Tanzania

Over Tanzania en de Nederlandse hulprelatie bestaan vele misverstanden. Columnist en hoogleraar Paul Hoebink  (CIDIN) ontkracht ze één voor één.

Dar es Salaam krijgt een heuse skyline. Als je van oyster Bay, het schiereiland waar de diplomaten hun veilige heenkomen hebben, naar het centrum rijdt, zie je over het water van de Indische oceaan de twin en andere towers de hoogte ingaan.

Kunnen we daaraan de economische en sociale vooruitgang in Tanzania meten? Feit is dat de inwoners van Mtwara, waar behoorlijke gasvelden in de exploitatie gaan, enkele maanden geleden in opstand kwamen, omdat dat gas met een door de Chinezen aangelegde pijplijn richting Dar es Salaam zal gaan voor elektriciteitsopwekking bij de hoofdstad. Niet, zoals tijdens de verkiezingscampagne was beloofd, in een elektriciteitscentrale in Mtwara zelf. Dat noem ik zeker vooruitgang: felle protesten in een van de meest achtergebleven regio’s om een deel van de koek te krijgen.

Prins Bernhard

Over Tanzania zijn er in Nederland veel misverstanden. Zo denken veel mensen, zoals ook mijn goede vriend Frits Bolkestein, dat we daar ooit met een hulpprogramma begonnen zijn omdat de sociaaldemocratische VVD-vrienden van nu, vijanden van weleer, het Tanzaniaanse socialisme van Nyerere warm omarmden. De werkelijkheid is iets plebejischer, in ieder geval maar half zo romantisch. De Nederlandse hulp aan Tanzania begon omdat een telg van het oude patriciërsgeslacht Van Eeghen op zoek was naar nieuwe mogelijkheden in de suikerhandel (die hij verloren had in Indië).

Met hulp van Prins Bernhard, die een jachthut had op de Great Rift en bevriend was met Nyerere, werd zo met staatssteun de Nederlandse overzeese Financieringsmaatschappij opgericht, die een eerste investering deed in de suikerplantage Kilombero. Bij Buitenlandse en economische Zaken was daar toen weinig vreugde over, men mikte liever op Kenia.

Afrikaans socialisme

Die misvormde visie over deze hulprelatie en over het Afrikaanse socialisme van Nyerere speelt nog steeds een rol. Laten we eerst stellen dat dat socialisme geen Sovjetmodel en zelfs geen Chinees model was. de Ujamaa-dorpen van Nyerere waren geen sovchozen of landbouwcollectieven, zoals Bolkestein meende. Wilde je onderwijs, gezondheidszorg en water naar de verspreid levende plattelandsbevolking brengen, dan was een zekere concentratie van bewoning vereist. Dat was een van de belangrijkste uitdagingen waarvoor Tanzania na de onafhankelijkheid werd gesteld. Het zogenaamde Tanzaniaanse socialisme is dan ook eerder een mengsel van Afrikaromantiek (op zoek naar Afrikaanse gemeenschapsvormen), Afrikaans nationalisme en een zoektocht naar sociale en economische ontwikkeling.

Dat Afrikaanse nationalisme beheerst de politieke houding van de Tanzaniaanse regering nog steeds, niet alleen met en tegen het Westen (er is bijvoorbeeld een verslag dat Nyerere huilend bij de Amerikaanse ambassadeur zat na de revolutie op Zanzibar in 1965). Tanzania wil ook niet aan de leiband lopen van goede vriend China, dat Dar es Salaam nu voorziet van een nationaal stadion en een superdeluxe congrescentrum.

Powerhouse

Je voelt dat verschillende donoren daar nog steeds problemen mee hebben. Tanzania mag dan een donor darling zijn, het is niet een land waar donoren makkelijk hun weg vinden naar de autoriteiten. Er zijn mensen die dit wijten aan de sociaalcommunistische bureaucratie in Tanzania. ik houd het erop dat ook dit eerder voortkomt uit een mengsel van Afrikaans nationalistische trots en een op Britse leest geschoeide hiërarchische bureaucratie.

Nog een laatste misverstand. Kenia is bij Buitenlandse Zaken altijd het favoriete land geweest in Oost-Afrika. Daar begon de hulprelatie in de jaren zestig, mede om landingsrechten voor KLM te krijgen, met projecten van het Koninklijk Instituut voor de Tropen op terreinen van landbouw en gezondheidszorg. Bij het terugbrengen van het aantal partnerlanden onder staatssecretaris Knapen is Tanzania op het laatste moment van de lijst afgekieperd ten faveure van Kenia. Nog steeds wordt Kenia als het economische powerhouse in Oost-Afrika aantrekkelijker gevonden voor Nederlandse handel en bedrijfsleven dan Tanzania.

In mijn ogen is dat een denkfout: de posities in Kenia zijn al bezet en dan kun je beter in de new frontier vanTanzania zitten. Daar liggen, bijvoorbeeld op het terrein van havenaanleg, hele mooie kansen. Met het oog op dat potentieel is het, laten we het diplomatiek formuleren, niet ‘slim’ om een vijftigjarige hulprelatie van de ene op de andere dag op te zeggen.

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
03 juni 2013