Waarom mag ik eigenlijk geen kritiek leveren?

Sinds wanneer kijken we niet meer vanuit het verleden naar de toekomst? Stefan Verwer, directeur van Lokaalmondiaal, observeert hoe critici van het huidige ontwikkelingsbeleid worden weggezet als ‘ouderwets’. En vraagt zich af of diegenen die niet met kritiek om kunnen gaan, het streven naar de meest effectieve vorm van hulp wel delen.

‘Men ziet van de toekomst ongeveer evenveel als het inzicht in het verleden reikt.’ Het is een uitspraak van Marie Kamphuis, een van de grondleggers van het naoorlogse sociaal maatschappelijk werk in Nederland. Historici die dit lezen zullen instemmend knikken, maar buiten die ouderwetse wetenschap lijkt de kunst van het terugkijken aan populariteit te verliezen. Sterker nog, mensen die fundamentele kritiek leveren worden vaak weggezet als ouderwets en niet meer van deze tijd. En ouderwets is in veel gevallen dus niet meer goed.

Neem het voorbeeld van de ontwikkelingssamenwerking. De ontwikkelingssector staat al langer onder druk: ontwikkelingssamenwerking moet anders. Het roer moet om: nieuwe actoren moeten een kans krijgen om bij te dragen aan ontwikkeling. Onder het mom van internationale samenwerking en economische ontwikkeling moeten de problemen van ontwikkelingslanden in sneltreinvaart worden opgelost.

Ngo’s als kop van jut

Dat de tijd dringt wordt nogal eens duidelijk: fundamentele kritiek op de beleidswijzigingen of kritische vragen bij de keuzes die worden gemaakt, vallen niet in goede aarde bij de Haagse beleidsmakers. Critici worden makkelijk weggezet als doemdenkers of mensen uit het verleden. De redenatie is simpel: 65 jaar ontwikkelingssamenwerking heeft niet opgeleverd wat we verwacht hadden. Armoede is de wereld nog lang niet uit: ontwikkelingsorganisaties hebben gefaald en het maatschappelijk sentiment, dat er teveel geld aan de strijkstok blijft hangen versterkt de overtuiging bij politici en beleidsmakers dat het tijd is voor een radicale verandering.

Het opmerkelijke is dat het maatschappelijk middenveld door velen worden beschouwd als de kop van jut: zij hebben de oplossing voor het armoedevraagstuk niet kunnen brengen en hebben geen idee hoe het anders moet. Een woordvoerder van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zei mij onlangs veelbetekenend dat de visie op de toekomst van de millenniumdoelen uit een andere hoek komt dan de maatschappelijke organisaties: het bedrijfsleven en vooral jonge ondernemers kraaide zij enthousiast, daar moeten we het van hebben. De boodschap lijkt duidelijk: de maatschappelijke organisaties doen er niet meer toe en het lijkt dan ook maar een kleine stap voor het ministerie om een dikke streep te trekken door de ondersteuning die de overheid hen decennia lang heeft geboden.

Op vakantie naar de 70ies

Andere critici van het huidige ontwikkelingsbeleid ondergaan hetzelfde lot: Marc Broere, hoofdredacteur van het vakblad voor ontwikkelingssamenwerking, werd, toen hij op de site van Vice Versa iets al te kort door de bocht de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel had weggezet als een praatjesmaker, geadviseerd om een boek van Jan Pronk en Paul Hoebink te pakken en op vakantie te gaan naar de jaren zeventig.

Op zich geen slecht idee, want de voormalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Nijmeegse hoogleraar behoren toch wel tot de grondleggers van het Nederlandse denken over ontwikkelingssamenwerking. Toch bedoelde de anonieme reaguurder het allerminst als een compliment: het jaren zeventig denken zou vernieuwing namelijk in de weg zitten.

Vanuit het verleden naar de toekomst

En juist in die laatste redenering schuilt mijn verbazing: want sinds wanneer is het slecht om terug te kijken en te leren van eerder gemaakte fouten of overtuigingen. Sinds wanneer kijken we niet meer vanuit het verleden naar de toekomst. Natuurlijk, de politiek ontwikkelt visies en formuleert waar we naartoe willen. Maar het kan geen kwaad om die toekomstvisies te toetsen aan het verleden. Te bekijken of op basis van de lessen uit het verleden, het beleid van de toekomst kan worden bijgestuurd. Niet om vervelend te doen, maar omdat zelfs het gros van de critici van het huidige ontwikkelingsbeleid, de doelstellingen van armoedebestrijding omhelzen en hopen dat kritische vragen leiden tot beter beleid en betere resultaten. Dat is geen nestbevuiling, dat is invulling geven aan het recht van alle armen: op goede en effectieve hulp.

Deze blog gaat niet over goed of fout beleid. Deze blog gaat er zelfs niet over of de koers van de ontwikkelingssector, inclusief het maatschappelijk middenveld, juist is of niet. Hoogstens wil ik de vraag opwerpen of diegenen die niet met kritiek om kunnen gaan, het streven naar de meest effectieve vorm van hulp wel delen. Of is het al te gemakkelijk afwijzen van kritiek een slechte poging om de eigen onwetendheid of men op de goede weg is te maskeren?