Alle ballen op het bedrijfsleven

Stefan Verwer, directeur van Lokaalmondiaal, bezoekt de European Development Days (26 en 27 november) in Brussel. Een ding is duidelijk: de Europese ontwikkelingsgemeenschap heeft collectief haar hoop gevestigd op het bedrijfsleven.

Het is een drukte van jewelste: lange rijen wachtenden op de eerste dag van de European Development Days (EDD). De jaarlijkse hoogmis van de Europese ontwikkelingsgemeenschap is populairder dan ooit. Tenminste, andere jaren kon je gewoon doorlopen, terwijl het nu lijkt alsof je op een gemiddelde vakantiedag in de rij voor de Efteling staat.

De dag start wat moeizaam. Mahamadou Issoufou uit Niger wordt aangekondigd als de president van Mali en de Portugese Jose Pereira Neves is niet de eerste vrouwelijke president van Jamaica, maar vertegenwoordigd de Kaapverdische eilanden. Gelukkig corrigeert de presentator dit snel en wordt een diplomatieke rel in de kiem gesmoord.

Iedereen kijkt naar het bedrijfsleven

Inhoudelijk moet je je nooit teveel voorstellen van dit soort bijeenkomsten, maar de EDD is een prima graadmeter voor de stemming in de sector. En die stemming is duidelijk. Bij het formuleren van nieuwe ontwikkelingsdoelstellingen, die de verouderde Millenniumdoelen moeten doen vergeten, staat één ding als een paal boven water: de oplossing moet komen van het bedrijfsleven.

De workshops met ‘business’ in de titel puilen uit, al dient ook aangetekend te worden dat het er alle schijn van heeft dat de organisatoren niet echt voorbereid zijn geweest op de grote toeloop.

Werkelijk ieder forum heeft iemand uit het bedrijfsleven in haar panel zitten. Dat is misschien ook wel begrijpelijk, want voor de vernieuwing in de ontwikkelingssamenwerking lijkt iedereen toch vooral te kijken naar het bedrijfsleven. Maatschappelijke organisaties zijn ouderwets en als je dat maar lang genoeg blijft zeggen, zal iedereen je geloven.

Nieuwe spirit

Voor iemand die ooit middenin de activistische lobby tegen oneerlijke handelsverdragen zat, is het toch een vreemde gewaarwording dat de hele goegemeente aan de lippen hangt van dezelfde mensen die enkele jaren geleden de grootste tegenstanders waren in de strijd tegen ongelijkheid en mondiale armoede. Tegelijk voelt het ook wel een beetje als een opluchting, want het maakt voor iedereen duidelijk dat er een nieuwe spirit nodig is.

Mondiale onderhandelingen op allerlei vlakken zitten muurvast. De klimaatonderhandelingen in Polen hebben geen akkoord opgeleverd, terwijl het ontzettend spannend zal worden in Bali, de laatste strohalm voor de WTO om vooruitgang te boeken in de Doha Development Agenda. Zelfs nu de onderhandelingslat op het vakantie-eiland niet erg hoog is gelegd – men mikt op een akkoord op het vlak van handelsfacilitatie – is het nog maar de vraag of de onderhandelingen in Bali een akkoord zullen opleveren.

Maar hoe dan?

De aandacht voor het bedrijfsleven en de vraag welke rol het bedrijfsleven kan spelen in de nieuwe ontwikkelingsagenda is dus eigenlijk wel noodzakelijk, want het is duidelijk dat overheden en maatschappelijke organisaties niet alleen het mondiale armoedevraagstuk zullen oplossen. Maar dan blijft wel de vraag open staan hoe dat dan zou moeten en daar wringt de schoen behoorlijk. Vanzelfsprekend is het een fantastische ontwikkeling dat het bedrijfsleven haar bijdrage wil leveren, maar de systeemvraag blijft ook tijdens de EDD in het gros van de discussies buiten beschouwing.

Zo ook in de rondetafel over de mondiale jeugdwerkeloosheid, waar een vertegenwoordiger van Deutsche Post/DHL de samenwerking tussen het bedrijf en SOS Kinderdorpen toelicht. Maar geen woord over de rol van het Europese handelsbeleid of een antwoord op het falen van neoliberale economische programma’s om werkgelegenheid te koppelen aan de economische groei die in veel ontwikkelingslanden vele procenten hoger ligt dan in Europa.

Fundamentele verandering

Dat is jammer, want er zijn veel positieve voorbeelden te noemen. Neem het voornemen van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken om een sustainable mining-index te maken en zo een benchmark te zetten voor de (inter)nationale mijnbouwindustrie. Of de tientallen maatschappelijke organisaties, die deze dagen in Brussel bijeen zijn om een Alternative Trade Mandate te formuleren, wat het huidige handelsmandaat van de Europese Commissie in internationale handelsovereenkomsten zou moeten vervangen. Dit soort initiatieven zijn bij uitstek geschikt om de meer fundamentele uitdagingen in ons financieel-economische systeem aan te pakken: een verandering in ons denken van groei naar eerlijke en vooral duurzame verdeling.

Terwijl ik op de terugweg de afgelopen dagen nog even overdenk, kom ik vanzelf terecht in de tunnel die het metrostation verbindt met het Brusselse Gare Central. Daar staan ook vandaag aan het einde van de dag weer lange rijen. Het zijn de rijen voor de voedseluitdeling die dagelijks plaatsvindt. Want ook in Brussel wordt de crisis gevoeld. De ongelijkheid in onze eigen samenlevingen zou een integraal onderdeel moeten worden van een nieuwe armoedebestrijdingsagenda, want ook in die agenda spelen het bedrijfsleven en ons economische beleid een belangrijke rol.