
Kabinet stimuleert IMVO, maar stelt geen verplichtingen
Veel stimulering en dialoog, onderzoek en transparantie, maar weinig échte verplichtingen. Dat is in een notendop het nieuwe beleid van minister Kamp van Economische Zaken en minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Vrijdag kondigden ze hun MVO-beleid al aan, vandaag stuurden ze hun brief ‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen loont’ waarin ze hun beleid uit te doeken doen.
Ploumen en Kamp zien weliswaar een rol voor de overheid weggelegd in Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, maar (juridisch) dwingend is deze rol niet. Terwijl de overheid binnen de nationale grenzen bedrijven aan de Nederlandse wet kan houden, ligt dat internationaal lastiger, zo legt het kabinet uit. Op het gedrag van dochterondernemingen of de invulling van ketenverantwoordelijkheid heeft de Nederlandse overheid geen rechtstreekse bevoegdheden en daarom zet het kabinet in op het versterken van internationale afspraken tussen overheden in bijvoorbeeld de EU, de WTO, de ILO, de VN en de OESO.
Buiten Europa en de OESO wordt het voor de overheid echter moeilijker om invloed uit te oefenen op Nederlandse bedrijven die betrokken zijn bij onverantwoord handelen, schrijven beide bewindspersonen. Desalniettemin vindt de overheid dat bedrijven een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Ze moeten zich bewust zijn van hun effecten in de wereld, rechtstreeks en via hun keten van toeleveranciers en afnemers en hun invloed aanwenden om de situatie te verbeteren. De overheid spreekt hen op die verantwoordelijkheid aan en verwacht van bedrijven dat ze handelen volgens de OESO-Richtlijnen. Samenwerken is daarbij de rode draad.
De overheid definieert voor zichzelf een aantal kerntaken op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De overheid vindt het haar taak om ervoor te zorgen dat de kaders voor MVO zo helder mogelijk zijn en dat bedrijven daarover worden voorgelicht en ook dat er een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers wordt bevorderd. Daarnaast kan de regering andere overheden op hun verantwoordelijkheden aanspreken, onder meer door middel van economische diplomatie. Transparantie en een stakeholderdialoog bevorderen vindt de regering ook belangrijk, evenals het geven van het goede voorbeeld zoals via duurzaam inkopen beleid. ‘We bereiken het meest als partijen met verschillende belangen en doelgroepen een gezamenlijke agenda hebben en met elkaar samenwerken’, aldus Kamp en Ploumen.
Het initiatief voor MVO in internationale ketens ligt ‘uiteraard’ bij bedrijven zelf, schrijft het kabinet. De overheid en het maatschappelijk middenveld zijn daarbij ‘vanzelfsprekende partners’. Op een aantal terreinen ziet de overheid desalniettemin een duidelijke toegevoegde waarde voor zichzelf en neemt ze een actieve rol in.
MVO Convenant
Belangrijkste maatregel die de overheid neemt is het maken van Sector Risico Analyses waarmee sectoren worden doorgelicht, hetgeen uiteindelijk moet resulteren in MVO-Convenanten. De overheid wil daarmee belangrijke MVO-kwesties op de agenda zetten en voorkomen dat maatregelen pas worden genomen nadat er misstanden en incidenten zijn geconstateerd. In de Risico Analyse worden sectoren geïdentificeerd waarin de maatschappelijke risico’s hoog zijn en het bedrijfslevenbeleid versterkt moet worden. Op basis van de analyse zal het kabinet in gesprek gaan met de betreffende sectoren om te kijken hoe de situatie verbeterd kan worden. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven, ngo’s en andere relevante stakeholders ‘hun krachten bundelen’. Er zal onder andere een beroep worden gedaan op de specifieke kennis die aanwezig is bij organisaties als de SER, MVO Nederland, het IDH, Agentschap.
De analyse moet in het voorjaar van 2014 zijn afgerond. Daarna wil het kabinet in gesprek over een MVO convenant. In zo’n convenant ‘verplichten bedrijven zich vrijwillig tot bepaalde resultaten of inspanningen’. De overheid op haar beurt biedt ondersteuning aan het convenant. Dat kan middels economische diplomatie zijn, of door belemmerende regelgeving aan te pakken, of multi-stakeholder overleggen te faciliteren. De textielsector is het eerste aan de beurt.
Transparantie
De meest verregaande verplichtende maatregelen worden genomen op het onderdeel transparantie en zijn niet zozeer initiatieven van de Nederlandse regering zelf, maar voorstellen van de Europese Commissie waar het kabinet mee in heeft gestemd. Het kabinet steunt het voorstel van de Europese Commissie waarin bedrijven verplicht worden in hun jaarrekeningen verslag te doen van mensenrechten, milieu-, sociale en werknemersaspecten en corruptie. Ook steunt het Kabinet country by country reporting in de delfstoffensector. Hier heeft het Europees Parlement onlangs een richtlijn voor aangenomen. Het gebruik van ISO 26000, de internationale standaard voor de implementatie van MVO, wordt gestimuleerd.
Daarnaast gaat het kabinet gaat nieuwe indices financieren in navolging van het succes van de Access to Medicine Index. Het gaat hierbij om rankingmechanismes op het gebied van grote maatschappelijke vraagstukken, zoals verbeterde toegang tot medicijnen. De indices maken de bijdrage van bedrijven aan maatschappelijke kwesties transparant en op die manier kan er een race to the top ontstaan, verwacht het kabinet. Op het moment financiert het Kabinet de Acces to medicine Index, de Acces to Seeds Index en wordt er een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar een index gericht op responsible mining. Het Kabinet wil initiatieven ondersteunen om dergelijke rankings ook in anders industrieën toe te passen.
Naleving van OESO-Richtlijnen
Als het gaat om rampen zoals in de Bengaalse textielindustrie, leggen Ploumen en Kamp in eerste plaats de verantwoordelijkheid bij lokale overheden. Een lokale overheid kan slecht functioneren, wetgeving laat te wensen over of er is geen of nauwelijks handhaving. Het kabinet richt zich in eerste instantie daarom op het versterken van het toezicht door lokale overheden met capaciteitsontwikkeling en technische assistentie, bijvoorbeeld door aan te dringen op strengere arbeidswetgeving en het opleiden van arbeidsinspecteurs.
Waar echter wettelijk toezicht ontbreekt of niet toereikend is, zijn bedrijven aangewezen op eigen verantwoordelijkheid. En dat is voor de overheid ‘geen vrijblijvende kwestie’. De overheid verwacht dat bedrijven in het buitenland dezelfde normen nastreven op het gebeid van MVO als in Nederland. De OESO-Richtlijnen gelden daarbij als normatief kader. Veel bedrijven zijn hanteren deze richtlijnen al uit eigen beweging en daarnaast doet de ‘arena van de publieke opinie’ haar werk, zo stelt de brief. Nieuwe maatregelen van overheidszijde om de naleving van de OESO-Richtlijnen te garanderen worden in de brief niet aangekondigd. Wel wordt er genoemd welke maatregelen door de overheid reeds zijn genomen, zoals de regels onder het bedrijfsleveninstrumentarium.
Voor bedrijven die gebruik maken van dit instrumentarium zijn de OESO-richtlijnen zijn het uitgangspunt. Ze moeten verklaren dat ze bekend zijn met de richtlijnen en daar naar handelen. Bij grotere financieringsprogramma’s wordt van bedrijven gevraagd een risico analyse te maken en op basis daarvan worden er zo nodig extra voorwaarden vastgelegd. De projecten worden daarnaast getoetst aan IFC-Performance Standards.
Geen toezichthouder
In de brief wordt met geen woord gerept over een toezichthouder om te kijken of de OESO-Richtlijnen worden nageleefd. Over deze kwestie was de Kamer begin dit jaar nog verdeeld. Waar onder meer de VVD en het CDA een toezichthouder niet nodig vonden, hielden de PvdA en GroenLinks pleidooien voor een toezichthouder met aansprakelijkheids- en sanctioneringsbevoegdheden. De strijd lijkt nu in het voordeel van de VVD te zijn beslecht.
Voor het Nationaal Contactpunt (NCP) komen verder eveneens geen juridische mandaten. Bij het NCP kunnen belanghebbenden meldingen doen van situaties waarin naar hun mening de OESO Richtlijnen niet worden nageleefd. Wel wordt er in 2014 een besluit genomen over ‘het Instellingsbesluit’ van het NCP.
Voorlichting
De overheid zal daarnaast actief voorlichting gaan geven over (I)MVO. Grote bedrijven moeten ‘actief bewust’ zijn van OESO Richtlijnen. De ambitie van het kabinet is dat 90 % van de bedrijven met een netto omzet van meer dan 40 miljoen in hun jaarverslag de OESO Richtlijnen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Minder grote bedrijven die opereren in de sectoren die aan een Risico Analyse zijn onderworpen, moeten bekend zijn met de OESO Richtlijnen.
Van het MKB wordt minder verwacht. Zij hebben vooral behoefte aan praktische informatie, die zal worden gegeven in bestaande voorlichtingskanalen van Agentschap NL, MVO Nederland en de ambassades. Met een MVO-Risico Checker zullen ondernemers gratis en online een indicatieve risicoanalyse voor hun handelsketen kunnen uitvoeren. Via IMVO-vouchers kunnen ondernemers korting krijgen wanneer ze een adviesbureau inschakelen voor internationaal MVO. Met een IMVO-thermometer zullen MKB bedrijven jaarlijks gemonitord worden middels een steekproef. Naast checkers, vouchers en thermometers komt er ook nog een MVO- navigator: een website waar MKB’ers wegwijs worden gemaakt in het oerwoud aan richtlijnen.
Maatschappelijke organisaties
Binnen MVO ziet de overheid een eigen rol weggelegd voor maatschappelijke organisaties die een ‘onmisbare partner’ zijn in het MVO beleid. Zij kunnen bedrijven bijstaan door kennis over te dragen en oplossingen aan te dragen en ze kunnen partijen bijelkaar brengen. Maar ook erkent de regering de rol van maatschappelijke organisaties als tegenspeler. Ze hebben een signaalfunctie, maken tegengestelde belangen zichtbaar en ze zorgen dat onderwerpen op de beleidsagenda worden geplaatst.
Op lokaal niveau organiseren ngo’s belangen en komen ze op voor rechten van zowel werknemers en producenten. Ook kunnen ze overheden bij de les houden. Het is daarbij belangrijk dat ze hun rol in vrijheid en in vrijheid hun rol kunnen vervullen, benadrukken de beide bewindslieden.
Structurele aanpak
Kamp en Ploumen besluiten de brief door te zeggen dat de uitdaging de komende tijd ligt in het tijdig identificeren van risico’s in uiteenlopende ketens. ‘Het Kabinet wil geen incidentmanagement voor incidentele belangen, maar werken aan structurele oplossingen in internationale ketens.’
Een multi-stakeholder vanuit verschillende deelbelangen leidt uiteindelijk tot resultaten ‘met zoveel draagvlak dat zij ook op de lange termijn stand houdt’, aldus de ministers.
Het kabinet lijkt echter zelf nog niet helemaal te weten welke kant het precies uitgaat in de praktijk. ‘Wat we met “due diligence” willen bereiken is duidelijk, de komende jaren dient helder te worden hoe dat er in de praktijk uit ziet’, schrijven Ploumen en Kamp. Wel lijken ze er vertrouwen in te hebben dat er geen “tweede Bangladesh” komt. ‘De ontwikkeling van best practices zal ertoe leiden dat in meer en meer sectoren situaties zoals die zich in Bangladesh hebben voorgedaan kunnen worden voorkomen.’
Lees hier de hele brief: visie-mvo-versie-280613-def