
Religie op de politieke agenda
Eind juli kondigde de US State Department (het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken) aan dat het een Office for religious engagement zal openen. Brenda Bartelink volgde de discussie over dit initiatief en vraagt zich af wat Nederlandse ontwikkelingsorganisaties van deze discussie kunnen leren over de benadering van religie in ontwikkelingssamenwerking.
Het hoofd van dit nieuwe initiatief, theoloog Shaun Casey, betoogt dat de politieke invloed van religie lang genegeerd is. Religieuze leiders spelen sinds jaar en dag een belangrijke rol in humanitaire hulp, vredesopbouw en het beschermen van mensenrechten. Het nieuwe bureau dient daarom de relatie van de Amerikaanse buitenlandse dienst met religie te verdiepen. Daarbij richt het zich vooral op religie en ontwikkeling, vrijheid van religie en het voorkomen en oplossen van conflicten.
Het initiatief is typisch Amerikaans, niet alleen omdat het gericht is op de Amerikaanse politieke agenda, maar ook omdat het de uitkomst is van het harde lobby werk van enkelen in het ministerie om religie een meer prominente rol te geven in het buitenlands beleid. Amy Frykholm, een prominente Amerikaanse opiniemaker, schrijft in haar persoonlijke blog dat er tot voor kort geen enkele aandacht was voor religie in de training van Amerikaanse diplomaten. Volgens Peter Mandaville, professor aan de George Mason University, kan dit verklaard worden door het feit dat Amerikaanse diplomaten en ambtenaren sterk hechten aan de scheiding van kerk en staat en de vrijheid van religie. Beiden erkennen de waarde van dit seculiere karakter van de Amerikaanse politiek en stellen dat de staat zich ook niet direct moet verbinden met religieuze actoren. Desondanks is Mandaville positief over het nieuwe initiatief; het is tenslotte evident dat religie een belangrijke rol speelt in het leven van mensen, hun gemeenschappen en niet in de laatste plaats in natiestaten wereldwijd.
Wat kunnen we leren?
De Britse religiewetenschapper Linda Woodhead legt uit dat Europese landen vanuit de historie veel sterker verweven zijn met het Christendom dan de Verenigde Staten. In veel landen in Europa is het onderwijssysteem nog op christelijke instituties gebaseerd. In de VS wordt de opvatting van religieuze vrijheid en scheiding van kerk en staat altijd sterk benadrukt. Een initiatief dat religie wil verbinden aan het buitenlands beleid is daarom in de Amerikaanse context opvallend, maar voor Europa eigenlijk niet zo nieuw. Haar opmerkingen snijden hout, zeker als je naar het Nederlandse veld van ontwikkelingssamenwerking kijkt. Onze grote particuliere ontwikkelingsorganisaties zoals Cordaid en ICCO komen voort uit katholieke en protestantse maatschappelijke initiatieven. Actieve inzet van maatschappelijke organisaties en de Nederlandse overheid op religie en ontwikkeling in de afgelopen tien jaar heeft laten zien dat religie er voor ontwikkelingssamenwerking toe doet.
Ik herkende de eerste reactie van Woodhead: ‘a State Department that talks about religious engagement warms my heart’. Maar net als Woodhead en de andere religiewetenschappers die op verschillende internationale fora reageren, heb ik ook zo mijn bedenkingen. Een paar van die bedenkingen formuleerde ik al in een eerdere column op een andere site. Namelijk dat de manier waarop religie in het recente verleden is benaderd in ontwikkelingsbeleid in Nederland en in de Verenigde Staten, een zwart-wit beeld van goede of slechte religie heeft versterkt, maar niet heeft geleid tot een beter begrip van de betekenis die religie heeft voor mensen wereldwijd en voor hoe zij werken aan een betere toekomst. Aan applaus voor dit nieuwe initiatief heb je niet veel, we kunnen ons beter afvragen: Wat kunnen wij als Nederland leren van hoe de VS religie benaderd als verlengstuk van het buitenlandse beleid? En wat kunnen we leren van hoe er met religie is omgesprongen in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid?
Politisering
Veel voorstanders van het initiatief pleitten voor het belang van een vergrote betrokkenheid met religieuze actoren in het buitenland- en ontwikkelingsbeleid. Een belangrijke vraag die door Elizabeth Shakman Hurd, professor aan de Johns Hopkins University, in deze discussie werd gesteld legt echter de vinger op de zere plek, want meer betrokkenheid met wie? Met religieuze leiders? De vraag is welke belangen zij vertegenwoordigen. En wat heeft het voor invloed op vrouwen die een soms moeizame strijd voor gelijke rechten voeren in hun religieuze gemeenschap, als zij worden vertegenwoordigd door mannelijke leiders die dat doel niet delen? Wat doe je in dit verband met religieuze groepen die gemarginaliseerd zijn? Of met dissidenten?
