Humanitaire crisis in Syrië: ‘Hulp schiet aan alle kanten tekort’

De discussie over het geweld in Syrië concentreerde zich in de Westerse media tot nu toe met name op de vraag: wel of niet militair ingrijpen? Het feit dat er intussen in het land zich een humanitaire ramp voltrekt kreeg relatief veel minder aandacht. Ook het bedrag dat opgehaald is tijdens inzamelingsacties van giro 555- tot nu toe zo’n 5 miljoen euro- is bedroevend laag ten opzichte van de 200 miljoen die ten tijde van de aardbeving en de tsunami in Azië in 2004 ingezameld werd. Hoe komt het dat de compassie voor de humanitaire crisis zo lang op zich heeft laten wachten?

Dat de humanitaire crisis die zich in Syrië voltrekt betrekkelijk weinig aandacht weet te trekken van de internationale gemeenschap vindt Tineke Ceelen, directeur van Stichting Vluchteling, onbegrijpelijk ‘We hebben het over zo’n twee miljoen vluchtelingen’, stelt ze. ‘Maar dit is een grove onderschatting, want hieronder vallen slechts de mensen die zich als zodanig hebben geregistreerd, het werkelijke aantal ligt waarschijnlijk veel hoger’. Ook heeft deze telling van twee miljoen slechts betrekking op de mensen die het land uit zijn gevlucht. ‘Het grootste aantal vluchtelingen zijn mensen die binnen Syrië zelf hun woonplaats zijn ontvlucht, de zogenaamde ontheemden. Hierbij praat je over minstens 4,25 miljoen mensen’, aldus Ceelen.

Gebrek aan herkenning

In totaal gaat het dus om minimaal 6,25 miljoen mensen, een zeer omvangrijk aantal. Waarom is hier niet meer discussie en berichtgeving over? ‘De herkenbaarheid is minder groot’, verklaart Ceelen. ‘Tijdens de tsunami werden er gebieden getroffen waar we veel meer feeling mee hadden, gebieden waar wij op vakantie gingen, landen en bevolkingsgroepen waar wij aansluiting mee hebben. Dat is nu veel minder het geval.’ Daarnaast lijkt het ook de aard van het conflict te zijn, die voor minder compassie zorgt. ‘Traditioneel gezien zijn we minder geneigd geld te geven aan slachtoffers van oorlog en geweld, dan bijvoorbeeld aan slachtoffers van natuurrampen. Natuurgeweld wordt gezien als iets waar niemand iets aan kan doen, en waar dus per definitie onschuldige mensen getroffen worden’, zo verklaart Ceelen. ‘Bij oorlogsgeweld mist dit aura van onschuld, met name in een onduidelijke oorlog zoals deze, waar slecht te beoordelen is wie de goede partij is en wie foute.’ Een andere oorzaak voor het gebrek aan compassie ligt in het moslimextremisme in deze oorlog. ‘Dat vinden we doodeng’, aldus Ceelen.

Het inzamelen van gelddonaties, door bijvoorbeeld stortingen op giro 555, blijft behoorlijk achter bij eerdere acties. Dit kan deels worden verklaard door de aard van de crisis, maar ook het economische klimaat binnen een Europa lijkt weinig mee te werken. ‘De crisis treft ons allemaal, het is logisch dat mensen dan niet direct met open portemonnee klaarstaan voor anderen’, stelt Ceelen.

Een ramp binnen een ramp

Thea Hilhorst, hoogleraar humanitaire hulp aan de Wageningen Universiteit verklaart eveneens dat het gebrek aan compassie met name te wijten is aan de aard van het conflict. ‘De fondswerving voor natuurrampen gaat bijna altijd veel makkelijker dan de fondswerving voor conflicten en dat heeft twee belangrijke redenen’, legt zij uit. ‘Allereerst gebeuren natuurrampen vaak erg plotseling, waardoor het in één klap groot nieuws is. Ook is het direct duidelijk dat de slachtoffers geen schuld dragen. Bij conflictsituaties draait dit zich om. Mensen stellen zich veel meer de vraag hoe de situatie ontstaan is, wie de strijdende partijen zijn en waar het geld nu eigenlijk terechtkomt.’ De tweede reden moet vooral gezocht worden in de manier waarop de crisissituatie zich ontwikkelt. Hilhorst: ‘De crisis in Syrië is een situatie die langzaam aanzwelt en doorsijpelt. Het is al tijden hier en daar in het nieuws. Ineens is er dan het moment waarop giro 555 in actie komt, maar niemand weet waarom precies dán, waarom op dat moment. De timing van zo’n actie is ontzettend ingewikkeld.’

Ook het feit dat de crisis tot voor kort met name in Syrië zelf afspeelde maakte de situatie lastig. ‘Al heel snel ontstond de discussie of hulp in Syrië zelf wel mogelijk zou zijn. Op dit moment zien we echter dat er zo’n 5000 mensen per dag het land uitvluchten, wat plotseling een geheel andere situatie creëert en waardoor nu juist wél het gevoel ontstaat dat er acuut ingegrepen moet worden’, aldus Hilhorst, ‘Wat je nu ziet is dat er een ramp binnen een ramp is ontstaan.’

Nijpende omstandigheden

Ondersteuning komt met name van omringende landen. Het grootste aantal vluchtelingen bevindt zich in Syrië zelf. Daarna komt Libanon, die ruim 700.000 Syriërs heeft opgevangen, wat als gevolg heeft dat op dit moment zo’n 17 á 18 procent van de Libanese bevolking bestaat uit gevluchte Syriërs. ‘De Libanese regering staat niet toe dat er kampen opgezet worden’, legt Ceelen uit. ‘De vluchtelingen worden hier door de lokale gemeenschap opgevangen in kamers, appartementen en leegstaande gebouwen.’ Volgens Ceelen is de reden hiervoor dat de Libanese regering huiverig is dat de vluchtelingen langdurig zullen blijven of helemaal niet zullen terugkeren op het moment dat er een semi-permanente structuur op wordt gezet. Deze angst komt voort uit eerdere ervaringen met  Palestijnse vluchtelingen waarvan nog steeds een groot deel in Libanon verblijft. Het probleem is echter dat de toestroom inmiddels zo groot is geworden dat deze oplossing niet langer toereikend is. ‘De rek is eruit’, stelt Ceelen, ‘dit heeft als gevolg dat de mensen in zelfgemaakte tentenkampjes langs de kant van de weg leven. Hetgeen voor de veiligheid en gezondheid zware consequenties kan hebben.’

Meer dan een half miljoen Syriërs hebben hun toevlucht gezocht in Jordanië. Hier is het kamp Zaatari opgezet, maar hier maken maximaal 140.000 vluchtelingen gebruik van. De rest leeft in stedelijke gebieden. ‘De situatie waar deze mensen zich in bevinden is nijpend’, geeft Ceelen aan. ‘Het is voor hulporganisaties moeilijk om deze mensen te bereiken.’ Ook Irak heeft sinds kort de grenzen weer geopend, wat als gevolg had dat zij in twee weken tijd een toestroom van 50.000 vluchtelingen moest verwerken. ‘De opvangcapaciteit is beperkt en het kamp Domiz is tjokvol’, verklaart Ceelen. ‘Er worden in hoog tempo allerlei noodvoorzieningen uit de grond gestampt, maar deze zijn bij lange na niet toereikend voor zulke grote aantallen mensen, en bovendien kwalitatief onder de maat.’

In Turkije is de situatie geheel anders. Waar de voorzieningen elders ondermaats zijn, zorgt de Turkse overheid ervoor dat de kampen ver boven de norm liggen. De keerzijde hiervan is dat de overheid slechts vluchtelingen toelaat voor zover daar capaciteit voor is. Eerst wordt gebouwd aan centra om voldoende capaciteit te genereren, en dan worden pas nieuwe vluchtelingen toegelaten. Ceelen: ‘Dit betekent dat er grote aantallen mensen in het grensgebied van Noord-Oost Syrië wachten op toelating en de omstandigheden daar zijn ronduit afschuwelijk’.

De inzet van Nederland

De Nederlandse overheid heeft tot nu toe 42 miljoen euro ter beschikking gesteld aan de Verenigde Naties, het Rode Kruis en particuliere hulporganisaties. ‘Dat is voor Nederlandse begrippen echt heel veel’, stelt Ceelen. ‘Maar als je kijkt naar de omvang van de crisis en de manier waarop het probleem zich in rap tempo aan het verbreden en verdiepen is, dan is dit echter nog steeds veel te weinig. Deze crisis is exceptioneel en dat vraagt om exceptionele daden’, aldus Ceelen.

Een andere discussie speelt rond het opnemen van Syrische vluchtelingen, volgens Ceelen vooral een sigaar uit eigen doos. ‘Nederland laat Syrische vluchtelingen toe. Dit aantal echter gaat af van een bestaand quotum. Er komen dus geen extra plekken bij, er worden plekken die eigenlijk bedoeld zijn voor vluchtelingen uit andere landen vergeven aan Syriërs’, aldus Ceelen. Het heeft volgens haar dan ook vooral een symbolische waarde. ‘Het is belangrijk dat Nederland, en de rest van de internationale gemeenschap laat zien dat ze begrijpt hoe ontwrichtend de vluchtelingenproblematiek is voor de buurlanden van Syrië, door zo royaal mogelijk financieel bij te dragen, maar ook door ruimhartig in te gaan op het verzoek van UNHCR kwetsbare vluchtelingen op te nemen in de Europese Unie. Daarbij zou Nederland echter extra plaatsingsmogelijkheden moeten creëren voor Syrische vluchtelingen, in plaats van sigaren uit eigen doos uit te delen.’

Hulporganisaties

Femke Halsema kreeg een hoop kritiek te verwerken toen zij tijdens een lezing op Wereldvluchtelingendag een somber beeld schetste van de manier waarop humanitaire organisaties in Syrië te werk gingen. Hulporganisaties zouden te weinig samenwerken, teveel met zichzelf bezig zijn en zich met name richten op hulp die kon rekenen op financiële steun van de achterban.

Ook Ceelen is kritisch: ‘Vooral de vluchtelingen die moeilijk bereikt kunnen worden, ik noem de stadsvluchtelingen, komen er bekaaid af. Slechts weinig organisaties zetten zich voor hen in, terwijl tegelijkertijd bijna 30 internationale organisaties actief zijn in Zaatari kamp in Jordanië. De hulp schiet aan alle kanten tekort, zowel in Syrië als in de omringende landen.’