
Het initiatief tot ‘Verantwoord Vertrouwen’: basis voor een nieuw subsidiekader?
Verhalen vertellen, loslaten, vertrouwen. Kernbegrippen voor een nieuwe vorm van samenwerking tussen het ministerie en ngo’s – aldus een groep ‘dwarsdenkers en friskijkers.’ Anke Tijtsma , Wilma Roozenboom en Marieke de Wal zijn drie van hen. Vice Versa sprak hen over wantrouwen, waakhonden en penalty’s.
Hoe kwam het initiatief tot stand?
Roozenboom: ‘We kwamen bij elkaar met de gedeelde gedachte dat het huidige subsidiekader beter zou moeten kunnen. De grondgedachte was een manier te zoeken om meer impact te bereiken voor hetzelfde geld, en niet achterover te leunen tot het ministerie met haar plannen komt. We zijn zo’n vijf keer bij elkaar gekomen, in een samenstelling die steeds iets verschilde. Dat liep eigenlijk heel soepel.’
De Wal: ‘Het is een heel goede groep die elkaar prachtig aanvult.’
Die bestaat uit louter dames.
Roozenboom (lacht): ‘Dat is min of meer per ongeluk gegaan. Op de eerste bijeenkomst vonden we dat zelf ook vrij grappig. Het is geen feministisch manifest of zoiets: inmiddels hebben we ook veel mannelijke meelezers.’
Al is het wel een vrouwelijk stuk geworden. Jullie hebben het over de waarde van persoonlijke ervaringen, vertrouwen en het vertellen van verhalen.
De Wal: ‘Als er mannen aan tafel hadden gezeten, dan zou het een heel ander stuk zijn geworden. Ik begrijp wat je bedoelt, maar ik richt me liever op de inhoud en vind het belangrijk dat daar iets mee gebeurt.’
Tijtsma: ‘Misschien zijn sommige aspecten enigszins feminien verwoord. Dat zegt volgens mij heel veel over waar we nu behoefte aan hebben in de samenleving. Er moet en kan meer vanuit vertrouwen gewerkt worden. Dat vereist zelfvertrouwen en het nemen van verantwoordelijkheid. Prima als wij als vrouwen daar het begin voor aanreiken.’
Jullie schrijven dat vertrouwen een gevoelig begrip kan zijn. Waarom?
Roozenboom: ‘Het is een tijd waar op alle fronten bezuinigd moet worden. Dan kan het mogelijk als naïef geïnterpreteerd worden als iemand zegt: je moet ons vertrouwen. Wij bedoelen met vertrouwen dan ook uitdrukkelijk niet dat je iemand op zijn blauwe ogen moet geloven dat ze jouw geld goed zullen besteden.’
Maar wel: ‘wederzijdse erkenning van elkaars toegevoegde waarde’, schrijven jullie.
Roozenboom: ‘Precies. Die term vertrouwen staat centraal omdat we vinden dat redeneren vanuit wantrouwen niet de gewenste resultaten heeft opgeleverd en zal opleveren. Wantrouwen concentreert zich op de verkeerde vragen. “Heb je wel tot na de komma gedaan wat je vier à vijf jaar geleden hebt beloofd aan het ministerie.” Terwijl volgens ons de centrale vraag moet zijn: “Welke impact kan jij teweeg brengen?”Vertrouwen betekent dat beide partijen – het ministerie en de maatschappelijke organisaties – geloven dat de ander in staat is om zijn plannen bij te stellen, als dat meer zal bijdragen aan de doelstellingen die je gezamenlijk geformuleerd hebt.’
Is het huidige medefinancieringsstelsel dan op wantrouwen gebaseerd?
Tijtsma: ‘Is het relevant of dat al dan niet zo is? Je moet overal verantwoording over af leggen. Terwijl het prima is om voor over vijf jaar een vastgesteld doel te formuleren, is het niet mogelijk al precies te weten hoe je daar komt. Zo werkt het niet.’
Roozenboom: ‘Het systeem is gebaseerd op regels. Het is dichtgetimmerd.’
De Wal: ‘De meeste politici die je in de wandelgangen spreekt, weten dat ook wel.’
Roozenboom: ‘Let wel, ons stuk is geen pleidooi voor het niet afleggen van verantwoording. We zeggen alleen: geef elkaar gedurende het proces meer ruimte.’
De Wal: ‘En werk samen aan het ontwikkelen van een goed kader.’
Dat gebeurt nu niet?
Tijtsma: ‘Wij proberen ons niet af te zetten tegen wat er nu is, maar wij willen bijdragen aan het zetten van een volgende stap.’
De Wal: ‘Uit de reacties die we krijgen blijkt ook dat mensen enthousiast worden van onze positieve en constructieve manier van formuleren. We willen het niet hebben over wat niet zou kloppen of niet zou deugen.’
Wat willen jullie dan wel?
Tijtsma: ‘Wij willen dat mensen eigen verantwoordelijkheid nemen en niet slechts vanuit institutionele belangen denken. Dus niet: wat is hier voor mijn organisatie te halen. Je moet je afvragen wat de wereld nodig heeft, en wat jij in dat kader te bieden hebt.
