‘Politieke strategie ontbreekt in de nota van Ploumen’

Het is een uitdaging voor een minister om in een tijd waarin grote verandering in denken nodig is, maar er tegelijkertijd sprake is van een populistische, behoudende tijdgeest en een bezuinigingsopdracht, te komen met vernieuwend beleid over Buitenlandse Hulp en Handel. Volgens Jolein Baidenmann en Maaike Blom van IS Duurzaam is dat minister Ploumen gelukt, maar mist de nota op vele punten een concrete uitwerking. 

De nota heeft een aantal sterke punten. Zo komt de minister met een moderne analyse over de veranderde machtsverhoudingen in de wereld als gevolg van de opkomst van nieuwe wereldeconomieën, en de bijbehorende afnemende machtspositie van Nederland in de wereld. De minister blijft weg van angstige zelfverdedigingsreactie, gericht op het willen vasthouden aan de oude status, maar zet in op een nieuw beleid.

De minister maakt een realistische inschatting van de rol van het Nederlandse maatschappelijk veld, in die nieuwe wereld. Want er zijn vele ‘concurrenten’ in het veld met relevante expertise of minder hoge eisen bij het bijdragen aan ontwikkeling, of het nu bedrijven zijn of partijen als de Chinese overheid. Dus komt de waakhondrol van de sector weer centraal te staan. Positief is de erkenning voor het werk van het maatschappelijk middenveld in de afgelopen decennia, en het feit dat de belangrijke rol van het maatschappelijk veld wederom wordt bevestigd.

Uit de nota spreekt verder een helder besef van de noodzakelijke relatie tussen armoedebestrijding en inclusieve duurzame ontwikkeling. Daarbij zet het beleid zonder voorbehoud in op de rol en positie van vrouwen, hoewel de invulling nog uitgewerkt moet worden.

De indeling in 3 soorten relaties (hulp; hulp/handel en handel) is helder en pragmatisch en daarmee komt het beleid meer los van de instrumentele benadering gericht op kanalen of actoren. Positief is ook dat de minister het bedrijfsleveninstrumentarium gaat versimpelen, dat een oerwoud aan regelingen en eisen geworden was, en met een breder aanbod aan financiële instrumenten komt, zoals lang lopende leningen, risicokapitaal en garantiestellingen. Daarmee kunnen de risico’s van ondernemen in fragiele staten beter afgedekt worden.

Een andere verdienste van de nota is dat er vernieuwende zaken worden aangestipt, zoals de inzet op een regionale benadering, trilaterale partnerschappen en de rol van de diaspora, hoewel ook deze nog weinig uitgewerkt worden.

Weinig visie op rol bedrijfsleven

Hoewel de rol van het bedrijfsleven in de nota aanzienlijk is, spreekt uit de nota nog weinig visie op de invulling van die rol. Sociaal ondernemerschap en concepten als Bottom of the Pyramid of Social Return on Investment komen minimaal aan de orde. Duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen, in het kader van duurzame ontwikkeling, krijgt weinig aandacht. Wat het IMVO kader gaat behelzen is nog onduidelijk, maar de minister geeft aan dat er nog een beleidsbrief volgt.

Klein detail: het is om verwarring te voorkomen verstandig om een ander woord te kiezen voor het Due Diligence principe, wat in OESO-termen staat voor een algemeen principe van maatschappelijk verantwoorde bedrijfsvoering, maar in het gewone bedrijfsleven staat voor een onderzoek naar de juridische en financiële, risicovolle verplichtingen van een bedrijf, voorafgaand aan een overname. En waarom wordt er voor het Ruggie Framework gekozen, zonder motivatie waarom specifiek met dit gedeelte van de OESO-verplichtingen aan de slag wordt gegaan?

De nota getuigt ook van een overschatte rol van het Nederlands MKB in ontwikkelingslanden. Dit is een al enige tijd voortdurende charmante hype, waardoor er in Nederland een grote zoektocht is ontstaan naar MKB’ers die internationaal willen ondernemen. De realiteit is dat maar een klein gedeelte van het Nederlandse MKB hiervoor geschikt is of toe bereid is. Waarbij de meeste van die ondernemers overigens zonder subsidie van de overheid handelen. Maar los van de economische waarde van hun activiteiten, is de vraag wat precies de ontwikkelingsrelevante schaal en impact van het werk van die Nederlandse MKB’ers is.

Post 2015 agenda summier

Rondom de meer abstracte thema’s als Mondiale Publieke Goederen (MPG’s) en de Post 2015 agenda blijft het hangen bij algemene bewoordingen. Het thema MPG’s wordt nauwelijks in relatie gebracht met de Post 2015 agenda. De nota bevat inhoudelijk weinig aanvulling op de brief over de inzet voor de Post 2015 agenda, die ook al summier was.

Bovendien verwart de keuze om de visie op Sustainable Development Goals en Millennium Development Goals apart van elkaar te bespreken, aangezien integratie van beide dimensies nodig is. Een gemiste kans is dat er geen aandacht wordt besteed aan de relevantie van de Post 2015 agenda voor de handelscomponent van het beleid van de minister.

Korte termijn

Hoewel duurzame inclusieve groei een ambitie van het beleid is, besteedt de nota te weinig aandacht aan een strategische grondstoffenstrategie van Nederland in de wereld, al dan niet in Europees kader. Europa zou, in het kader van transparantie over en zekerstelling van schaarse grondstoffen, na kunnen denken over de haalbaarheid van een internationaal op te zetten openbaar ‘trackingsystem’ in de transportbewegingen over de wereld van schaarse grondstoffen en van landenclaims op grondstofrijke gebieden.

Ook op het terrein van biobrandstoffen laat de nota een weinig vernieuwende visie zien, met als gevolg bijvoorbeeld dat kunstmatig gekweekt hout dat we importeren uit andere werelddelen voor de bijstook in onze energiecentrales, in Nederland nog steeds wordt beschouwd als ‘schone biomassa’. Zowel op het gebied van grondstoffen als biomassa zou het beleid meer visionair mogen zijn, gericht op beïnvloeding van de andere betrokken ministeries.

Opvallend is verder dat er nauwelijks sprake is van vertaling van de nieuwe agenda voor internationale samenwerking naar de gewone Nederlandse burger. Dat is in deze tijd wel noodzakelijk, gezien grote mondiale uitdagingen zoals klimaatverandering, en de gevolgen van de veranderde rol en positie van Nederland in de wereld voor Nederlandse burgers en bedrijven.

Onduidelijkheid

Over een aantal zaken creëert de visie van de minister onhelderheid. Hoe kan het dat het doorsnijdend thema milieu wordt afgebouwd, terwijl inclusieve duurzame groei een van de 3 ambities van de minister is?

Verder blijft de klimaatvisie van de minister onduidelijk. Het is duidelijk dat we ons verplicht hebben in internationaal verband om bij te dragen aan de kosten voor adaptatie en mitigatie, oplopend wellicht tot een bedrag van 1,2 miljard in 2020. De minister wil dat geld deels uit de markt halen, maar hoeveel en op welke manier? Betekent het dat bestaande bedrijfsactiviteiten gevalideerd kunnen worden als klimaatbijdrage, waardoor er geen extra inspanningen nodig zijn? Of gaat het om daadwerkelijke stortingen in een Groen Fonds? Wat verstaat de minister onder mainstreaming van klimaat? En wat is de relatie tussen het klimaatbeleid van de minister en de klimaatuitspraken en inzet van minister Timmermans?

Tenslotte spreekt de minister van een samenhang tussen haar beleid en het topsectorenbeleid. Op welke manier gaan de topsectoren via de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) bijdragen aan de agenda van de minister? Want het topsectorenbeleid is in principe aan het bedrijfsleven overgelaten. Hoe gaat de minister de invulling daarvan beïnvloeden?

Saillant detail aan de nota is dat een groot deel van de adviesfunctie rondom internationaal ondernemen door overheid naar zich toe wordt getrokken, terwijl dat ook door marktpartijen commercieel zou kunnen worden opgepakt. Dit werkt marktverstorend, de vraag is of ambtenaren daar de meest geschikte adviseurs voor zijn en bovendien legt het onnodig beslag op het beperkte ambtenarenapparaat in tijden van crisis en roept het vragen op over de invulling van een terugtrekkende overheid.

Politieke strategie

De politiek-strategische kant van het beleid vraagt extra aandacht. De minister geeft bijvoorbeeld aan een deel van het beleid via EU-coördinatie te willen bereiken. Een gedegen strategie daarvoor is noodzakelijk, omdat de Nederlandse visie in EU-verband ook onder druk staat, zoals op terrein van SRGR. Tijdens de onderhandelingen bij de Conferentie over Duurzame Ontwikkeling in Rio de Janeiro in 2012 bijvoorbeeld, waren bijvoorbeeld Polen, Malta en Hongarije sterk gekant tegen het recht op zelfbeschikking van vrouwen over hun lichaam (voorbehoedsmiddelen en abortus).

Ook de strategische aanpak van de inclusieve groei agenda wordt weinig toegelicht in de nota. Bijvoorbeeld: de minister vindt een betere verdeling van inkomen binnen landen een belangrijk thema (het verdelingsvraagstuk). Maar dat is intern beleid van nationale overheden. En het is niet duidelijk of en hoe Nederland dit thema gaat uitdragen in haar diplomatieke relaties.

De grote lijnen van de nota zijn goed ingezet, maar de impact van het beleid zal afhangen van de concrete invulling. Niettemin verdient de minister waardering voor haar genuanceerde visie over de relatie tussen handel en hulp, waaruit blijkt dat ze zich niet heeft laten overtuigen door enerzijds de vaak polariserende meningen van de ontwikkelingssector of anderzijds de eenzijdige exportsubsidielobby van VNO-NCW. Als de minister ook in de uitwerking van de nota deze houding kan volhouden, zal een afgewogen beleid tot voordeel strekken voor alle internationaal betrokken partijen in Nederland.

Mr. Jolein Baidenmann, drs. Maaike Blom

Auteurs zijn partners van adviesbureau ISDuurzaam en werken aan het futureproof maken van ontwikkelingsorganisaties en bedrijven die met MVO aan de slag zijn, en houden zich bezig met beleid en onderzoek binnen de topsector Agrofood en met organisaties als MVO-Nederland. 

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
07 mei 2013
Categorieën: