
Wie betaalt de rekening van een nieuwe prijzenoorlog?
Tien jaar na de laatste prijzenoorlog tussen supermarkten, heeft Albert Heijn vorige week opnieuw een offensief ingezet: 1000 A-merk artikelen werden in prijs verlaagd. Met de voortslepende crisis en bijbehorende bezuinigingen, wordt een volle boodschappenkar voor een zacht prijsje met open armen verwelkomd door de consument. Maar wie betaalt hiervoor de rekening?
Hebben we dan al die tijd teveel betaald voor onze boodschappen of komt die mogelijkheid tot permanente prijsverlaging ergens anders vandaan? Sanne van der Wal, onderzoeker bij SOMO, praat ons bij. ‘Wie de gevolgen van de prijzenslag merkt, hangt af van waar de pijn gelegd wordt. Dat kan bij de eigen winstmarge van de supermarkt, maar een prijzenslag kan ook ten koste gaan van de winstmarge van producenten. Hiervoor voeren stuntende supermarkten aan dat producenten meebetalen aan een groter marktaandeel.’ Sommige kortingen betalen supermarkten dus uit eigen zak en voor andere kortingen wordt de producent aangesproken.
Zowel de supermarkten als producenten moeten daarom bezuinigen om zulke prijsverlagingen te bekostigen. Zo gingen er bij de vorige prijzenoorlog zo’n 440 banen verloren op het hoofdkantoor van Albert Heijn, want de meest flexibele kosten zijn nu eenmaal vaak de arbeidskosten. Tegelijkertijd werd bijna de helft van alle prijsverlagingen verhaald op de producenten.
Gevolgen voor ontwikkelingslanden
Wat zijn hiervan de gevolgen voor producenten in ontwikkelingslanden? Van der Wal: ‘Het is heel lastig om met onafhankelijk onderzoek de directe relatie tussen een prijzenslag en de effecten voor producenten in ontwikkelingslanden aan te tonen. Dit zijn lange ketens, het is niet altijd duidelijk wie zaken doet met wie en sommige effecten manifesteren zich pas op de lange termijn. Om hun relatie met klanten niet te schaden, doen producenten ook niet snel een boekje open over de druk die op ze wordt gelegd om prijzen te verlagen en over de gevolgen daarvan voor arbeidsomstandigheden.’
Een van de weinige organisaties die onderzoek heeft gedaan naar het effect van prijzenslagen op producenten in ontwikkelingslanden, is de Britse ngo BananaLink. Deze ngo heeft zich toegelegd op de strijd voor eerlijke handel in exotisch fruit. Hun onderzoek naar bananen als wapen in prijzenoorlogen tussen Britse supermarkten heeft uitgewezen dat de kosten voor prijsverlagingen duidelijk merkbaar zijn op de bananenplantages aan het begin van de keten. Uiteindelijk betalen de arbeiders op bananenplantages in ontwikkelingslanden de prijs met lage lonen en slechte werkomstandigheden. In dit geval is er sprake van een directe link tussen de prijzenoorlog en de producent, maar Van der Wal waarschuwt dat deze relatie vaak niet transparant is. ‘Het is niet direct zo dat korting geven op een bepaald product aantoonbaar gaat leiden tot schade voor de producent. Dit heeft in het geval van een prijzenoorlog onder meer te maken met hoe belangrijk een land is als importeur en hoe afhankelijk leveranciers zijn van bepaalde supermarkten als klant.’
Dominante supermarkten
Wel toont dit voorbeeld aan hoe de machtsverhoudingen binnen de keten kunnen liggen. Slechts een aantal grote supermarktketens domineert de Europese markt en daarmee liggen de machtsverhoudingen binnen de keten scheef. In Groot-Brittannië is gebleken dat supermarkten met een marktaandeel van 8% al misbruik kunnen maken van hun inkoopmacht. Met een marktaandeel van 33,5% heeft de Albert Heijn dus een flinke vinger in de pap. ‘Deze machtsverhoudingen vormen de kern van het probleem in de keten’, stelt Van der Wal, ‘en oneerlijke handelspraktijken zijn daarvan de uitwassen.’