De Wal: ‘In onze groep is gebleken dat mensen in staat zijn over hun eigenbelang heen te stappen en na te denken over een groter gemeenschappelijk doel. Als ik een moreel appèl zou mogen doen, dan zou ik zeggen: organisaties, neem je maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ga vanuit de impact denken, en niet vanuit bestaande structuren. Structure follows strategy. Eerst kijken naar wat je wil bereiken, en vervolgens kijken naar hoe je dat het beste kan organiseren.’
Jullie schrijven projecten te willen evalueren op impact. Hoe doe je dat?
De Wal: ‘Impact meet je door mensen verhalen te laten vertellen, waaruit blijkt er impact is geweest door de gepleegde interventies. Dat is een van de bouwstenen van ons verhaal: niet tellen maar vertellen.’
Hoe bepaal je dan – op basis van impact – welke organisaties geld krijgen?
De Wal: ‘Die afweging maak je aan de voorkant, deels op basis van trackrecord – dus de impact die ze al gerealiseerd hebben – en deels op basis van hun eigen onderbouwde verhaal. Wat denken zij toe te kunnen voegen aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen?
Tijtsma: ‘Dat vraagt dus ook iets anders van organisaties. Ze hoeven niet per se alleen maar strakke en goede voorstellen te schrijven, maar ze moeten daarnaast geloofwaardig en zeer betrouwbaar zijn.’
Waarom volgen jullie de beleidspunten van de minister?
De Wal: ‘Deze minister komt uit de sector. Ze stáát ook voor die sector. We kunnen haar helpen om haar beleid te realiseren, als we constructieve bijdragen leveren. In haar nota zitten genoeg handvatten. Nadrukkelijk hebben we geprobeerd in te haken op deze handvatten en geen afstand genomen van de nota. De hoe-vraag heeft zij echter nog niet beantwoord. Vandaar dat wij ons stuk hebben geschreven.’
Roozenboom: ‘Voor zover je gebruikt maakt van publieke middelen waarvoor de overheid verantwoording af moet leggen, vind ik het legitiem dat organisaties zich moeten houden aan de beleidsprioriteiten van de overheid.’
Tijtsma: ‘Dit stuk is niet bedoeld om opnieuw die speerpunten te bediscussiëren. Die keuzes zijn gemaakt. Als organisatie kun je vervolgens bijdragen aan het realiseren van impact gericht op die speerpunten, in samenwerking met de overheid.
Waar blijft dan de waakhondfunctie?
Tijtsma: ‘Die waakhondfunctie omarmen wij heel erg. En dat doet de minister nadrukkelijk ook. Zij is iemand die de meerwaarde en de rol van maatschappelijke organisaties ziet op dat gebied en daar geld voor wil uittrekken.’
Roozenboom: ‘Precies, die waakhondfunctie is gericht op die beleidsprioriteiten.’
De Wal: ‘Wat heel belangrijk is, is dat organisaties hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en zich opstellen als volwaardige partner. Als ze dat niet doen, verworden ze inderdaad vanzelf tot een soort uitvoerder van de overheid. Al vraag ik me intussen af of dat wel zo erg is: er is geld beschikbaar en werk dat gedaan moet worden.’
Roozenboom: ‘Het staat je als organisatie natuurlijk volledig vrij om te lobbyen over de inhoud van de beleidsprioriteiten. Maar in dit geval staat de prioriteit al vast, en is het de vraag hoe je die beleidsprioriteiten invult.’
Jullie schrijven ‘een gegrond vermoeden’ te hebben dat jullie benadering haar vruchten zal afwerpen. Hoezo?
De Wal: ‘Je kan nooit risico’s uitsluiten. In het leven weet je nooit hoe iets gaat uitpakken, en in ontwikkelingssamenwerking al helemaal niet. Je werkt in enorm complexe situaties. Wij houden geen pleidooi om met open ogen de fout in te gaan, maar wel om meer risico’s te durven nemen. En als iets dan een keer niet uitpakt zoals het bedoeld was, moet je een ander daar niet keihard op afrekenen.’
Roozenboom: ‘Wijzigingen aanbrengen in je strategie mag. Maar waar je iemand wél op moet afrekenen, is het schenden van vertrouwen. Als iemand informatie achterhoudt of niet transparant werkt bijvoorbeeld. Daar zit een penalty op.’
Wat voor penalty?
Roozenboom: ‘In uiterste consequenties word je er dan uitgeknikkerd.’
Tijtsma: ‘Maar het mooiste is dat ook de penalty’s gezamenlijk worden bepaald. En daarnaast, bij bijvoorbeeld het ministerie van Verkeer- en Waterstaat wordt aan openbare sancties gedaan. Dat wil zeggen, er wordt publiekelijk gemaakt wat er mis is gegaan. Veel organisaties vinden dat natuurlijk niet prettig. Ze zullen daarom meer de behoefte krijgen om hun bijdrage zo optimaal mogelijk te laten zijn en niet te verzaken vanuit eigenbelang. Dramatische penalty’s zullen dus niet nodig zijn, juist omdat de partijen gemeenschappelijk zijn gaan bouwen.’
Zijn jullie al uitgenodigd bij de minister?
Tijtsma: ‘Ze heeft gereageerd op onze brief, maar dat was nog niet heel inhoudelijk. We kijken uit naar een voorstel om op gesprek te komen.’
Bekijk hier het hele adviespaper: 16 juni 2013 Verantwoord Vertrouwen