De WTO-top in Genève: Ploumen zet de vaart erin

Het waren drukke, maar productieve dagen voor minister Ploumen in Genève. Daar was maandag de tweejaarlijkse bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van start gegaan. Er werd een OESO-rapport over Aid for Trade gepresenteerd, een balletje opgegooid over het hervatten van de EPA-onderhandelingen, er kwam een akkoord over de textielindustrie in Bangladesh en Ploumen vond zelfs nog een plekje in haar agenda om een koninklijke onderscheiding uit te reiken aan Pascal Lamy, de terugtredend directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie.

Lamy ontving het Ridder Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau, de hoogste graad in deze orde. Deze onderscheiding ontving hij voor zijn ‘verdienstelijke inzet als hoeder van mondiale vrijhandelssystemen’ en voor zijn activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Lamy speelde een actieve rol in het Aid for Trade-initiatief. De Fransman was sinds september 2001 directeur-generaal van de WTO en heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan duurzame economische vooruitgang door handel, volgens de minister. ‘Dat is van levensbelang voor een handelsland als Nederland’, aldus Ploumen.

Ook geeft Ploumen aan dat zij in Genève veel heeft gesproken over de situatie van de textielindustrie in Bangladesh. Op het moment dat de top plaatsvond, besloten 70 bedrijven wereldwijd, met name internationale organisaties, zich aan te sluiten bij het IndustriALL akkoord. Het Accord on fire and building safety is een voorstel van wereldwijde vakbonden en wordt gesteund door de ‘ready made garment industry (RMG)’, wat productie is van geheel afgewerkte kleding, van Bangladesh. Het is met name opgezet om de oorzaken van ongevallen, zoals tragedie van het Rana Plaza, waar in april een naaiatelier van Rana Plaza instortte met 1100 slachtoffers als gevolg, aan te pakken. Er is een implementatieplan opgesteld, door onderhandeling tussen bedrijven en vakbonden, dat ondersteund wordt door de International Labour Organization (ILO). Volgens Ploumen is dit is een enorm belangrijke ontwikkeling voor de rechten van arbeiders in Bangladesh en moet het leiden tot daadwerkelijke verbetering op de werkvloer.

Zaadjes planten voor de toekomst

Op de WTO bijeenkomst van afgelopen maandag werden de zaadjes alvast geplant voor volgende bijeenkomst in december op Bali, waarbij het doel voor Nederland is een deelakkoord te sluiten over handelsfacilitatie (harmonisatie en vereenvoudiging van handelsprocedures). Deze overeenkomst zou moeten leiden tot een daling van transactiekosten van handel. Één procent daling van deze kosten zou volgens OESO wereldwijd veertig miljard dollar opleveren. Met name in de handel met lage- en middeninkomenlanden zou winst te behalen zijn, aangezien daar nog het meest te verbeteren valt. ‘Eenvoudigere en betere procedures voor de in- en uitvoer van producten aan de grens kunnen leiden tot aanzienlijke voordelen voor lage- en middeninkomenlanden’, zo stelde Ploumen afgelopen maandag. ‘Dat betekent echter wel dat wij ze daarbij moeten helpen.’

Eerder gaf Ploumen al aan dat de vereenvoudiging van procedures zou kunnen leiden tot ‘tientallen miljarden euro’s aan welvaartsverbetering’. Hierbij is echter wel technische ondersteuning van donoren nodig, aldus Ploumen.

Nieuw leven inblazen in de onderhandeling over EPA’s

Het waren een paar drukke dagen dus voor Ploumen, waarbij zij zelfs nog even tijd vond om te peilen waar Afrikaanse handelsministers staan op het gebied van de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) die de Europese Unie met Afrika wil sluiten. Deze vraag stelde zij eerder ook aan vertegenwoordigers van ngo’s en aan Afrikaanse ondernemers, voornamelijk met het doel hoe Nederland kan helpen de onderhandelingen weer van de grond te krijgen nadat deze eerder zijn vastgelopen. Minister Ploumen heeft eerder in beleidsbrieven en Kamerdebatten aangegeven dat zij een honest broker wil zijn om de vastgelopen onderhandelingen uit het slop te trekken.

Als de onderhandelingen niet van de grond komen en er geen nieuw akkoord wordt getekend zullen een aantal rijkere Afrikaanse landen hun lagere exporttarieven naar de EU kwijtraken, met ingang van oktober volgend jaar. Volgens Ploumen zouden de EPA’s kunnen leiden tot voordelen voor zowel lage- en middeninkomenlanden, als voor de EU.

Aid for Trade

Nederland zet dan ook hoog in op de combinatie hulp en handel, dat blijkt uit het OESO-rapport dat tijdens de WTO-top gepresenteerd werd. Er vonden grote bezuinigingen plaats in het Aid for Trade-budget, zo’n 4,4 miljard, dat voor het eerst in de geschiedenis daalde. De OESO zoekt de reden hiervoor met name in de economische crisis. Nederland verdubbelde echter haar budget tot ruim 900 miljoen euro. Ploumen benadrukte tijdens de bijeenkomt het belang van samenwerking tussen overheden, ngo’s en bedrijven: ‘Alleen dan kunnen we goede bedoelingen veranderen in werkelijkheid’. volgens haar is de bundeling van kennis en expertise ‘essentieel’.

In 2005 beloofde de Europese Unie tijdens de conferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong vanaf 2010 jaarlijks 2 miljard euro te besteden aan handelsgerelateerde bijstand, wat in oktober 2007 vorm kreeg als de Aid for Trade-strategie. Aid for Trade is er met name op gericht ontwikkelingslanden te laten profiteren van de geboden markttoegang. Daarbij moet het tegelijkertijd de negatieve aspecten van handelsliberalisering onderscheppen.

Kritische noot

Ploumen noemt met name de positieve ontwikkelingen die voort kunnen komen uit de Aid for Trade-strategie, maar er zijn ook verschillende organisaties die kritisch zijn. Zo plaatste The Guardian in maart een artikel met enige kanttekeningen bij de Aid for Trade-strategie. Zij geven aan dat verschillende ngo’s zich afvragen of dit beleid wel zo effectief is in het bestrijden van armoede. Door twee ngo’s, Traidcraft en de Catholic Agency for Overseas Development, is een onderzoek opgezet naar de Britse en Europese Aid for Trade, waarbij zij met name keken naar de impact van deze projecten op arme mensen.

De studie werd uitgevoerd door Saana Consulting en laat zien dat het grootste deel van de steun terecht kwam bij middeninkomenlanden en veel minder bij lage inkomenslanden. Ook werd er in het onderzoek aangegeven dat er weinig bewijs was dat de programma’s invloed hadden op armoede. Het idee achter Aid for Trade is dat vergroting van de handel uiteindelijk het gehele land tot een hoger welvaartsniveau zal tillen. Het nadeel is echter dat er weinig wordt gekeken naar of er ook mensen zijn die buiten de boot vallen in dit soort projecten. Het effect van Aid for Trade op armoedebestrijding is indirect is, en daardoor moeilijk te meten.

The Guardian stelt dat in het onderzoek naar voren komt dat de causale verbanden die worden gelegd tussen het effect van het project en de impact daarvan op armoede veelal berusten op aannames. Evaluaties zijn kostbaar, wordt genoemd als belangrijke reden voor het gebrek aan onderzoek. Donoren controleren veelal of het geld besteed is aan waar het voor bedoeld was, maar minder naar het daadwerkelijke effect ervan.

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
10 juli 2013