
De ‘D’ van Development in het BIV
Het was een lange dag gisteren voor minister Ploumen in de Tweede Kamer. Gelukkig werd zij ’s middags bijgestaan door collega-minister Hennis-Plasschaert om hun gezamenlijke Budget Internationale Veiligheid (BIV) te bespreken. Alhoewel het fonds uit het potje van Ploumen betaald wordt, zetten veel Kamerleden vraagtekens bij de ontwikkelingsrelevantie van het fonds.
Eerder deze dag vond het debat over het Dutch Good Growth Fund plaats en werd duidelijk dat de oppositie partijen de ontwikkelingsrelevantie van het revolverende fonds nog altijd betwijfelen. Zij maken zich zorgen dat vooral grote bedrijven uiteindelijk van het fonds profiteren en dat er marktverdringing zal zijn. Het Budget Internationale Veiligheid (BIV) is niet minder omstreden en ook hier zijn de twijfels over de ontwikkelingsrelevantie van dit nieuwe instrument groot.
Flexibiliteit
De gezamenlijke brief die minister Ploumen, minister Timmermans van Buitenlandse Zaken en minister Hennis-Plasschaert van Defensie over het BIV begin juli naar de Kamer stuurden heeft bij de Kamerleden meer vragen opgeroepen dan antwoorden gegeven. Zo vindt Eric Smaling (SP) de brief een potpourri; ‘een medley van Anita Meyer en Pink Floyd, wat een leuk nummer op kan leveren, maar wat houdt het nu werkelijk in?’ De slechts vier pagina’s tellende brief doet de integrale 3D-aanpak van het BIV uit de doeken- diplomatie, defensie en ontwikkeling- waarbij er wordt ingezet op het beveiligen van ambassades en diplomaten, het vervullen van bondgenootschappelijke plichten en het behartigen van Economische belangen. In deze brief gaat het BIV, zoals Joel Voordewind (CU) het verwoordt, ‘alle kanten op’. Hij is een voorstander van de 3D benadering, maar de balans in deze brief is zoek. Bram van Ojik (GroenLinks) concludeert: ‘er is veel verwarring over wat nu wel en wat niet uit dit budget gefinancierd kan worden’.
Hoewel de oppositie brood ziet in de mogelijkheden van de gecombineerde aanpak biedt de brede benadering en beoogde flexibiliteit van het BIV veel onzekerheid en daarmee ruimte voor discussie. Gebaseerd op zijn ervaring in Afganistan, ziet Sjoerd Sjoerdsma (D66) dat Nederland wel degelijk een unieke rol kan spelen met deze benadering, maar dan moet het wel letten op coherentie en ontwikkelingsrelevantie. ‘Ontwikkelingsrelevantie is de leidraad voor het BIV’, verzekert minister Ploumen, ‘maar ook andere belangen, zoals economische belangen spelen een belangrijke rol.’ Het BIV richt zich op fragiele regio’s en op het beschermen van de burgerbevolking in die landen. Hierdoor wordt duurzame ontwikkeling en inclusieve groei bevorderd.
Tijdens het debat roepen verschillende Kamerleden (CU, D66, GroenLinks) op om het begrip ‘ontwikkelingsrelevantie’ in de context van het BIV duidelijker te definiëren, maar minister Ploumen benadrukt dat zij juist geen definitie of checklist voor ontwikkelingsrelevantie wil hanteren. Dit staat de flexibele inzet van het fonds in de weg en daarom maakt ze liever gebruik van uitgangspunten. ‘We kunnen niet in de toekomst kijken en precies daarom is de flexibiliteit van het fonds zo belangrijk’, stelt Ploumen. Minister van Defensie, Hennis-Plasschaert, voegt daaraan toe dat deze flexibiliteit belangrijk is omdat iedere missie anders is en in de context van de specifieke regio bekeken moet worden. ‘We zullen steeds opnieuw missies bekijken vanuit het 3D-perspectief en hen op hun eigen merites beoordelen’, aldus de minister.
Om het BIV van een ontwikkelingsrelevant uitgangspunt te verzekeren, dient Sjoerdsma ook in dit debat toch nog een motie in om activiteiten waarbij de ontwikkelingsrelevantie niet gewaarborgd wordt, uit te sluiten van financiering door het BIV. Hiermee kan minister Ploumen niet akkoord gaan, want het BIV moet nu juist flexibel inzetbaar blijven en categorisch uitsluiten past daar niet bij. ‘Maar als het niet ontwikkelingsrelevant is, kan dat toch wel?’ oppert Sjoerdsma. Dit argument wordt door de minister toch van de hand gewezen. Om dezelfde reden wordt het voorstel van de ChristenUnie om missies gebaseerd op economische redenen uit te sluiten, ontraden door de minister. De motie van dezelfde partij over de New Deal wordt tevens ontraden door de minister, want deze zou overbodig zijn met de huidige brief over het BIV. Op de tegenwerping dat er een aantal zaken in de New Deal vernoemd staan die niet worden vermeld in de huidige brief (zoals de positie van vrouwen), antwoordt Ploumen dat de 3D-benadering een brede, flexibele benadering zonder checklists moet hanteren. Voordewind stelt op zijn beurt: ‘er is in ieder geval nogal wat flexibiliteit nodig om dit fonds ontwikkelingsrelevant te noemen.’
