Nederlandse ngo’s: de caring sisters in ontwikkelingssamenwerking

Heldere administratie, respectvolle communicatie en begrip voor de lokale context: volgens onderzoeksbureau Keystone zijn dit de voornaamste kwaliteiten van Nederlandse ngo’s. En ook al doet Nederland het minder goed op het gebied van capaciteitsopbouw en advocacy, zeven van de tien organisaties die in het Keystone onderzoek als beste werden beoordeeld, zijn Nederlands.

Eind april heeft onderzoeksbureau Keystone een rapport uitgebracht waarin zestien Nederlandse ngo’s tegen het licht worden gehouden, waaronder Cordaid, Oxfam Novib, Hivos, SPARK en IKV Pax Christi. Dit rapport bevat de uitkomsten van een klanttevredenheidsonderzoek op initiatief van Partos. Internationale partnerorganisaties werd gevraagd wat zij van hun samenwerking met Nederlandse ngo’s vinden.

Ongeveer duizend respondenten namen anoniem deel aan het onderzoek. Van deze respondenten komt 42 procent uit Afrika, 21 procent uit Zuidoost-Azië, 11 procent uit Centraal- en Zuid-Amerika en 9 procent uit Europa. Deze respondenten zijn alle werkzaam bij partnerorganisaties van Nederlandse ngo’s. De helft van de respondenten heeft voor meer dan vijf jaar steun van de Nederlandse organisaties ontvangen; 95 procent ontvangt nog steeds steun.

 

 

 

 

 

 

Transparantie

In de categorie ‘begrijpen en leren’ scoren Nederlandse organisaties het hoogst. De internationale partnerorganisaties geven aan dat de Nederlandse ngo’s de sector waarin ze werkzaam zijn goed begrijpen en daar zelf een voortrekkersrol in spelen.

Ook vinden ze dat Nederlandse ngo’s belangrijke bijdragen leveren aan ontwikkelingen in de sector. Op al deze aspecten scoren Nederlandse ngo’s hoger dan hun internationale collega’s. Paul Engel (directeur ECDPM) schrijft in het voorwoord van het rapport dit ‘een buitengewoon significante bevinding [te vinden] in een sector die zo dynamisch is en zo snel verandert’.

Daarnaast scoren Nederlandse ngo’s in vergelijking met internationale organisaties ook hoog op het gebied van ‘beheer’. Hieronder scharen de onderzoekers zaken als de mate waarin de hoeveelheid en duur van de Nederlandse steun overeenkomen met de behoeften van de partnerorganisaties. Het hoogst werd gescoord op de punten ‘het bieden van hulp om tot een definitieve overeenstemming te komen’ en ‘het niet onder druk zetten van de partners om hun prioriteiten te wijzigen’. De enige negatieve NP score betreft de vraag of Nederlandse ngo’s de internationale partnerorganisaties vragen om advies: dit gebeurt niet voldoende, aldus de respondenten.

Op het gebied van transparantie doen alle Nederlandse organisaties doen het wat dit betreft beter dan de internationale ngo’s. Voor de internationale partnerorganisaties is het duidelijk hoe de Nederlandse organisaties hun fondsen gebruiken. Daarnaast vinden internationale ngo’s hun Nederlandse partners respectvol, behulpzaam en capabel. Ze ervaren ruimte om hen te benaderen met eventuele problemen.

Missers

Desalniettemin zijn de Zuidelijke partners niet op alle gebieden tevreden. Nederlandse ngo’s scoren slecht op capaciteitsopbouw. Nog het meest ontevreden zijn de partnerorganisaties over steun voor advocacy, al dan niet gedeeld met de Noordelijke organisaties, en campagnes en voor ondersteuning aan directie en bestuur. Een veelzeggend commentaar van een respondent: ‘capaciteitsvergrotende steun of niet-financiële steun van [ngo] is praktisch non-existent. [ngo] informeert niet naar dergelijke behoeften en stelt zich hiervoor niet aansprakelijk naar de organisaties toe.’

Daarnaast geven de respondenten aan dat ze te weinig ondersteuning ontvangen om toegang te krijgen tot andere fondsen, vinden ze dat hun Noordelijke partners beter hun best kunnen doen om het werk van hun partnerorganisaties te promoten, en hebben ze het idee dat ze onvoldoende worden beschermd tegen bedreigingen.

Ondanks de minpunten, koesteren de partnerorganisaties warme gevoelens jegens hun Noordelijke counterparts: zij typeren de Nederlandse ngo’s ten eerste als ‘caring sister’ en ten tweede als ‘managing expert’.

Wat nu?

Het rapport concludeert dat partnerorganisaties niet alleen geïnteresseerd zijn in fondsen. Nederlandse ngo’s zouden er goed aan doen om het werk van hun internationale partnerorganisaties beter te communiceren naar buiten toe, toegang te bieden tot andere fondsen, gedeelde strategieën te ontwikkelen en ervaringen te delen. De partnerorganisaties spreken de hoop uit dat Nederlandse ngo’s iets zullen doen met deze feedback en dat onderzoeken als deze een vervolg vinden. Partos heeft aangekondigd in 2014 initiatief te nemen tot een vervolgonderzoek.

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
02 mei 2013
Categorieën: