een motie van GroenLinks en de SP om te onderzoeken hoe vaak op grond van antimisbruik clausules toegang tot belastingvoordelen is ontzegd, haalde geen meerderheid in de Kamer. Een andere motie van het duo Klaver en Merkies om standaard en onvoorwaardelijk antimisbruikbepalingen op te nemen in reeds bestaande en nog te sluiten belastingverdragen met ontwikkelingslanden, stierf een vroege dood. Een motie van hetzelfde duo om de uitwerking van antimisbruik clausules tegen het licht te houden en de Kamer hierover te informeren in 2014, is aangehouden.
Dit terwijl Weyzig het opstellen van antimisbruik clausules juist aanmoedigt. In combinatie met meer transparantie en informatiedeling tussen Nederland en ontwikkelingslanden, valt er met dit soort clausules veel winst te behalen, verwacht hij. Op basis van informatie, kan de fiscus zich beroepen op de clausule. Tegenstanders van antimisbruik clausules in bilaterale verdragen, dragen vaak aan dat Nederland geld en werkgelegenheid misloopt door dit soort clausules te sluiten. Hier is de onderzoeker het niet mee eens; sterker nog, een goede antimisbruik clausule zou Nederland (bijna) niets hoeven kosten. Deze pakken namelijk vooral de kunstmatige tussenschakels aan. Dit zijn postbusbedrijven, die louter in Nederland gevestigd zitten vanwege de gunstige belastingverdragen en daarom amper belasting afdragen aan de Nederlandse overheid.
De PVV slaagde er daarentegen wel in om een aantal moties door de Kamer te loodsen waarin bij de heronderhandeling van bilaterale verdragen de Nederlandse fiscale positie uitgangspunt blijft, fiscale innovatie als uitgangspunt te nemen en Nederland aantrekkelijk moet blijven als vestigingsland.