
Mensenrechtenactiviste Asha: ‘Het is een fatale fout om niet in Soedan actief te blijven’
Asha* is een moeder, een activiste, maar bovenal een strijder. Ze strijdt met name voor de rechten van Soedanese vrouwen en meisjes. Al op haar elfde liep ze mee in demonstraties, op haar zeventiende hield ze politieke toespraken en sloot ze zich aan bij de Soedanese vrouwenbeweging. Vice Versa praatte met haar over haar werk, de Nederlandse terugtrekking uit Soedan, de onvoorziene gevolgen van de Amerikaanse war on terror, en over moed en angst.
We ontmoeten Asha bij Justitia et Pax in Den Haag. Zij verblijft tijdelijk in het Shelter City van deze organisatie. Shelter City is opgezet om mensen die strijden voor mensenrechten en zich in een benarde positie bevinden, even op adem te laten komen.
Asha strijdt voor de rechten van meisjes en vrouwen in de Soedanese samenleving. Ze is voormalig directeur en zittend bestuurslid van een civil society organisation, uit veiligheidsoverwegingen niet nader bij naam genoemd, die zich bezighoudt met gelijkwaardigheid voor vrouwen, vrede en democratie. Ook is Asha directeur van een onderzoeksinstituut voor gendergelijkheid en gerechtigheid.
Asha richt zich met name op het veranderen van de familiewetgeving van Soedan. In Soedan worden mannen en vrouwen in de grondwet als gelijk omschreven, maar in de familiewetgeving is dat absoluut niet het geval. Asha: ‘De familiewetten zijn ontzettend discriminerend jegens vrouwen, die praktisch gezien worden als kinderen waarvoor gezorgd moet worden. Het is essentieel dat deze perceptie verandert. Deze wetgeving is in 1991 ingevoerd en legaliseert onder andere het huwelijk voor meisjes vanaf tien jaar. Zij krijgen niet de kans een eigen partner uit te zoeken en de man dient hen toestemming te geven voor dagelijkse activiteiten.’
Asha strijdt ‘alleen met woorden, niet met wapens.’ Ze helpt mensen om zich te organiseren, om hun stem te laten horen, om hen bewust te maken van hun rechten. Het gaat er haar om dat mensen een realistisch beeld hebben en niet vanuit percepties of stereotypen denken. Door haar werk gaan mensen zich realiseren dat er verandering nodig is. Hierdoor kan ze rekenen op continue tegenwerking van de regering, maar dit weerhoudt haar er niet van de strijd voort te zetten.
U was al op zeer jonge leeftijd actief in het activisme, wat heeft u geïnspireerd?
‘Ik heb mijn politieke engagement van huis uit meegekregen. Mijn vader was erg actief in de politiek. Hij had acht dochters en één zoon, wat in Soedan niet als erg positief wordt gezien, aangezien vrouwen niet als gelijkwaardig worden beschouwd. Mijn vader heeft dit echter nooit geaccepteerd. Hij wilde dat wij het beste uit onszelf haalden en stimuleerde ons om even goed, of misschien zelf beter, te worden dan de jongens en mannen om ons heen. Hij nam ons mee naar politieke evenementen, liet ons spreken op bijeenkomsten en pushte ons waar hij kon. Als jong meisje ging ik naar een internaat, waar ik in aanraking kwam met meisjes uit allerlei sociale kringen. Ik maakte van dichtbij mee hoe de meest veelbelovende meisjes ineens verdwenen, uitgehuwelijkt werden aan oudere mannen, waarmee er een einde kwam aan hun opleiding en sociale leven. Ik smeekte mijn vader en het hoofd van de school om in te grijpen. Ik kon niet begrijpen dat zij dit zomaar lieten gebeuren. Zowel mijn vader als het hoofd van het internaat gaven als repliek dat dit niet hun zaken waren, evenmin als die van mij. Maar ik kon me er niet bij neerleggen, het waren mijn vriendinnen, ze waren me dierbaar. Deze ervaringen maakten me strijdlustig.
Op zeventienjarige leeftijd sloot ik me aan bij de Vrouwenbond. Deze bond is officieel ontbonden, maar we bestaan ondergronds nog steeds hoor! Het is erg moeilijk om in Soedan als organisatie je hoofd boven water te houden, je wordt op allerlei manieren tegengewerkt. Dit is vermoeiend en ontmoedigend soms, maar we geven niet op. Soedan is sinds 1989, sinds al-Bashir aan de macht is, veel minder democratisch geworden. Maar de onderdrukking van vrouwen die bijvoorbeeld in Afghanistan te zien is, dat is hier nooit gelukt. De regering heeft vele pogingen gedaan, maar het verzet is groot en dat geeft mij hoop.’
Welke veranderingen zijn voor u het meest noodzakelijk?
‘Er is niet één verandering aan te wijzen, het is een package deal. Maar het veranderen van de mensenrechtensituatie is in mijn ogen het meest essentieel. We moeten af van wetten die in strijd zijn met de mensenrechten en het wettelijk kader moet conform de grondwet van Soedan zijn. Dit zal echter nooit gebeuren tenzij de Soedanese samenleving meer democratisch wordt, met een rule of law, transparantie, aansprakelijkheid en natuurlijk vrede. In zo’n omgeving is het voor vrouwen makkelijker om hun rechten op te eisen. Ze zullen dan nog steeds moeten vechten tegen de cultuur en de patriarchale manier van denken, maar er zal dan tenminste geen sprake meer zijn van wetten die ons ondergeschiktheid of inferioriteit opleggen op de manier waarop dat nu gebeurd.’
Nederland heeft op het gebied van ontwikkelingshulp lang een sterke band gehad met Soedan. Op dit moment wordt de Nederlandse hulp teruggeschroefd. Wat vindt u van deze ontwikkeling?
‘Dit is een ontwikkeling die mij ernstige zorgen baart. Wat je ziet is dat zowel Nederland als andere Europese landen de aandacht verschuiven naar Zuid Soedan. Deels komt dit voort uit praktische overwegingen die begrijpelijk zijn. De economische crisis dwingt landen ertoe keuzes te maken in hun hulpbeleid en zich op bepaalde gebieden te concentreren. Daar komt bij dat Soedan sinds 2009 een erg vijandige positie inneemt tegen ngo’s. Veel ngo’s zijn het land uitgezet en het is moeilijk een visum te krijgen voor Soedan.
Toch probeer ik altijd zowel internationale organisaties als buitenlandse regeringen de vraag voor te leggen waar de keuze voor bepaalde gebieden op gebaseerd is. Soedan ligt op een strategisch punt, met grenzen zowel aan Zuid Soedan als aan Egypte. Wat er in Soedan gebeurt zal automatisch effect hebben op deze twee grenslanden. Mijn inzicht is dat het daarom een fatale fout zou zijn om niet in Soedan actief te blijven. Europese landen, inclusief Nederland, trekken zich echter niet volledig terug uit Soedan. Zij kiezen ervoor om organisaties van de Verenigde Naties (VN) te blijven ondersteunen, waarbij de VN besluit hoe het geld besteed wordt. Dit is ironisch omdat Europese regeringen claimen dat zij de Soedanese regering niet ondersteunen, terwijl VN-organisaties enkel samenwerken met de Soedanese regering. Als Europees land steun je daarmee indirect de Soedanese regering; een regering waarvan bekend is dat zij mensenrechten schendt, mensen doodt en de ruimte van de publieke samenleving moedwillig beperkt. De civil society is in Soedan is het enige orgaan dat deze uitdagingen het hoofd biedt en we werken onder moeilijke omstandigheden, met veel vijandigheid vanuit de regering. Als daar bovenop ook nog de steun die we krijgen van ambassades of buitenlandse regeringen wordt ingetrokken, dan is dat uiterst problematisch. De regering van Soedan steunt enkel organisaties die haar positief gezind zijn. Enkel al het strijden voor mensenrechten zonder je uit te spreken tegen de huidige regering, is voldoende om als vijand beschouwd te worden, waarbij je uiteraard naar financiële steun kan fluiten.
Ik denk dat het wegtrekken van steun dus absoluut niet strategisch is, het is de makkelijkste weg. Uiteindelijk gaat het altijd om geld en dat staat een duurzame oplossing in de weg. Het is makkelijker om geld bij elkaar te krijgen als er zichtbaar sprake is van een crisis. Een huilend en hongerig kind is voor de werving van fondsen effectiever dan een lachend, gezond kind, omdat het inpraat op emoties. De mensen of organisaties die zich bezig houden met preventie zijn niet in staat zulke sterke beelden te tonen om fondsen te werven, wat een probleem is omdat preventie juist zo belangrijk is.
Het gevolg van dit alles is dat er een onhoudbare situatie wordt gecreëerd, omdat de hulp afhangt van het niveau van de crisis. Dit is ook wat je ziet in Soedan. Op het moment dat er elders, zoals in Syrië, een crisis ontstaat die als erger wordt gezien, verschuift de hulp zich naar het nieuwe gebied. Soedan raakt op de achtergrond en uiteindelijk vergeten. De situatie in Soedan zal verder verslechteren als het land op deze manier wordt achtergelaten. Dit zal als gevolg hebben dat de huidige conflicten opnieuw de kop op zullen steken, maar dit keer met nog hogere kosten. Dezelfde regeringen die nu een stap terug doen zullen dan weer naar voren stappen, maar de situatie zal oncontroleerbaar worden.’
Een van de redenen van de Nederlandse terugtrekking is dat de Afrikaanse Unie de ruimte moet krijgen zelfstandig in te grijpen. Denkt u dat de Afrikaanse Unie klaar is om de rol van bemiddelaar op zich te nemen?
‘Eerlijk gezegd heb ik medelijden met de Afrikaanse Unie. Met name omdat het een nieuwe organisatie is en het weinig middelen heeft, vooral nu de steun van Khadaffi is weggevallen. Hij was de grootste financiële bron. De eerste ervaring voor de Afrikaanse Unie was de vredesmissie in Darfur, hier zijn ze jammerlijk gefaald. Ik geef ze het voordeel van de twijfel, want ze zijn jong en nog aan het leren, maar ik ben ook sceptisch. De meeste Afrikaanse landen zijn niet democratisch. Ik vraag me af hoe je als staatshoofd democratie uit kan dragen als je zelf niet democratisch aan de macht bent gekomen.
De Afrikaanse Unie moet zich naar mijn mening meer strategisch opstellen. Afrika is ontzettend rijk aan grondstoffen, er is zo veel potentieel. De G8 heeft plannen gemaakt dit beter te benutten, nu komt China ook op het toneel. Het lijkt soms alsof iedereen zich bewust is van het potentieel van Afrika, behalve Afrika zelf. We moeten oppassen dat we niet weer een nieuwe periode van kolonisatie ingaan waarbij de grondstoffen weg worden gekaapt, ofwel door China ofwel door het Westen.
Het idee van de Afrikaanse Unie is natuurlijk fantastisch, maar het is nu nog te vroeg om te oordelen of het daadwerkelijk naar behoren gaat functioneren. Naar mijn idee zou de Europese Unie hier een ondersteunende rol in kunnen spelen. De ondersteuning zal dan wel oprecht moeten zijn, niet bedoeld om eigenbelangen veilig te stellen. De mentaliteit moet niet gebaseerd zijn op liefdadigheid, maar op het delen van kennis, ervaring en middelen.’
In een eerder interview met Cordaid gaf u aan te strijden tegen twee vormen van terrorisme: intern tegen de onderdrukking van de Soedanese regering, extern tegen de invloed van de Verenigde Staten.
‘Het hele idee van de war on terror fascineert mij, in negatieve zin weliswaar. Ik twijfel niet aan het motief voor de oorlog tegen terrorisme en ik veroordeel deze aanval voor de volle honderd procent. Wat me echter dwarszit is de dubbele standaard die wordt gehanteerd, met name vanwege de onbalans in de machtsrelatie. Hillary Clinton zei laatst: ‘We have created these people, by trying to support them to fight communism and then abandon them.’ Ik vond dat de meeste moedige en respectvolle uitlating die ik ooit heb gehoord van een Amerikaans persoon.
De Amerikaanse regering spreekt zich uit tegen de regering van el-Bashir, maar steunt in grote mate de intelligence-sector van Soedan, een goed voorbeeld van de dubbele standaard. De reden die zij hiervoor geven is dat er geen goed alternatief is voor de huidige regering en dat afzetting zou leiden tot aantreden van radicale groeperingen. Naar mijn inzicht is dit een non-argument. Soedan kent geen historie van radicale groeperingen. De islam was tot 1989 altijd erg gematigd en liberaal in Soedan. De huidige regering heeft de weg vrijgemaakt voor de opkomst van deze groeperingen, hoe langer deze regering aan de macht blijft, hoe sterker ze zullen worden. Daarbij is het aan de Soedanese bevolking zelf om te bepalen wat een geschikt alternatief is.
Daarnaast worden de wetten die zijn aangenomen om terrorisme te bestrijden veelal niet toegepast op de mensen waarvoor ze bedoeld zijn. In Soedan worden de wetten gebruikt tegen mensen die strijden voor mensenrechten, zoals ik. Ik geloof niet in het hele idee van surveillance. De mensen die van plan zijn aanslagen te plegen bespreken dit niet over de telefoon, of per mail. Wij zijn de mensen die dat doen. Wij praten over de telefoon, wij mailen elkaar en wij staan op deze manier op de radar. De Anti Terrorism Act geeft onze regering de legitimiteit ons te observeren en te traceren. Het heeft op deze manier een hele verkeerde uitwerking.’
Hoe moet het nu verder met Soedan?
‘Ik wil een vredevolle oplossing, waarbij onderhandeling leidend is. Dat zal de meest houdbare oplossing geven. Vooralsnog zie ik dat met de huidige regering niet gebeuren, maar ik denk dat we met burgerlijke ongehoorzaamheid en demonstraties wel druk kunnen uitoefenen, mits we dit op een meer georganiseerde manier doen. Vredevolle oplossingen zijn echter ook niet kosteloos, want ook al geloof ik in geweldloze strijd, mijn vijand doet dat niet en zal blijven moorden. Je moet bereid zijn die prijs te betalen. Deze prijs is voor mij minder hoog dat de prijs van een nieuwe burgeroorlog.
De uitkomst van een burgeroorlog zou voor mij weinig bevredigend en bemoedigend zijn Uit ervaring zeg ik dat op een staatsgreep vaak geen effectieve regering volgt. Tijdens het conflict tussen noord en zuid steunde ik de Sudan People’s Liberation Movement (SPLM), een revolutionaire groepering met legitieme leiders. Nu zij echter aan de macht zijn gekomen, blijken ze nutteloos. De overtuiging is dat zij hebben gevochten om op deze plek te komen, waardoor hun heerschappij legitiem is. Ze zien niet dat zij dezelfde methode van uitsluiting en discriminatie toepassen als waar zij eerder tegen streden. Rebellen die aan de macht komen weten vaak niet hoe de politiek werkt en wat er komt kijken bij het regeren van een land. Er is een groot verschil tussen vechten in het oerwoud van Soedan en het bezetten van een ministerpost. Het leidt niet tot een houdbare situatie en vaak juist tot een nieuwe periode van dictatorschap.’
Bent u bang om terug te gaan naar Soedan en heeft u nooit overwogen om te stoppen?
‘Ik ga altijd terug naar Soedan. Het werkt voor mij niet om deze strijd van buitenaf te voeren. Natuurlijk vrees ik voor mezelf, voor mijn organisatie, voor mijn leden, die continue lastiggevallen en gemarteld worden. Ook mijn familieleden worden bedreigd, maar het weegt niet op tegen de andere schendingen van mensenrechten die plaatsvinden. Ik wil de situatie niet bagatelliseren door te zeggen dat ik moedig genoeg ben en dat ik niet bang ben, want dat ben ik wel. Ik slaap soms amper omdat ik bang ben, met name als ik publiekelijk bedreigd wordt en vrees voor mijn leven. Mijn zoon kan geen baan krijgen omdat ik zijn moeder ben. Leden van mijn organisaties verdwijnen soms dagenlang om bont en blauw terug te komen. Dit soort zaken gebeuren doorlopend en het is ontzettend stressvol en pijnlijk. Maar het ligt niet in mijn plan om het land te verlaten, dus ik ga terug en dan zullen we wel weer zien. Ik ben nog niet uitgestreden.
Mijn kinderen zijn ook activisten, evenals mijn man. We zijn een familie van activisten en we steunen elkaar. Natuurlijk maak ik me ontzettend zorgen als zij meelopen in een demonstratie, maar ik houd hen niet tegen. Als ik jonger was, was ik waarschijnlijk met hen meegelopen. Afgelopen maart liep mijn zoon mee in een demonstratie, dan slaap ik niet en houd ik mijn hart vast. Hij werd ernstig mishandeld. Ik ben bovenal moeder en dit zijn ontzettend moeilijke dingen. Maar ik steun mijn kinderen in waar zij voor strijden.
Wat mij op de been houdt is dat ik deel uitmaak van een groep die strijd voor haar idealen. We proberen een verschil te maken en dat geeft rust. We slagen er niet per definitie in, maar we proberen het in ieder geval. Als ik uiteindelijk stop hoop ik dat ik terug kan kijken op een aantal mijlpalen. Ik ben altijd trots op de Soedanese vrouwen en wat zij doen, zowel in het verleden als nu en hopelijk in de toekomst.’
* Vanwege veiligheidsredenen wordt de achternaam van Asha niet genoemd.