Minister en oppositie vinden elkaar niet tijdens verlenging nota overleg

De felheid van toon in het debat was er niet minder om, maar de tweede termijn van het nota overleg voegde weinig concreets toe aan hetgeen afgelopen donderdag al was besproken. Enige toenadering tussen een ontevreden oppositie en een standvastige minister was ver te zoeken. De minister en de vier felste oppositiepartijen (D66, GroenLinks, ChristenUnie en SP) bleven botsen en lijken alleen nog maar verder van elkaar verwijderd. De minister kan een flink aantal moties tegemoet zien.

Het is duidelijk dat de oppositieleden van de vier hierboven genoemde partijen nog weinig tevreden zijn met de antwoorden die de minister afgelopen donderdag gaf op hun vragen. In hun betogen steken zij nogmaals fel van leer. ‘Meer en meer krijg ik het gevoel in het spiegelpaleis van de minister te zijn beland’, verzucht Sjoerd Sjoerdsma (D66). ‘Een meeslepend verhaal ontbreekt’, verwijt hij Ploumen. Zij zou het uitroeien van armoede hebben losgelaten en het maatschappelijk middenveld – zonder welke duurzame en inclusieve groei onmogelijk is – onderuit halen.

Sjoerdsma sneert naar Jan Vos (PvdA) die in de vorige zitting bejubelde hoe het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid in de traditie van oud-minister Jan Pronk staat, terwijl deze gisteren zijn lidmaatschap bij de PvdA heeft op gezegd. ‘Toch nog even overleggen’, adviseert hij Vos cynisch. Vos reageert enigszins geforceerd door Willem Drees te memoreren, die in de jaren ’70 uit de PvdA stapte omdat de partij te links geworden zou zijn. Dat Pronk nu uit de PvdA stapt omdat hij deze te rechts vindt worden, vindt Vos dus weinig verbazend: ‘De PvdA trekt een rechte lijn als het om haar kernwaardes gaat.’

Marit Maij (PvdA) schaart zich achter Ploumen: ‘De PvdA steunt hulp waar het moet en handel waar het kan.’ Er is slechts een ‘paar losse eindjes’ waar ze op door wil gaan.

Bram van Ojik (GroenLinks) wijst op zijn beurt naar ‘wankele basis voor dit beleid binnen de coalitie’ en brengt de tegenstellingen tussen de coalitiepartijen onder de aandacht. ‘De PvdA betreurt – na enig aandringen – de bezuinigingen, terwijl de VVD juicht. De PvdA is blij met Ploumens inzet in Bangladesh, daar waar de VVD dit zonde van het geld vindt. De PvdA wil de honest broker zijn als het gaat om de EPA’s, de VVD wil als een olifant door de porseleinkast lopen. Met zo’n coalitiepartner heb je geen oppositie meer nodig. Ik wens de minister en de coalitie heel veel sterkte’, zegt hij op bijtende toon.

Moties

Wat betreft de EPA’s herhaalt René Leegte (VVD) dat hij vindt dat Ploumen als ‘honest broker’ positie moet kiezen: ‘Laten we de naïviteit van ons afschudden. Of een land nou handel wil drijven met Nederland of niet, er moet gekozen worden. Maar in het laatste geval gaan we geen hulp meer in zo’n land pompen.’ Leegte zegt wat betreft de versnelde ondertekening van EPA’s een motie te overwegen.

Van Ojik en Sjoerdsma reageren verbijsterd op Leegtes stellingnames, evenals op zijn weinig empatische houding wat betreft Bangladesh vorige week. Sjoerdsma: ‘De VVD wil vrijhandel onder dwang: een contradictio in terminis.’

Verder wordt door Sjoerdsma een motie aangekondigd wat betreft het Budget Internationale Veiligheid (BIV): ‘Veiligheid is geen grabbelton voor defensie, maar een proeftuin voor 3D-beleid.’ Hier doelt hij op de Patriot raketten, die zoals het er nu uit ziet vanuit dit budget kunnen worden bekostigd. Van Ojik overweegt een motie om de bezuinigingen op het maatschappelijk middenveld te ontzien, want bezuinigingen van meer dan 50% zijn volgens hem ongehoord.

Dutch Good Growth Fund

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) blijft het heetste hangijzer. De minister heeft met haar gepikeerde antwoord van afgelopen donderdag de zorgen omtrent het Dutch Good Growth Fund (DGGF) niet weg kunnen nemen. Van Dijk, Voordewind en Sjoerdsma kondigen aan moties in te dienen. Exportkredietfinanciering moet uit het fonds worden geschrapt, vinden zij. Sjoerdsma vindt dat daarnaast de nadruk moet komen te liggen op het midden- en kleinbedrijf van jonge mensen, op goed bestuur en economische diplomatie.

Van Dijk oppert daarnaast om het fonds langzamer in te voeren. ‘Maar ik zal daar een motie over indienen, dus dat komt helemaal goed.’ Hierin lijkt hij op steun van Joӫl Voordewind (ChristenUnie) te kunnen rekenen, die hij geregeld aanstoot. SGP-Kamerlid Kees van der Staaij noemt geen moties, maar geeft aan dat hij het fonds alleen wil steunen als het de allerarmsten ten goede komt. Vooralsnog betwijfelt hij de ontwikkelingsrelevantie van het fonds.

Van De Caluwé hoeft de minister geen moties te verwachten: ‘Ik wacht het plan van de minister rustig af’, zegt ze. Ook al erkent De Caluwé dat het fonds voor een groot deel nog vormgegeven moet worden, ze ziet dit niet als probleem: ‘Ngo’s lopen de deur plat wat betreft nieuwe mogelijkheden.’

De andere Kamerleden vinden het wel degelijk problematisch dat de invulling van het fonds nog zo weinig concreet is. Zo vindt Voordewind het fonds ‘te groot, te globaal en te weinig specifiek wat betreft het midden- en kleinbedrijf in ontwikkelingslanden.’

Maij (PvdA) komt hem tegemoet door te benoemen wat zij ziet als ‘indicatoren voor ontwikkelingsrelevantie’: ‘marginale groepen, belastinginkomsten, werkgelegenheid, mensenrechten, sociale voorzieningen, duurzame ketens en eerlijke inkomens.’ Dit is geen uitputtende lijst, waarschuwt Maij, maar zal een leidraad vormen om te bepalen wat ontwikkelingsrelevant is. De exportsubsidies laat ze onbenoemd en ook zij rept met geen woord over al dan niet te steunen moties.

In herhaling

Bij de beantwoording van de Kamervragen verdedigt de PvdA-bewindsvrouw het Dutch Good Growth Fund wederom op een felle manier. Weliswaar wordt ze minder kribbig dan vorige week, maar toch is er wederom enige ‘kriebeligheid’ te ontwaren bij de minister op het moment dat Voordewind haar nogmaals vraagt of ze naar de omvang en de fasering van het fonds kan kijken, en daarnaast voorstelt om eerst een pilot te beginnen alvorens een dergelijk bedrag uit te geven. ‘Ik wil het nogmaals zeggen: het is bijzonder dat er in crisistijd 750 miljoen beschikbaar is gekomen voor het stimuleren van het MKB in ontwikkelingslanden. Er is vraag naar, we gaat het ontwikkelingsrelevant doen, en ik voel weinig voor een pilot. Én revolverend, én ontwikkelingsrelevant, dat kunnen we heus’, benadrukt Ploumen. De indruk van de oppositieleden dat exportfinanciering en ontwikkelingsrelevantie niet te verenigen zouden zijn, deelt Ploumen niet; de minister ziet wel degelijk een plaats in het fonds voor exportfinanciering.

Zoals afgelopen donderdag al toegezegd, zal Ploumen wel goed gaan kijken naar het tempo. Dit als tegemoetkoming in de richting van oppositie, want zelf is ze er vast van overtuigd dat er 250 miljoen per jaar, over een periode van drie jaar, weggezet moet kunnen worden.

Voordewind blijft in de aanval gaan en vraagt aan de minister wat er nu precies nieuw is aan het fonds. ‘Als het expliciet voor het MKB is, dan ga ik met de minister mee. Maar als ook Nederlandse multinationals mee gaan doen, dan hebben we het FMO al.’

Zoals de oppositie in herhaling dreigt te vallen met haar kritiekpunten op het fonds, zo doet de minister dat ook in haar antwoorden. Dit geeft Ploumen zelf dan ook aan. ‘Ik herhaal mezelf, maar ik zeg nogmaals: FMO is voor minder risicovolle investeringen, het fonds is bestemd voor risicovollere investeringen.’ Vervolgens parkeert de minister de discussie door te verwijzen naar de brief over het DGGF die ze zal sturen en waarin ze alle opmerkingen en kritiekpunten van de oppositie mee zal nemen. Daarin zal ze tevens de ontwikkelingsrelevantie van het fonds definiëren en ook het doel van het fonds helder zal omschrijven. ‘Ik heb de zorgen van de oppositie goed gehoord, maar ook de aanmoedigingen. Die ga ik allemaal in de brief meenemen. Daar wil ik het graag bij laten’, aldus de minister.

