Nederlands eerste echte Minister van Coherentie?

De nota van PvdA-minister Ploumen ‘Wat de wereld verdient’ heeft veel reacties opgeroepen, maar wat denkt haar eigen achterban er nu precies van? Vandaag de reactie van de Evert Vermeer Stichting,  gelieerd aan de PvdA. 

 

 

 

 

 

Lilianne Ploumen sprak eind 2012 op de Afrikadag de ambitie uit Nederlands eerste echte Minister van Coherentie te worden. Om de uiterst pijnlijke bezuinigingen uit het Regeerakkoord te verzachten wilde ze werk gaan maken van de samenhang tussen hulp en andere beleidsterreinen, handel voorop. In haar nieuwe agenda ‘Wat de wereld verdient’ doet de minister een dappere poging deze ambitie te verwezenlijken, maar de vraag blijft: hoe sterk is haar stem in de Trêveszaal? Want coherentie is vooral een zaak van politieke wil van de hele regering.

Juist omdat hulp en handel voor het eerst zo nadrukkelijk met elkaar worden verbonden is beleidscoherentie voor ontwikkeling van het grootste belang. Handelsbeleid moet, hoe goed de bedoelingen ook, niet de landen schaden die we vooruit willen helpen. Het paradepaard van het nieuwe beleid is het ‘Dutch Good Growth Fund’. Het spanningsveld waarin de minister zich begeeft, tussen hulp en handelsbelangen, komt hierin scherp naar voren. Wel strenge toepassing van MVO-criteria voor bedrijven die gebruik willen maken van het fonds, maar ook openstelling van het fonds als exportkrediet. Essentieel is de vraag op welke manier de minister gaat waarborgen dat het daadwerkelijk ontwikkelingsrelevant wordt.

Hulp en investeren: MVO en financiële transparantie

Bedrijven kunnen een cruciale rol spelen in de economische ontwikkeling van een land, wanneer ze op een verantwoorde manier ondernemen. Dat houdt onder meer in dat ze belasting afdragen in het land waar ze actief zijn, en een eerlijk loon en fatsoenlijke werkomstandigheden bieden. Allemaal belangrijke voorwaarden voor ontwikkeling en groei.

De minister maakt in haar nota duidelijk dat ze bedrijven aan zal spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dat ze hierbij de UN Guiding Principles van John Ruggie onderschrijft en met een nationaal actieplan wil komen om deze handen en voeten te geven is cruciaal. Eén van de drie pijlers van deze principes is de plicht van bedrijven om mensenrechten te respecteren en potentiële risico´s en misstanden in hun keten na te gaan (het zogenaamde due diligence). Het is daarnaast noodzakelijk dat de minister zich hard gaat maken voor streng toezicht en bindende MVO-regelgeving rond due diligence want vrijblijvende MVO-regelgeving boekt nog te weinig resultaat.

Zoals de minister in haar nota terecht stelt is financiële transparantie en aanpak van belastingontwijking onontbeerlijk om er voor te zorgen dat de verdiensten van (Nederlandse) bedrijven ten goede komen aan de lokale bevolking. De gevolgen voor ontwikkelingslanden van de Nederlandse rol als belastingparadijs zijn in het vorige kabinet door de staatssecretaris van Financiën lang genoeg ontkend. Dat de minister nu met diezelfde staatssecretaris mogelijk belastingverdragen met ontwikkelingslanden gaat herzien heeft lang op zich doen wachten en is een belangrijke stap. Dit is het begin. De minister moet erop toezien dat het door de Kamer aangevraagde plan van aanpak tegen de rol van Nederland als belastingparadijs daadwerkelijk resulteert in bestrijding van brievenbusfirma’s.

Het belang dat de minister hecht aan openheid van bedrijven over opbrengsten uit de grondstoffensector, en beleid hiertoe in de vorm van country-by-country reporting, verwelkomen we met open armen. Mede dankzij de steun van Nederland, die zeker niet vanzelfsprekend was, heeft de EU op 9 april de historische Transparantierichtlijn aangenomen, die bedrijven in de grondstoffensector verplicht om per project openheid van zaken te geven over hun betalingen aan de lokale overheid. Een sterk maatschappelijk middenveld en goed bestuur is hierbij echter wel onontbeerlijk om er voor te zorgen dat grotere transparantie ook daadwerkelijk leidt naar het tot verantwoording roepen van zowel overheid als bedrijven. Dat de minister bezuinigt op goed bestuur is daarom een bittere pil. De sterkere rol die de minister ziet voor maatschappelijke organisaties als watchdog biedt in dit opzicht wel mogelijkheden: ondersteuning van initiatieven als Publish What You Pay, juist ook in ontwikkelingslanden, is hierbij cruciaal.

