
Voorbeschouwing AO: Een generale repetitie
Vanmiddag begint het Algemeen Overleg over de beleidsnota van minister Ploumen, ‘Wat de wereld Verdient’. Paul van den Berg beschouwt voor.
Een marathondebat gaat het morgen worden. Van 14.30 uur tot 21.00 uur in de Troelstrazaal (Tweede Kamer). De belangrijkste brief die besproken gaat worden is ‘Wat de Wereld Verdient’ a.k.a. de ‘nota Ploumen’. Daarnaast staan er nog 11 andere documenten op de agenda, variërend van AIV adviezen tot verslagen van werkbezoeken aan Zuid Soedan, Ethiopië en Vietnam. Op papier is er dus letterlijk en figuurlijk meer dan voldoende gespreksstof. Zeker als je de bijna 400 pagina’s antwoorden op de feitelijke vragen meetelt, die de Kamerleden afgelopen vrijdag in hun inbox aantroffen. De Kamerleden kennende – daar zijn ze immers voor ingehuurd – zullen ze geen moeite hebben om hun voorgeschreven maximale spreektijden vol te maken.
Toch denk ik dat de écht interessante debatten over het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid pas later in 2013 gaan plaatsvinden. Mijn inschatting is dat het morgen voornamelijk zal gaan over de vervlechting van hulp en handel, waarvan de totempaal (of, zoals D66 woordvoerder Sjoerd Sjoerdsma woensdag in Trouw schreef: ‘het Pvda-paradepaardje of hobbelpaardje’) het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is. De Kamer heeft zich naar mijn mening teveel gefocust op dit instrument dat beoogt zowel het MKB te versterken als de Nederlandse export te bevorderen. Er is al een bijzondere procedure georganiseerd over het DGGF, dat toen nog revolverend fonds heette. En de hoorzitting over de ‘nota Ploumen’ werd er ook al door gedomineerd.
Een blik op de antwoorden op de feitelijke vragen – ruim 20 pagina’s gaan over alle aspecten van het DGGF, van IMVO criteria tot ontwikkelingsrelevantie – leert dat de verschillende ministeries die zich met het fonds bezighouden nog flink aan het sleutelen zijn. Pas ná het zomerreces, dus op zijn vroegst in september 2013, komt er een aparte brief over het DGGF. Uiteraard zal de oppositie de gelegenheid aangrijpen om de nodige toezeggingen van de minister af te dwingen. Zo zal door linkse fracties getracht worden om het exportpromotie spoor zo beperkt mogelijk te houden. En de minister zal stevig aan de tand worden gevoeld over de MVO criteria die ze voor het fonds zal gaan hanteren. Maar op de meeste vragen zal de minister antwoorden dat ze de inbrengen zoveel mogelijk zal meenemen in de verdere uitwerking van het fonds, dat ze nog bezig is de architectuur van het fonds te ontwerpen of dat ze ‘uiteraard’ zal streven naar een zo groot mogelijke ontwikkelingsimpact. Met andere woorden: veel tijd zal morgen besteed worden aan een Fonds waarvan we op dit moment slechts de vage contouren kennen.
Hetzelfde geldt voor andere hete hangijzers. Vrijwel alle feitelijke vragen die zijn gesteld over het Budget Internationale Veiligheid (BIV) worden afgedaan met de formule ‘Dit zal in de brief over het BIV nader bekend worden gemaakt’. Deze brief zou nog voor het zomerreces moeten verschijnen. De vragen over de aangekondigde grote bezuinigingen op het maatschappelijk middenveld? Hetzelfde verhaal. Ná het zomerreces ontvangt de Kamer een brief over strategische partnerschappen met maatschappelijke organisaties en een visie op particuliere initiatieven. Hoe zit het dan met het dossier waarop minister Ploumen naar aanleiding van de tragedie in Bangladesh de afgelopen weken veel in het nieuws was? Vóór het zomerreces stuurt ze een gezamenlijke brief met Henk Kamp naar de Kamer met de kabinetsvisie op Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Ook gaat de Kamer in de komende maanden nog brieven ontvangen over de post 2015 ontwikkelingsagenda, de ‘efficiëntiescan’ van VN organisaties en over Internationale Publieke Goederen. Niet de minst belangrijke thema’s, zou ik zeggen.
Zo moet de Kamer het morgen dus doen met de nota Ploumen en een hele hoop vragen hierover die zijn doorgeschoven naar vervolgnotities. In dat opzicht komt het debat morgen dus te vroeg. Het zou een goede zaak zijn om – als Ploumen de laatste toegezegde brief aan de Kamer heeft gestuurd na het zomerreces – het debat over haar nota nog eens over te doen. Pas dan zullen alle implicaties van haar beleidswijzigingen concreet en in samenhang tegen het licht kunnen worden gehouden. Laten we het morgen dus maar een generale repetitie noemen voor een debat later in het jaar.
Ik wil met het bovenstaande trouwens niet impliceren dat er morgen niks op het spel staat. De Kamer beschikt over een gereedschapskist waarvan moties de grootste beleidsbijsturingen tot gevolg kunnen hebben. Je kunt op je klompen aanvoelen dat het moties gaat regenen. Van de uitfasering van de sociale sectoren tot beleidscoherentie, van het DGGF tot IMVO, van de korting op het maatschappelijk middenveld tot de partnerlandenkeuze. De positie van de PvdA is daarbij het meest cruciaal. Als ontwikkelingswoordvoerder Marit Maij de gelederen gesloten houdt met haar collega Ingrid de Caluwé, dan zal geen motie het gaan halen. Maar dat zou zeer onwenselijk en onwaarschijnlijk zijn. De PvdA zal zeker enkele moties van de oppositie willen gaan steunen, zonder dat het teveel afbreuk doet aan de grote lijnen die door de minister zijn uitgezet. De meest interessante politieke vraag zal dus zijn in hoeverre Maij afstand durft te nemen van de voornemens van haar eigen bewindspersoon en coalitiepartner VVD. Dit is extra pikant vanwege het feit dat Maij ook asielwoordvoerder is, en in opdracht van het PvdA congres het gesprek leidt met de VVD over het ‘humaniseren’ van het Nederlandse asielbeleid.
Ik wil u zeker niet ontmoedigen om morgen naar het debat te gaan. Maar verwacht u niet dat morgen het definitieve woord gesproken wordt over de vernieuwing van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Eerder schreef ik naar aanleiding van de nota Ploumen: ‘De steigers zijn gebouwd voor internationale samenwerking 2.0. Of het een mooie villa wordt of een arbeiderswoning, is nu nog de vraag’. Deze vraag kan na morgen nog steeds worden gesteld. De Kamer zal hoogstens wat behangwerkzaamheden verrichten en enkele meubelstukken in het huis gaan plaatsen.