
Is er nog toekomst voor de NCDO?
Spannende weken voor de NCDO, het kenniscentrum voor mondiaal burgerschap. Binnen twee weken wordt de beslissing door het ministerie van Buitenlandse Zaken over de toekomst van de organisatie verwacht. Tot en met 2014 is de NCDO in ieder geval van overheidssubsidie verzekerd, maar hoe moet het daarna verder? Is er nog wel behoefte aan een kenniscentrum nu alle subsidies voor activiteiten op het gebied van mondiaal burgerschap definitief tot het verleden lijken te horen?
Dit voorjaar schreef ik al dat minister Ploumen besloten heeft om SBOS, het subsidieloket voor mondiaal burgerschap, niet meer te heropenen. De minister zal geen overheidsgeld meer beschikbaar stellen voor het stimuleren van mondiaal burgerschap in Nederland. Ik sprak toen al over een trendbreuk, want Nederland heeft een lange traditie van –mede door de overheid- gefaciliciteerd mondiaal burgerschap. Het stimuleren van mondiaal burgerschap heeft altijd in het DNA van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking gezeten.
Binnen twee weken verwacht ook de NCDO, het kenniscentrum voor mondiaal burgerschap, uitsluitsel over haar toekomst. Op de verdiepingen van de NCDO, gehuisvest in het Koninklijk Instituut voor de Tropen, hangt een gespannen sfeer en wordt rekening gehouden met forse bezuinigingen of misschien zelfs wel het opdoeken van de organisatie. De NCDO heeft nog subsidie tot en met 2014, maar voor daarna ligt alles open.
Wie Ploumens nota ‘Wat de Wereld Verdient’ bestudeert kan zien dat de subsidies voor mondiaal burgerschap worden afgebouwd. Voor 2014 wordt een bezuiniging aangekondigd van vijf miljoen euro op de post waar ook de NCDO onder valt, en deze bezuiniging loopt op naar 20 miljoen euro in 2017.
Rijke traditie
De NCDO is een organisatie met een lange en rijke traditie. In 1970 werd de Nationale Commissie Ontwikkelingstrategie (NCO) opgericht, nadat de Verenigde Naties een resolutie hadden aangenomen waarin de rijke landen werden opgeroepen om hun eigen bevolking voor te lichten over de situatie in de arme landen. Voorlichting en bewustwording in de rijke landen was volgens deze resolutie een voorwaarde om te komen tot een goede internationale ontwikkelingsstrategie. Jarenlang subsidieerde de NCO een bonte verzameling van landencomités, actiegroepen, onderzoeksinstellingen of derdewereldprogramma’s van Nederlandse vakbonden.
De organisatie was een drijvende kracht achter de florerende Derde Wereldbeweging in Nederland. Lees het nieuwe boek ‘Tegen de draad in –een beknopte geschiedenis van de (derde) wereldbeweging’ van Hans Beerends er maar op na.
Regelmatig kwam de NCO in conflict met de Tweede Kamer of de minister van ontwikkelingssamenwerking, omdat sommige subsidies in strijd zouden zijn met het officiële buitenlandbeleid van de Nederlandse regering. De NCO werd zo ook een symbool van hoe Nederland belang hecht aan een kritisch maatschappelijk middenveld, waarin het mogelijk is dat er via de overheid organisaties worden gesteund die datzelfde overheidsbeleid bekritiseren.
Een minder politiek beladen karakter
Na de val van de Berlijnse muur, de afschaffing van de apartheid en het verdwijnen van de meeste Latijns-Amerikaanse dictaturen en bijbehorende landencomités, kreeg ook de NCO een minder politiek beladen karakter. De organisatie ging fuseren met het Platform voor Duurzame Ontwikkeling (PDO) en zo ontstond in 1996 de NCDO.