Marit Maij stelt ten laatste voor om niet alleen voorafgaand aan de bestedingen uit het fonds, maar ook tijdens het proces van de bestedingen, te blijven monitoren hoe het geld wordt besteed. Van Ojik, die gemoedelijk knikt bij deze suggestie, lijkt blij te zijn met deze inbreng van de PvdA-Kamerleden, die tijdens de Kamerdebatten tot nu toe weinig toenadering hebben gezocht tot de oppositie. Ploumen zegt toe dat het fonds ook tussentijds gemonitord zal worden, en voegt daaraan toe dat ze in de brief ook in zal gaan op de evaluaties van het bedrijfsleveninstrumentarium – waaronder die van ORIO. Daarnaast zal ze, op aandringen van Agnes Mulder (CDA), een brief sturen met een technische briefing over het fonds.

Visie

Hoogtepunt van het debat is de confrontatie tussen Sjoerd Sjoerdsma en minister Ploumen over de visie van de minister op armoedebestrijding. De gemoederen lopen hoog op. Het zakelijke antwoord dat de minister in eerste instantie geeft, namelijk dat ze verzekert dat ze wel degelijk zich op armoedebestrijding blijft richten, ‘op punten waar Nederland een toegevoegde waarde heeft’ en dat zij inclusieve groei wil bewerkstelligen, bevredigt Sjoerdsma niet. ‘Ik zie de ambities van de minister, maar het antwoord op hoe de minister dat gaat bereiken ligt niet in de nota, en ik hoor haar het nu ook niet zeggen. Over de Millenniumdoelstellingen hoor ik haar niet meer. Haar acties stroken niet met haar ambitie om de extreme armoede binnen een generatie uit te bannen.’

Ploumen haar antwoord is heftig en bijna emotioneel op het moment dat ze haar betoog houdt. ‘Als je kijkt naar de landenlijst en je legt het Human Development Report ernaast, zie je allerlei landen terug die op die ranglijst heel erg laag scoren, zoals Afghanistan, Jemen, Mali en Burundi. Daar helpen we arme mensen met toegang tot water, met zeggenschap over water, of op het gebied van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten. Maar het is ook ongelofelijk belangrijk dat landen mee gaan profiteren van groei op een inclusieve manier. En ook dat doen wij: kijk naar Bangladesh en de textielarbieders. We zetten juist in op de allerarmste landen.’

‘Ik zie dat ik een gevoelige snaar heb geraakt’, appelleert Sjoerdsma aan de emoties van Ploumen. ‘Dat het beleid zich richt op arme landen moedig ik aan, maar feit is dat het aandeel dat naar de allerarmsten gaat is gedaald. Dat zou ik graag teruggedraaid willen zien. Het raakt mij dat Nederland als voorloper voor de allerarmsten en stemlozen van het pad dreigt af te raken.’

Minister Ploumen doet er nog een dramatisch schepje bovenop als ze zegt: ‘Onze wegen scheiden elkaar hier, met hoop dat we elkaar weer zullen vinden. Nederland was inderdaad voorloper, en juist in de combinatie tussen hulp en handel blijven we dat ook. Want ook ík heb een gevoelige snaar geraakt bij mijn Europese collega’s; zij vallen mij bij. Het móet mogelijk zijn om extreme armoede uit te bannen binnen één generatie – dat we dat op andere manieren doen is alleen maar toe te juichen. Nederland blijft een significante bijdrage leveren.’

Over de Millenniumdoelstellingen rept de minister met geen woord. Aan Sjoerdsma zijn gezicht valt dan ook af te lezen dat de wegen tussen D66 – en wellicht ook andere oppositiepartijen – en de minister vooralsnog zijn gescheiden op dit punt.

Pronk

Dat blijkt ook als Jasper van Dijk nog een schepje bovenop zijn eerdere uitspraken over Pronk en de PvdA doet. ‘Niet zozeer Pronk heeft het PvdA verlaten, maar Samsom en de minister hebben de PvdA verlaten.’ Ploumen lacht als een boer met kiespijn om deze pijnlijke opmerking, maar laat zich niet van de wijs brengen. ‘Ik betreur het dat Pronk de partij heeft verlaten. Ik heb veel gesprekken met hem gevoerd en soms verschilden we van mening. Maar met deze nota en met dit perspectief, heb ik geen enkele moeite om me in de traditie te voegen die er bij de Partij van de Arbeid bestaat op ontwikkelingssamenwerking. Deze nota is anno 2013 dé manier om armoede te bestrijden.’

Niet geheel tegen de verwachting in, is Van Ojik weinig overtuigd. ‘Over de hele linie wordt bezuinigd. De minister heeft in het 9 uur durende debat geen enkele appreciatie gegeven hoe ze met 1 miljard armoedevermindering wil bereiken.’

Het is niet de eerste keer dat Ploumen Van Ojik ervan beticht “ouderwets” te zijn als ze tegen hem zegt: ‘The times they-are-a-changing. Het gaat niet meer om ODA, ik zoek naar een nieuwe agenda.’

Maatschappelijk middenveld

De oppositie, die ziet dat de minister geen ruimte laat om de bezuinigingen op het maatschappelijk middenveld ongedaan te maken, probeert het nu via een andere weg. Voordewind stelt voor om binnen de speerpunten een vast percentage te besteden aan het maatschappelijk middenveld. Hier voelt de bewindsvrouw echter niets voor. ‘Ik wil juist uit het stramien dat alles per kanaal precies verdeeld moet worden, laten we kijken naar de effectiviteit. U kunt erop vertrouwen dat ik genoeg doe voor het maatschappelijk middenveld. Binnen de speerpunten variëren de bedragen hiervoor tussen de 16 en 28 procent.’

Ze komt wel tegemoet aan Bram van Ojik door aan te geven dat ze ‘af wil van de steeds hogere controletoren’ voor het maatschappelijk middenveld – een punt dat ze in eerdere toespraken en in de nota reeds had benadrukt.

Een nieuwe toezegging aan het adres van Bram van Ojik betreft een brief over de screening van de handels-en investeringsverdragen van de Europese Unie met ontwikkelingslanden. Bram van Ojik gaf afgelopen donderdag al te kennen dat hij een dergelijke screening wil, naar voorbeeld van nog plaats te vinden screening van de belastingverdragen die Nederland met ontwikkelingslanden heeft gesloten. Volgens minister Ploumen bestaat een dergelijke screening al, maar dit roept zoveel onduidelijkheid op bij Van Ojik dat hij haar de toezegging weet te ontfutselen dat ze een brief zal sturen naar de Tweede Kamer over de inhoud van deze screenings.

Jasper van Dijk heeft minder succes met zijn verzoek om een onafhankelijk onderzoek naar Nederlandse belastingparadijzen. Minister Ploumen wil voorkomen dat ‘onderzoek na onderzoek zich opstapelt’ en wil eerst de lopende onderzoeken afwachten. Het gaat hierbij om een onderzoek naar de belastingverdragen die Nederland heeft gesloten met ontwikkelingslanden en het onderzoek van de Stichting Economisch Onderzoek naar Nederlandse “brievenbusfirma’s”, dat zij medio juni verwacht. Zodra de uitkomst van deze onderzoeken bekend is zal ze de Kamer informeren middels en brief en op het verzoek van Van Dijk terug komen. Van Dijk drukt haar nog eens op het hart de belastingverdragen ‘authentiek’ te beoordelen en deze niet ten opzichte van andere landen te bekijken.

Onderwijs

Jasper van Dijk is de enige die de moed betreffende de bezuinigingen op onderwijs nog niet opgeeft: hij vraagt de minister om de bijdrage aan het Global Partnership for Education voort te zetten, ook na 2014. Hier komt de minister niet aan tegemoet. Ze laat weten alleen nog geld uit te trekken voor beroepsonderwijs onder de speerpunten. Het weinige protest dat haar antwoord uitlokt bij de Kamerleden doet bij degenen die het basisonderwijs ook na aan het hart liggen het ergste vermoeden. Wel zet de minister haar bijdrage aan het Global Fund tegen HIV/Aids voort.

Als het vervolgens 9 minuten voor 12 is en het debat ten einde loopt, zijn het wederom de vier oppositieleden Joӫl Voordewind, Bram van Ojik, Jasper van Dijk en Sjoerd Sjoerdsma die al hun interrupties op hebben gemaakt en daarbij ook het felst debateerden. Marit Maij lijkt het allemaal wel te geloven als ze het aanbod van voorzitter De Roon om nog een laatste vraag te stellen beantwoordt met ‘Volgens mij kunnen we met negen op handen zijnde brieven nog voldoende over de inhoud debatteren’.

 

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
29 mei 2013