Nederlandse organisaties steunen vaak de wat meer liberale, op verandering en bevrijding gerichte mensen en organisaties in ontwikkelingslanden. Dat past bij de mensenrechten focus in ‘ons’ ontwikkelingsbeleid en bij de liberale religieuze tradities waar veel maatschappelijke organisaties in geworteld zijn. Dit is een legitieme keuze, maar kan in sommige gevallen echter ook leiden tot politisering van religie, bijvoorbeeld in een context waarin de meer conservatieve stemmen dominant zijn. In een land als Indonesië met een moslim meerderheid en een toenemende invloed van islamitische orthodoxie, heeft het bijvoorbeeld consequenties wanneer je een liberale moslimorganisatie steunt die opkomt voor de rechten van vrouwen. Dit kan sentimenten over het opdringen van een seculiere agenda door westerse organisaties aanwakkeren. Tegelijkertijd kan een te sterke nadruk op religieus fundamentalisme vrijheid en gelijkheid ook in de weg staan. In Syrië is volgens kenners een historische basis voor tolerantie tussen de verschillende religieuze en etnische minderheden. Maar in het conflict heeft het dictatoriale regime juist de angst voor conflicten tussen religieuze en etnische groepen uitgebuit om zichzelf te legitimeren.
Pluralisme
Een andere kritische noot komt van Maia Hallward, een specialist in de politiek van het Midden Oosten aan Kennesaw State University. Zij stelt dat de focus op buitenlandse relaties afleidt van het feit dat de grootste uitdagingen om religieuze vrijheid en tolerantie te bereiken in Amerika zelf liggen. Daar heeft ze een goed punt! In de columns die ik tot nu toe voor deze site heb geschreven, heb ik de relatie tussen religie in ontwikkelingssamenwerking op verschillende manieren naar voren gebracht. Maar waarom is het nou zo belangrijk om aandacht voor religie te hebben in ontwikkelingssamenwerking? Ik kan dan natuurlijk wijzen op de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking die groter is als zij goed aansluit bij mensen en de realiteit waar zij in leven.
Maar er is ook moreel argument. En dat heeft te maken met respect voor en erkenning van pluraliteit. Dat is een belangrijke waarde die we in Nederland met elkaar delen, die bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in de aandacht voor mensenrechten, seksuele rechten en gender in het ontwikkelingsbeleid. In onze geseculariseerde samenleving staat religieuze diversiteit echter vaak onder druk. We hoeven maar naar het zogenaamde islamdebat te kijken om daarvan voorbeelden te zien. Religie doet er niet toe omdat het religie is, maar vanwege het ideaal dat we nastreven om een plurale samenleving te zijn waarin mensen ruimte krijgen voor hun eigen identiteit. Dat ideaal proberen we hier en elders in de wereld in de praktijk te brengen.
Woodhead stelt in haar stuk dat de betrokkenheid van de VS bij religie niet alleen vanuit Amerikaanse opvattingen van (religieuze) vrijheid mag worden vormgegeven. Het moet een insteek van echt partnerschap zijn. Dat betekent openstaan voor andere landen en leren van hoe zij verhouding tussen religie en staat vorm geven. Dat veronderstelt ook dat we bereid zijn onze eigen verhouding tussen religie en staat onder kritiek te laten stellen, ze is niet de enige noch de ideale mogelijkheid. Dat geldt dan ook voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, dat we open staan om het eigen streven naar vrijheid van mensen, gemeenschappen en landen elders in de wereld te erkennen en ondersteunen. Kennis van religie kan daarin dan ook niet ontbreken!
Brenda Bartelink is religiewetenschapper en werkzaam voor het Kenniscentrum Religie en Ontwikkeling bij Stichting Oikos. Daarnaast werkt ze aan de afronding van haar proefschrift over religie, seksualiteit en HIV/aids in ontwikkelingssamenwerking. In haar column op deze website kijkt ze naar ontwikkelingssamenwerking vanuit een religiewetenschappelijk perspectief en vraagt zich af aan welke inzichten uit het onderzoek naar religie, cultuur en identiteit de sector wat zou kunnen hebben.