Sandalen op de grond
Dat iedere missie in haar eigen context beoordeeld moet worden, snappen de oppositieleden. Maar het structureel financieren van de beveiliging van ambassades onder het mom van de 3D-benadering, stuit onder andere Kamerlid Sjoerdsma, tegen de borst. Ook Voordewind vraagt zich sterk af wat er nu ontwikkelingsrelevant is aan bijvoorbeeld het beschermen van ambassades en de ontwikkeling van topsectoren. Roelof van Laar (PvdA) stelt simpelweg ‘diplomatie is ontwikkelingsrelevant, dus de bescherming daarvan is ook relevant’. Daarnaast is volgens hem economische groei uiterst relevant in de context van 3D. Een gebrek aan perspectief ligt immers ten grondslag aan conflict. Laarzen zijn nodig om sandalen op de grond te hebben in fragiele staten. ‘Bescherming van ambassades en personeel is een voorwaarde om het werk goed te kunnen doen’, valt minister Ploumen haar coalitiepartner bij. Dat klinkt Sjoerdsma logisch in de oren, maar waarom wordt dit niet uit het apparaat zelf betaald, in plaats van uit het BIV?
Het gender-aspect, en specifiek resolutie 1325, schittert volgens de Kamerleden door afwezigheid in de brief over het BIV. Zowel de PvdA als GroenLinks dienen daarom moties in om aandacht te schenken aan vrouwen en meisjes binnen het BIV. Hoewel Ploumen het onderwerp van harte ondersteunt, waarschuwt zij voor het gebruik van te harde woorden, want met het oog op flexibiliteit wil zij de tekst niet teveel inkaderen.
Van Ojik vat het debat met de minister van Defensie van vorige week samen met de woorden: ‘we blijven alles doen, maar dan korter.’ Dat gaat dwars in tegen de aanbeveling van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) om juist langdurig betrokken te blijven bij fragiele situaties. GroenLinks ziet dan ook spanningen tussen het IOB rapport en het huidig beleid. ‘Wij willen gidsland zijn op 3D, maar dat staat haaks op keuzes van het huidige Kabinet, zoals het sluiten van ambassades en het uitvoeren van kortere missies.’ De minister ziet niet waar haar visie en die van Van Ojik verschillen, want met de 3D-aanpak doet zij toch juist aan verduurzaming? Hierin ziet zij voor Nederland weliswaar een voortrekkersrol, maar Nederland hoeft de aanpak niet alleen in te vullen. Hoewel Sjoerdsma positief is over de 3D-aanpak en hierin een mogelijke unieke rol voor Nederland ziet weggelegd, is ook hij van mening dat de ambitie van het Kabinet knelt met haar keuzes in de praktijk. ‘De bezuinigingen op alle drie de D’s schuren met de lange termijn visie van de IOB’, waarschuwt hij.
Toekomst in 3D?
Het eerdere debat over het DGGF leek tijdens de vergadering over het BIV door te werken en zette de verhoudingen nog eens extra op scherp zette. De Kamerleden zijn huiverig voor een nieuwe samenwerkingsvorm waarbij de ontwikkelingsrelevantie niet gegarandeerd is, waarmee de kans bestaat dat er nog meer uit het – toch al berooide – ontwikkelingspotje wordt doorgesluisd naar andere doeleinden. In het BIV is ‘ontwikkelingsrelevantie wel een uitgangspunt, maar andere uitgangspunten lijken voor te gaan’, aldus Sjoerdsma. De 3D-benadering zou op brede steun kunnen rekenen, als het meer garanties over haar ontwikkelingsrelevantie kan bieden. Minister Ploumen zou de zware kritiek vanuit de Kamer ook kunnen inzetten om haar D van “Development” wat meer kracht bij te zetten.
Na het debat over het BIV blijven nog altijd veel vragen onbeantwoord en hoewel dit debat niet uitloopt zoals de vergadering over het DGGF lijkt er toch te weinig tijd om echt diep op de zaken in te gaan. Eind september 2014 zal er een brief volgen waarin de invulling van de 3D-benadering verder is uitgewerkt. De Kamerleden hopen dat de ontwikkelingsrelevantie in deze brief duidelijker vormen zal krijgen. Al is de verwachting volgens Van Ojik dat al in de debatten over de missie naar Mali en de uittocht uit Afganistan, de 3d-aanpak ter sprake zal komen. Dit beloven dan ook stevige discussies te worden.