Mathew John: met één been in de wereld van ngo’s en met de andere in het bedrijfsleven

Mathew John is de mede-oprichter en directeur van de Keystone Foundation en  Last Forest Enterprises Pvt Ltd. Hij staat dus met één been in de wereld van ngo’s en met de andere in het bedrijfsleven. Hoe werkt dat precies? Vorige week was John een paar dagen in Nederland op bezoek bij zijn partners Both ENDS en Rich Forests en Vice Versa sprak met hem over de voordelen en valkuilen van deze tweeledige aanpak.

Na het afronden van een management studie, georiënteerd op rurale en kleine instituties zoals boerencoöperaties en kleine ngo’s, heeft Mathew John met twee vrienden in 1993 de Keystone Foundation opgezet. Keystone werkt vanuit verschillende districten in India en is begonnen als een stichting die gemeenschappen ondersteunde die op traditionele wijze wilde honing verzamelen. De focus daarbij ligt op het beschermen van de tradities rond het verzamelen van de wilde honing, maar ook op het verzekeren van inkomsten door de honing voor een relatief hoge prijs op te kopen. Immers, het is van essentieel belang dat er genoeg aandacht is voor de marktzijde van het project. ‘De honing moet natuurlijk verkocht worden’ verduidelijkt John. ‘De tussenpersonen waar de boeren oorspronkelijk mee werken betaalden de boeren echter niet goed. Dus wij hebben het hele marketing gedeelte voor onze rekening genomen.’

Het marketinggedeelte heeft de stichting uiteindelijk afgesplitst in een bedrijf op zichzelf. ‘Dus nu hebben we de stichting die naar alle ontwikkelingsactiviteiten kijkt en het bedrijf wat zich met alle marketing bezighoudt. We hebben vier winkels met producten die biologisch, fairtrade of lokaal geproduceerd zijn. In de stichting proberen we het culturele aspect te behouden. Wij promoten dingen als traditionele landbouw en we werken met bosproducten. We hebben nu ook een lokale krant en een gemeenschapsradio die de mensen uit de gemeenschap zelf helemaal runnen.’

Wat is uw beeld van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking?

‘Vanuit mijn ervaring met de groepen waarmee we de laatste jaren hebben samengewerkt zijn Nederlanders, samen met de Zweden, consistente partners. De hoeveelheid geld daargelaten, is de samenwerking goed als het gaat om het aanpakken van beleidsproblemen, informatieverschaffing en lobby. Ik denk dat het cruciaal is dat de relatie zich ontwikkelt van een financiële relatie naar een gelijkwaardig partnerschap waar je samen oplossingen bespreekt. De oplossing hoeft niet van één kant te komen, het gaat er over hoe je samen kunt werken om een oplossing te vinden.’

Hoe zouden Nederlandse ngo’s eventueel een bijdrage kunnen leveren aan uw werk?

‘Eén van de redenen waarom ik naar Nederland ben gekomen is om te zien of we groepen kunnen vinden die kapitaal willen investeren in onze sociale onderneming, zodat we verder kunnen groeien. In de eerste plaats hebben we capaciteitsopbouw en technische ondersteuning nodig. We willen meer mensen aannemen, maar niet iedereen is bereid om voor een lager salaris en lagere arbeidsvoorwaarden te komen werken. Als we willen groeien, dan kan dat dus niet met interne gelden en hebben we een aantal jaar steun nodig.

Ten tweede zouden wij goed steun kunnen gebruiken in termen van werkkapitaal. Omdat we werken met kleine boeren en seizoensproducten, zit het kapitaal op slot tot het volgende seizoen. Een organisatie als die van ons zou een boer vooraf moet kunnen betalen en niet pas als zijn product verkocht is.

Het is lastig om financiering te krijgen, want we zien we dat de gemeenschappen waarmee wij werken nooit het soort vaardigheden zullen hebben die veel investeringsgroepen willen zien. Iedereen wil gelijk over een miljoen dollar praten en de financiers bekijken het alleen vanuit hun financiële oogpunt. Dat is zinvol voor hen, maar is het ook zinvol voor de groep waar ze in willen investeren?’

Er is een verandering geweest in het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking. De focus ligt nu bij bedrijven. Is dat in uw ogen een goede manier om ontwikkeling te bevorderen?

‘Ik denk niet dat dat het antwoord is. Er zijn veel gebieden waar handel niet de oplossing is. Neem zoiets als cultuur: als je daar een bedrijf van maakt, maak je het kapot. Daarom hebben wij zowel een stichting als een bedrijf. Moeten we in onze stichting doorgaan met de krant en de radio? Het levert geen inkomen op, maar ze moeten wel ondersteund worden. Er zijn mensen die goed zijn in het opzetten van bedrijven en er zijn mensen die aanvoelen wat de behoeftes zijn in een maatschappij. Ze kunnen samenwerken, maar we moeten ze niet tot één geheel maken.’

Heeft u nog tips voor iemand die zelf een onderneming als de uwe wilt beginnen?

‘Je moet in zijn voor een lange trek. Sommige ondernemingen komen binnen met de gedachte dat ze in twee jaar kunnen zeggen “ik heb de wereld veranderd”. Na twee jaar zijn ze er niet eens meer. Er is geen snelle oplossing. De ondernemingen moeten stabiel zijn, want ze werken met het levensonderhoud van mensen. Wij kunnen als stichtingen of investeerders een risico nemen omdat ons leven er niet vanaf hangt, maar als de mensen in de dorpen een keuze maken om het gewas x of y te cultiveren, hangt hun hele leven er wel van af. Wij hebben de neiging om dit te licht op te vatten of we begrijpen het niet echt goed, omdat we nooit in zo een situatie geweest zijn.’

U werkt hard om verbetering te brengen in de wereld, in elk geval voor de mensen met wie u samenwerkt. Wat zou er nog meer moeten veranderen?

‘Iedereen praat maar over productieketens met grote volumes en containers. We zijn als consumenten altijd bezig met onze vraag te bevredigen, maar we realiseren ons niet dat het daar, aan de producentenzijde, óók over mensen gaat. Mensen die hun eigen manier van leven hebben. Om aan onze vraag te voldoen willen we dat zij veranderen, maar wij zijn zelf niet bereid om te veranderen. We willen alles op tijd geleverd hebben en dat elke banaan dezelfde vorm heeft. We willen het hele jaar appels – al zit er geen smaak aan, we willen een appel op onze tafel. Ik denk dat we als consumenten daarin moeten veranderen. We moeten ons bewust zijn dat we druk uitoefenen op een enorm systeem om te produceren en aan onze vraag te voldoen. Het kan een tijd goed gaan, maar op een gegeven moment zal het instorten. Dan zullen we onze gemeenschappen verliezen en zullen mensen de biologische teelt achter zich laten.’

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
29 oktober 2013
Categorieën: