
Gender versus vrouwenrechten: een stap terug in de tijd?
Stereotype beelden over de rollen van vrouwen lijken een grote rol te spelen bij beleidsmakers. Hierdoor wordt er vaak gekozen voor relatief simpele ‘one-size-fits-all’ oplossingen, zoals het ondersteunen van vrouwenorganisaties en een focus op politieke participatie. Deze zouden op papier gendergelijkheid, ontwikkeling en veiligheid bevorderen. Van deze strategieën is het volgens Nikki de Zwaan van IKV Pax Christi vaak niet duidelijk of deze daadwerkelijk bijdragen aan de uiteindelijke doelen. De huidige verschuiving van een focus op gender (gelijkheid) naar vrouwenrechten in de notitie van Minister Ploumen gaat dit probleem niet oplossen. Een opiniebijdrage.
In de discussies over gender en vrouwen(rechten), die nu vooral gaan over het Midden-Oosten, moet ik de laatste tijd regelmatig denken aan een verhaal uit een moppenboekje van mijn opa dat ik als kind las. In het verhaal gaat een toerist op vakantie in een vreemd land. Wat hem opvalt is dat alle vrouwen hier een paar meter achter hun man lopen. Wanneer de toerist aan een lokale man vraagt waarom dit zo is, antwoordt die: ‘Dat is onze traditie, vrouwen moeten hun mannen gehoorzamen’.
Nadat de toerist naar huis is gegaan, breekt er een oorlog uit in het bezochte land. Als deze oorlog is afgelopen keert hij terug. Gek genoeg lopen vrouwen nu een paar meter voor hun mannen uit. Toevallig komt de toerist dezelfde man weer tegen en vraagt aan hem wat er veranderd is: hun traditie? Moeten vrouwen hun man niet meer gehoorzamen? Komt dit door de oorlog? Het antwoord van de man luidt dat er niets veranderd is aan hun traditie: het land is alleen bezaaid met landmijnen. Vrouwen hebben in dit verhaal dus wel een andere zichtbare ‘rol’ gekregen door de oorlog, maar hun positie is juist verre van verbeterd.
Stereotype ideeën: vrouwen, rollen en ideologie
Bij stereotype beelden over vrouwen binnen ontwikkeling en veiligheid wordt vaak gedacht aan slachtofferschap. Vrouwen zouden alleen maar gezien worden als slachtoffers van (seksueel) geweld en hierdoor niet serieus worden genomen. Als reactie hierop is de nadruk komen te liggen op het veranderen van rollen van vrouwen in hun eigen maatschappij. Op het moment dat vrouwen meer actief worden in de politiek (actoren), aan de onderhandelingstafel zitten, in de wet gelijke rechten hebben, dan komt het wel goed. Keer op keer blijkt dat als deze doelen bereikt zijn, dit niet automatisch zorgt voor een verbetering van de positie van vrouwen. Ondanks al onze goede bedoelingen en de vele initiatieven die we ondersteunen leidt dit alles niet tot grotere gendergelijkheid, meer respect voor vrouwenrechten en een grotere stem van vrouwen in vredesprocessen. Hoe dit komt?
Het veelgehoorde antwoord hierop is dat aandacht voor verandering van gender-rollen alleen niet voldoende is. De onderliggende ideologie (de ideeën die ze hebben over de verhouding tussen mannen en vrouwen) en wat mensen geloven en voelen is net zo bepalend als wat ze doen. Deze moeten beide in een gedegen gender-analyse worden meegenomen. Alleen door zo’n analyse kan gekeken worden wat de beste strategie is om de positie van vrouwen te verbeteren. Hetzelfde geldt voor een (vrouwen)-rechten benadering. Vrouwenrechten zijn geen doel op zich, maar een instrument om de positie van vrouwen te verbeteren. Of dit het juiste instrument is, hangt af van de context.
Het veranderen van wat mensen denken en geloven is een langdurig proces waarbij het de vraag is in hoeverre externe actoren daar een rol in kunnen of moeten spelen. Als we een poging willen doen om gendergelijkheid en inclusieve vrede te bevorderen, laten we dan vooral goed kijken welke actoren binnen een lokale context daar het beste toe in staat zijn en welke instrumenten de juiste zijn.
Strategie: met wie en wat?
Stereotype ideeën over vrouwen gaan niet alleen over niet-westerse landen maar ook over onze eigen geschiedenis. Dit blijkt ook uit de nadruk op het belang van vrouwenorganisaties. Er wordt dikwijls een vergelijking gemaakt met de ontwikkeling van de vrouwenbeweging in Nederland en andere westerse landen. Doordat deze beweging opkwam, zou de positie van vrouwen verbeterd zijn. Aan de hand van dit model lijkt het logisch om vooruitstrevende vrouwenorganisaties in repressieve regimes en conflictgebieden te ondersteunen. Deze vrouwenbeweging staat vaak ver af van de ‘gewone’ man en vrouw, is overwegend stedelijk of bestaat uit groepen die deel uitmaken van de elite. Maar, is de redenatie, zij kunnen veranderingen en een vooruitstrevende agenda pushen, ook voor de rest van de vrouwen. De vraag is of dit altijd zo werkt.
Allereerst zouden we vraagtekens moeten zetten bij dit beeld van onze eigen geschiedenis. Je kan ook stellen dat de opkomst van de vrouwenbeweging hand in hand is gegaan met bredere maatschappelijke ontwikkelingen. Eerst kwam er het algemene stemrecht, toen het stemrecht voor vrouwen. Eerst ontstond er een brede maatschappelijke beweging in de jaren ’60 gericht op meer vrijheid en individualisme. De dolle Mina’s kwamen pas op toen vrouwen er bij de Maagdenhuisbezetting achter kwamen dat ze weliswaar meededen met actievoeren, maar dan wel door broodjes te smeren en koffie te zetten.
Naast het feit dat het beeld van ons verleden wellicht niet klopt, is het überhaupt een rare gedachte dat ‘the rest’ het voorbeeld zou volgen van ‘the west’. Ook op andere terreinen van ‘ontwikkeling’ is aangetoond dat dit geen lineair proces is met het westers model als eindstadium. Een voorbeeld hiervan is de rol van de staat in veel niet-westerse landen. Dit is een andere (geworden) dan in veel westerse landen. Denk aan fragiele staten in Afrika maar ook aan de ‘Aziatische tijgers’ als Singapore. Dit heeft consequenties voor de rol die maatschappelijke organisaties kunnen spelen in deze landen. Net zoals de steun van buitenaf voor organisaties (ontwikkelingshulp aan NGO’s) hier invloed op heeft.
Het is dus maar zeer de vraag of het steunen van geïnstitutionaliseerde vrouwenorganisaties de automatische oplossing is voor het bevorderen van gendergelijkheid. In mijn eigen ervaring zijn de actoren die het beste in staat zijn om deze verandering te bereiken soms vrouwenorganisaties, maar lang niet altijd. Vaker zijn dit lokale organisaties, zoals vredesorganisaties en ontwikkelingsorganisaties met een breder mandaat en die het vertrouwen hebben van de lokale bevolking, man én vrouw.
Juist doordat ze gendergelijkheid benaderen als onderdeel van een brede maatschappelijke veranderingsproces (naast vrouwenrechten ook aandacht voor democratie, burgerschap of mensenrechten) slaat deze boodschap aan. Ook zijn zij eerder geneigd en hebben ze meer mogelijkheden om mannen, vrouwen en jongeren op een gelijkwaardige manier te betrekken. Vooral organisaties die niet alleen stedelijk (of elitair) zijn, en er daarnaast in slagen om ook met religieuze en traditionele leiders in dialoog te gaan, zijn effectief.
Betekent dit dan dat we vrouwenorganisaties niet meer moeten steunen? Natuurlijk betekent het dat niet. Of zij echter de juiste actoren zijn om mee samen te werken, moet gebaseerd worden op een goede context- en genderanalyse. Naast de vraag met wie samen te werken, is het belangrijk om in deze analyse te kijken naar de invloed en rol die vrouwen wel hebben. Gendergelijkheid is meer dan alleen politieke participatie van vrouwen en veranderen van wetgeving. Zo kunnen vrouwen op het informele niveau invloed hebben en leiderschapsrollen aannemen, die niet meteen zichtbaar zijn voor buitenstaanders.
Focus op gender of op vrouwen(rechten)?
Er leek een verschuiving te zijn binnen ontwikkelingssamenwerking waarin er steeds meer aandacht was voor het belang van een goede genderanalyse en een betekenisvol genderperspectief in ontwikkeling, vrede en veiligheid. Ook het besef dat gender niet alleen gaat over vrouwen, of vrouwenrechten, is steeds meer geaccepteerd geraakt. Het huidige beleid van Minister Ploumen lijkt in dit opzicht een stap terug in de tijd. In de nota van de minister ‘Wat de wereld verdient’ is veel aandacht voor vrouwenrechten, zowel als prioriteit op de internationale agenda als binnen de speerpunten. Daarnaast voegt zij aan het speerpunt seksuele en reproductieve rechten en gezondheidszorg (SRGR) specifiek ‘vrouwenrechten’ toe. Gender als aandachtspunt wordt amper meer genoemd.
Tijdens haar speech bij de presentatie van het ‘Knowledge Platform Security and Rule of Law’ op 25 april jl. lichtte de minister dit toe door te verduidelijken dat zij geen brood ziet in ‘gender-mainstreaming’, wat opkwam in de jaren ’80 en er vanuit ging dat bij elk programma of actie een assesment gemaakt zou moeten worden van de implicaties hiervan voor zowel vrouwen en mannen. Volgens de minister heeft dit nergens toe geleid behalve wellicht tot ‘male-streaming’. Daarom zet ze sterker in op specifieke aandacht voor vrouwen (rechten). Tegelijkertijd gaf ze aan graag suggesties te krijgen om te voorkomen dat dit leidt tot ‘ghetto-vorming’ van vrouwenrechten.
Het realisme van de minister met betrekking tot ‘mainstreaming’ is bewonderenswaardig. Wat ik echter hoop, en dit artikel is daartoe een eerste oproep, is dat ze vrouwenrechten blijft zien als één van de middelen om gender gelijkheid te bereiken en daarnaast blijft inzetten op een goede genderanalyse. Alleen dan zal een Nederlandse inzet bijdragen aan het verbeteren van de positie en mogelijkheden van vrouwen, zoals de vrouw in het verhaal van mijn opa.
Nikki de Zwaan
Programmaleider gender, vrede en veiligheid IKV Pax Christi