De organisatie had de tijd mee. Met het nieuwe begrip duurzame ontwikkeling, geïntroduceerd door de Noorse oud-premier Gro Harlem Brundtland, was eindelijk een brug geslagen tussen de milieubeweging en de Derde Wereldbeweging. De NCDO timmerde de eerste jaren na de fusie energiek aan de weg door mensen uit alle lagen van de bevolking bij het concept van duurzame ontwikkeling te betrekken. Er werden spraakmakende ‘nationale duurzaamheidsdebatten’ georganiseerd en een groot aantal gemeenten ging met ondersteuning van de NCDO aan de slag met een lokale agenda 21, een plaatselijk verbond tussen gemeentebestuur en burgers om duurzame ontwikkeling én bestuurlijke vernieuwing te stimuleren. De NCDO was binnen enkele jaren uitgegroeid tot hét kennis- en subsidiecentrum in Nederland voor duurzame ontwikkeling.
Alle zeilen bijzetten
In minister Pronk had de NCDO een goede bondgenoot met dit vernieuwende beleid. Vanaf 1998 moest de organisatie echter alle zeilen bijzetten om te kunnen standhouden tegen de nieuwe minister, Eveline Herfkens. Van Herfkens was bekend dat ze weinig affiniteit had met de ecologische kant van het ontwikkelingsvraagstuk. Ze was van mening dat de NCDO, die voor het overgrote deel uit haar budget werd gefinancierd, zich primair met voorlichting en bewustwording rond armoedebestrijding moest bezighouden.
Het pleit werd beslecht toen Henny Helmich in 2001 als nieuwe directeur van de NCDO aantrad en met volle overtuiging voor de lijn van Herfkens koos. Helmich maakte van de NCDO de eerste organisatie in Nederland die de acht millenniumdoelen van de Verenigde Naties exclusief tot uitgangspunt van haar beleid had. Het zwaartepunt van de NCDO kwam steeds meer te liggen op programma’s en campagnes om de millenniumdoelen in Nederland te promoten. Ook subsidieaanvragen van maatschappelijke organisaties bij de NCDO moesten voortaan gekoppeld worden aan het behalen van de millenniumdoelen.
Steun aan doe-het-zelvers
Een andere belangrijke prioriteit van de NCDO werd het ondersteunen van kleinschalige ontwikkelingsprojecten van Nederlandse burgers, zeker nadat Agnes van Ardenne in 2002 de nieuwe bewindsvrouw op ontwikkelingssamenwerking was geworden.
Met steun van de NCDO begonnen steeds meer Nederlanders hun eigen ontwikkelingsproject om zo zelf een bijdrage te leveren aan het behalen van de millenniumdoelen. De doe-het-zelvers in ontwikkelingshulp kregen daarmee de koppositie als meest gezichtsbepalende stroming binnen het Nederlandse draagvlak in de 21e eeuw. Het is opvallend dat de NCDO zich tegelijkertijd afzijdig hield van de mondiale burgerbeweging die zich met grote thema’s zoals de wereldhandel en het casinokapitalisme bezighielden.
Nieuw draagvlakbeleid
In 2009 kondigde minister Koenders zijn nieuwe draagvlakbeleid af en werd duidelijk dat de NCDO haar subsidietaken (de core-business van de organisatie) zou kwijtraken. In zijn brief aan de Tweede Kamer schrijft Koenders dat veel draagvlakactiviteiten ingegeven zijn door de wens om mensen in ontwikkelingslanden aan een beter bestaan te helpen. De toenmalige minister is echter van mening dat het accent meer moet komen te liggen op de noodzaak van veranderingen hier. Hij citeert de oude VN-oproep uit 1970 waaruit de NCDO is voortgekomen; een oproep die volgens hem nog weinig aan actualiteitswaarde heeft ingeboet. Hiermee heeft Koenders het draagvlakbeleid weer teruggebracht naar waar het altijd voor bedoeld is geweest, namelijk het bewerkstelligen van veranderingen hier in Nederland.
Een nieuwe organisatie (SBOS) zou de subsidietaken van NCDO overnemen en gemiddeld 19 miljoen euro per jaar krijgen in de periode 2011-2014 om mondiaal burgerschap te stimuleren. NCDO zou zich omvormen tot een kenniscentrum voor met name mondiaal burgerschap en in die periode tussen de 9 en 11 miljoen per jaar krijgen.
