
Vijf vragen over Wereldbank Voorjaarsvergadering
Afgelopen week vond in Washington de traditionele Voorjaarsvergadering van de Wereldbank plaats. Izabella Toth van Cordaid was erbij. Vice Versa sprak met haar. Opmerkelijk: de Wereldbank zoekt contact met het maatschappelijk middenveld.
Zoals ieder jaar in april hebben het IMF en de Wereldbank hun Voorjaarsvergadering gehouden. Gewoonlijk worden dan belangrijke beleidsvoornemens getoetst, waarna de Bank de hele periode tot oktober – de najaarsvergadering – kan benutten om beleid te finaliseren en door het Bestuursorgaan van de Bank goed te laten keuren. Vervolgens kan dat nieuwe beleid en nieuwe rapporten in oktober aan de buitenwacht worden gepresenteerd. Denk bijvoorbeeld aan de World Development Reports.
1-Wat stond er vorige week in Washington op het programma?
Het officiële programma van vorige week werd gevormd voor het IMF door agendapunten rond de internationale financieel-economische situatie aan de hand van de nieuwste World Economic Outlook (WEO) en het Global Financial Stability Report (GFSR), die kort voor de voorjaarsvergadering uitkomen.
Het Development Committee (DC) van de Wereldbank vergadert parallel hieraan, zich buigend over de ontwikkeling van OS-landen en opkomende economieën. Dit jaar was extra relevant wegens de voortdurende financieel-economische crisis, waaraan Europa ook debet is.
Naast de officiële IMF en Wereldbank bijeenkomsten, organiseert de Wereldbank sinds enkele jaren ook het zogeheten CSO Forum, dat een platform biedt aan maatschappelijke organisaties om middels inhoudelijke sessies en workshops, ontwikkelingsrelevante onderwerpen ter tafel te brengen. Vaak gaat het dan over beleid van de Bank dat niet pro-poor is, slecht voor het milieu, landrechten, besprekingen van Audits over financiële intermediaires van het IFC, en ook sessies over good practices.
Zelf heb ik het CSO Forum bijgewoond; zoveel mogelijk dan, want binnen de vijf beschikbare dagen, worden een honderdtal sessies georganiseerd door ngo’s, advocaten, vakbonden en universiteiten uit de hele wereld.’
2-Wie waren er zoal aanwezig?
‘De IMF vergaderingen zijn het terrein van de ministers van financiën van landen. Jeroen Dijselbloem vertegenwoordigde de Eurogroep. De officiële sessies van de Wereldbank zijn het terrein van ministers van OS. Ik heb gehoord dat zelfs Prinses Maxima er zou zijn geweest voor het IMF!
Het CSO Forum wordt bezocht door ongeveer 600 organisaties, een enorm aantal eigenlijk. Denk aan organisaties als CORDAID, maar vooral alle grote families –zoals Save the Children en Oxfam – maar ook veel, heel veel lokale organisaties uit ontwikkelingslanden. En verder de VN, OECD; wat je maar wilt, het was erbij!
Dit jaar waren de hoofdrolspelers uit het New Deal initiatief voor Fragiele Staten er ook. CORDAID huisvest het coördinerende secretariaat van de hele – N en Z – CSO groep hiervoor. Deze groep mensen werkt samen richting “peace and statebuilding” indicatoren voor Fragiele staten, zodat deze in een versneld en gestructureerd tempo goed werkende nationale overheden krijgen, zodat OS- doelstellingen in deze landen bereikt en behouden kunnen worden.’
3-Wat was de opvallendste conclusie van de Wereldbank bijeenkomst?
‘Ik weet niet of je het een conclusie kunt noemen, maar “the talk of the day” was ongetwijfeld het voornemen van de Wereldbank om tot 2030 armoede uit de wereld te bannen. Het kwam je overal tegemoet, de nieuwe visie: op plakkaten, enorme TV schermen, noem het maar op.
Het is inderdaad een hele spannende strategie in wording, waar de Bankdirecteuren lang op hebben gewacht. De grote vraag is wel op welke manier het wordt geïmplementeerd, want het vraagt om een totale en structurele verandering binnen de Wereldbank op alle niveau’s: denk aan de gevestigde systemen en culturen binnen de verschillende megaonderdelen van de Bank – IDA, IFC, MIGA – elk met een eigen ontwikkelingsrelevant mandaat en modus operandi.
Zoals velen van ons het opmerkten: “the proof is in the eating of the pudding”.’
4-Kun je stellen dat het Nederlandse beleid onder Ploumen dat zich richt op handel en private sector ontwikkeling en die van de Wereldbank, die terugkeert naar armoedebestrijding, twee verschillende kanten opgaan?
‘Nee, dit kan je absoluut niet stellen. Voor zover ik het zag zal de Wereldbank intern coherenter moeten werken, maar de basis modaliteiten voor hulp zullen zeker niet verdwijnen.
Het is duidelijk dat de macro-economische rekensommen een grote invloed zullen blijven houden in de hulparchitectuur van de Wereldbank. Ze zullen blijven helpen met het opzetten van sociale vangnetten voor de allerarmsten in de samenleving, bijdragen aan werkende fiscale structuren en belastinginning voor de landen zelf.
Dus zal armoedebestrijding nog steeds voor een groot deel via leningen aan overheden bestaan, evenals investeringen in private sector (lokaal, maar ook aan internationale bedrijven die in de landen opereren). Maatschappelijke organisaties en burgers zullen alert moeten blijven op de uitvoer, want voorkomen moet worden dat de Wereldbank bijvoorbeeld grote bedrijven financiert die aan landroof van kleine boeren en gemeenschappen doen. Dat gebeurt helaas nog met regelmaat.
Wat vrij nieuw is in de Bank is dat zij zich meer gaat openen richting maatschappelijk middenveld in de landen waarin ze werken, maar ook wereldwijd. Vooral met oog op het bereiken van effectieve armoedebestrijding, want, zegt de Bank, als de maatschappij – de burgers en de maatschappelijke organisaties – zich eigenaar voelen van de resultaten, zullen er blijvende dividenden van de Wereldbank investeringen volgen.
Dit is – heel simpel gezegd – reden voor de Wereldbank om aan bijvoorbeeld versterking van “social accountability” te werken, direct met CSO’s. Dit is pas nieuw.
In dit opzicht is het beleid van Ploumen “realpolitik”, het komt uit voor wat het is. Vergis je niet, andere Europese overheden en de Europse Commissie zelf – die het heeft in haar Agenda for Change over “inclusive economic growth”- komen ook op voor private sector ontwikkeling, vooral dan in de ontwikkelingslanden zelf.
Daaruit blijkt dat onze minister echt niet de enige met deze agenda. Bovendien wordt straks nog steeds geïnvesteerd in samenwerking met en versterking van een georganiseerd en legitiem maatschappelijk middenveld.
Nederland werkt samen met de Wereldbank op belangrijke thema’s als: private sector ontwikkeling, voedselzekerheid, klimaat, water en fragiele staten. Dit laatste speerpunt is en blijft gelukkig heel belangrijk, voor beide spelers.’
5- Hoe staat dit nieuwe Nederlandse beleid van Ploumen ten opzichte van de Wereldbank?
‘Deze vraag moet je eigenlijk aan de Minister stellen. Mijn boerenverstand zegt dat Nederland toch wel een leidende rol ziet voor de Wereldbank. Het is tenslotte een grote speler in de internationale hulparchitectuur, die door grootte, convening power, kennisontwikkeling en coördinerende rol een belangrijke rol kan blijven spelen.
Ik denk dat we in de toekomst zullen merken dat spelers als de Wereldbank en de Europese Commissie steeds meer werk aan global goods, zoals vrede en veiligheid en klimaat, naar zich toe zullen trekken, juist wegens de omvang en bereik die ze hebben als instellingen.
Wat het voor de Wereldbank in de toekomst spannender zal maken is vraag of zij de leidende rol die zij nu vervult kan behouden, vooral met oog op de grote opkomende economieën als China en Brazilië, die hun eigen BRICS bank willen opzetten.
De vraag is of deze bank – als die er echt komt – volgens internationale standaarden gaat opereren of niet. En welk rol zal het innemen in de steeds sterker opkomende zogeheten Zuid Zuid samenwerking? Blijft de Wereldbank dan nog wel zo belangrijk?
Daarom denk ik dat “back to the basics”, terug naar het mandaat van armoedebestrijding, een slimme zet is die helemaal voldoet aan de geest van deze tijd en de situatie waarin de bank zich bevindt. Nu nog uitvoeren, op een duurzame manier.’