Een handjevol machtige supermarkten zet de prijzen van producten dus onder druk, maar tegelijkertijd nemen de eisen van consumenten – en daarom ook van supermarkten – aan producten steeds verder toe. Inkopers bedingen dat producten aan allerlei kwaliteit- en duurzaamheidseisen voldoen, maar komen de producenten niet noodzakelijkerwijs tegemoet in prijs. Dit maakt het vooral voor kleinere producenten lastig om te concurreren. ‘En in sommige sectoren zijn nu eenmaal veel kleine producenten actief. Voorbeelden zijn producenten van koffie en cacao en in deze gevallen betreft het ook vaak ontwikkelingslanden.’
De conclusie is dat één specifieke prijzenoorlog geen directe gevolgen hoeft te hebben voor producenten. Toch heeft de dominante positie van supermarkten in de huidige markt en de constante druk voor lage prijzen – en dus ook prijzenslagen – , wel degelijk gevolgen voor producenten in binnen- en buitenland.
Oplossingen
Wat kan aan deze praktijk worden gedaan? Op EU-niveau wordt er flink gedebatteerd en gelobbyd over mogelijke maatregelen om een eerlijkere verdeling van inkomsten in de keten tot stand te brengen. In deze discussie zijn belanghebbenden, inclusief producenten en supermarkten, overeengekomen wat oneerlijke handelspraktijken precies inhouden. Hiermee heeft de supermarktsector impliciet toegegeven dat zulke praktijken plaatsvinden, maar een bindend mechanisme om ze tegen te gaan, lijkt vooralsnog een brug te ver, vertelt Van der Wal. Supermarkten willen zelf een rol spelen in het afhandelen van klachten en lobbyen daarom sterk tegen bindende maatregelen voor eerlijke handelspraktijken. Ngo’s, waaronder SOMO, zijn van mening dat een vrijblijvend mechanisme niet zal werken. ‘Dat is ineffectief is en gaat niet ver genoeg. Tien jaar geleden is in Groot- Brittannië al een controle met vrijwillige handhaving ingevoerd en dat bracht te weinig op’, aldus Van der Wal.
Na een evaluatie van dat beleid heeft Groot-Brittannië een ombudsman aangesteld die zelf onderzoeken kan starten en op basis daarvan sancties kan opleggen. Die proactiviteit en bevoegdheden ziet Van der Wal als essentieel voor de effectiviteit van de ombudsman.
Machtsblok tegengaan
Naast de mogelijke consequenties van de huidige machtsverhoudingen onder de loep te nemen, pleit de SOMO-onderzoeker ook voor een aanpak van die machtsverhoudingen zelf. ‘Er zou iets gedaan moeten worden aan de dominante importmacht van supermarkten, maar dit lijkt politiek nog niet haalbaar. Een andere aanpak die de laatste tijd vaker de ronde doet, is het werken aan machtsvorming in andere stadia van de keten. Dat betekent dat producenten meer zouden mogen samenwerken om een machtsblok te vormen tegenover de supermarkten.’
Op deze manier kunnen producenten beter tegendruk uitoefenen tegenover de dominante supermarkten, maar Van der Wal geeft aan dat dit momenteel lastig is. Nu krijgen producenten al snel te maken met de mededingingsautoriteiten wanneer zij met elkaar spreken over prijzen. Van der Wal: ‘Het probleem is dat er door de autoriteiten vooral wordt gekeken naar het korte termijnbelang: de consument moet een lage prijs krijgen. Er wordt niet gekeken naar de belangen van de producenten en al helemaal niet naar de belangen van producenten in ontwikkelingslanden.’
De consument
Supermarkten voeren prijzenoorlogen om de consument voor zich te winnen. Is er in de strijd om eerlijke handel dan geen belangrijke rol weggelegd voor de consument? ‘In algemene zin zou de consument wel bereid moeten zijn om iets meer te willen betalen voor een beter product, dat dus meer rekening houdt met andere schakels in de keten. Alleen is het helaas niet zo dat de meerprijs van een duurder product noodzakelijkerwijs bij de producent terecht komt. Het koopgedrag van de consument heeft wel invloed op de concentratie in supermarkten, maar het is geen wet van meden en perzen dat minder concentratie meteen leidt tot betere omstandigheden en prijzen in de keten.’
Het lijkt erop dat een internationale politieke aanpak toch nodig is om eerlijkere handelspraktijken te bevorderen, maar in de Europese lobby geeft de supermarktsector zich niet zonder slag of stoot gewonnen. Waar supermarkten tegenover elkaar staan in hun prijzenoorlogen, trekken zij samen ten strijde in Brussel.