SBOS begon vanaf 1 januari 2011 voortvarend en de belangstelling vanuit de Nederlandse samenleving was groot. Vele honderden organisaties vroegen subsidie aan voor activiteiten om mondiaal burgerschap te ontplooien. In tegenstelling tot bij de NCDO werden aanvragen beoordeeld volgens een puntenstelsel en werden de voorstellen die de meeste punten scoorden gehonoreerd.
SBOS opgeschort
In augustus 2011 maakte staatssecretaris Knapen echter bekend dat de SBOS-regeling tot januari 2013 werd opgeschort. Knapen noemde het een ‘bezuinigingsmaatregel.’ Zijn opvolger Lilianne Ploumen heeft inmiddels besloten dat de opschorting gehandhaafd blijft en het loket niet meer open gaat.
De NCDO daarentegen kon tot op de dag van vandaag gewoon blijven rekenen op de door Koenders toegezegde subsidie. Zeker na het opschorten van SBOS had het beleidsterrein van mondiaal burgerschap hierdoor een opmerkelijke positie gekregen. Wél een kenniscentrum, terwijl de belangrijkste klanten van dat kenniscentrum, namelijk de door SBOS ondersteunde organisaties, aan het opdrogen waren en niet ververst werden.
Ondertussen was Frans van den Boom de nieuwe directeur van de NCDO geworden. Een man die vanwege zijn sterke academische achtergrond en goede internationale reputatie ook bij uitstek geschikt leek om de NCDO om te vormen tot een kenniscentrum. Van den Boom werd geconfronteerd met het opschorten van SBOS, maar dat sterkte hem in de gedachte om –zeker nu de Nederlandse klanten zouden opdrogen- van de NCDO een internationaal georiënteerd kenniscentrum te maken, naar het model van het Engelse ODI. Begin dit jaar trad Van den Boom echter plotseling af omdat hij van mening verschilde met zijn Raad van Toezicht over de ambitie en koers van de NCDO.
In een verklaring waarin hij zijn vertrek aankondigt, schrijft Frans van den Boom: ‘In de afgelopen 2,5 jaar heb ik me met hart en ziel ingezet voor NCDO en heeft NCDO zich ontwikkeld tot een kenniscentrum op het gebied van burgerschap en globaliseringsvraagstukken. Door de aan NCDO gestelde randvoorwaarden en de mogelijkheden van en binnen de organisatie blijkt de doorontwikkeling van NCDO tot een ook internationaal erkend en herkend kennis-en expertisecentrum niet langer mogelijk. Mede in het licht van snel veranderende omstandigheden en de bestaande verschillen in visie over ambitie en koers van NCDO treed ik terug.’ Kort samengevat wilde Van den Boom naar buiten kijken, en zijn Raad van Toezicht naar binnen.
Zeer binnenkort wordt dus duidelijk hoe het verder zal gaan en wordt de vraag beantwoord wat de toekomst van de NCDO is en of er nog wel een toekomst is. Want die vraag blijft natuurlijk overeind staan. Wat heb je aan een door de overheid gefinancierd kenniscentrum voor mondiaal burgerschap als diezelfde overheid geen activiteiten op het terrein van mondiaal burgerschap meer financiert? Dat is als een keizer zonder kleren. Het is aan de nieuwe interim-directeur Arie de Ruijter om hier een antwoord op te vinden. Ook De Ruijter is als Tilburgse professor bestuurlijk en academisch gezien een zwaargewicht met een meer dan voortreffelijke reputatie, daar zal het zeker niet aan liggen. Toch lijkt het objectief gezien onvermijdelijk dat de NCDO zonder SBOS vrijwel geen bestaansrecht meer heeft. En ondertussen brokkelt het bestaansrecht van de NCDO alleen maar verder af nu de overheid steeds meer van haar kennistaken toebedeelt aan het online-platform The Broker.
De Raad van Toezicht van de NCDO zal zich nog wel eens achter haar oren krabben. Misschien was de visie van Frans van den Boom zo gek nog niet.