Hulp en Handel

Dat de minister de eindeloze onderhandelingen over de Economic Partnership Agreements (EPA’s) vlot wil trekken is erg ambitieus, maar haar dubbele portefeuille biedt de minister wel het ideale mandaat om stappen in de juiste richting te zetten. Wil Nederland haar rol als “honest broker” waarmaken dan moet Ploumen zich hierbij inzetten voor flexibele liberalisering. Landen moeten bepaalde markten af kunnen schermen van Europese concurrentie, en de beleidsvrijheid krijgen om bijvoorbeeld exporttarieven te hanteren om zo uitvoer van ruwe grondstoffen te ontmoedigen. Het Dutch Good Growth Fund wordt opmerkelijk genoeg ook opengesteld voor Nederlandse bedrijven die willen exporteren naar lage- en middeninkomenlanden. Dat deze zelfde bedrijven ook gebaat zijn bij vrije toegang tot de markten in die landen spreekt voor zich. De minister zal bij handelsakkoorden daarom voor moeilijke keuzes komen te staan wanneer landen die toegang niet per se willen geven omdat ze dit in hun ontwikkelingsbelang achten.

Voorbij hulp en handel

Een coherent beleid houdt niet op bij eerlijke handel en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Juist op de andere ministeries wordt beleid gemaakt dat de goede bedoelingen van de minister kan ondermijnen, of juist versterken: een fonds voor Vrede en Veiligheid is één ding, zorgen dat wapenexportcriteria worden gehandhaafd een tweede.

Op Economische Zaken, Financiën, Defensie en Infrastructuur & Milieu wordt het beleid gemaakt dat ontwikkelingslanden uiteindelijk vaak het meeste pijn doet. In haar nota kijkt de minister logischerwijs hoofdzakelijk naar haar eigen portefeuille. Het zou pas echt coherent zijn wanneer ze gedurende haar termijn haar blik nog meer verbreedt en juist haar collega-ministers aanspreekt in de Trêveszaal. Dat ze zich volgens de nota in gaat zetten voor flexibiliteit rond intellectueel eigendomsrecht, wat bijvoorbeeld de toegang van ontwikkelingslanden tot medicijnen verbetert, is in dit opzicht veelbelovend.

Daarnaast spreekt de minister zich uit over biobrandstoffen, het domein van staatssecretaris Mansveld en minister Kamp. Minister Ploumen plaatst zeer terecht vraagtekens bij de rol van eerste generatie biobrandstoffen bij de Europees vastgestelde bijmengverplichting, die voedselprijzen opdrijft en landrechten onder druk zet. Haar voorstel om duurzaamheidscriteria op te stellen en door te voeren is een stap in de juiste richting. Daarmee worden bedrijven verplicht hun biobrandstof zowel sociaal als ecologisch duurzaam te produceren. De minister moet echter niet voorbij gaan aan de bijmengverplichting zelf. Concrete actie in zowel Brussel als Den Haag is nodig om korte metten te maken met de bijdrage van eerste generatie biobrandstoffen aan ons energiebeleid. Wij rekenen erop dat minister Ploumen ook bij haar collega’s Kamp en Mansveld aan de bel trekt en de belangen van ontwikkelingslanden verdedigt.

Conclusie

Uiteraard juichen wij de ambitie van minister Ploumen om de eerste Minister van Coherentie te worden van harte toe. Haar dubbele portefeuille biedt genoeg aanknopingspunten om hier werk van te maken, zoals in haar nota ook naar voren komt. Coherentie is echter meer dan het meewegen van de belangen van ontwikkelingslanden zoals de minister hierin stelt, maar draait om het maken van moeilijke politieke keuzes die meerdere departementen raken. Wil Ploumen de pijnlijke bezuinigingen werkelijk compenseren door evenzo pijnlijke incoherenties aan te pakken, dan is er nog genoeg werk aan de winkel.

Dus minister, spreek uw collega-ministers aan en verdedig de belangen van ontwikkelingslanden met verve (en de charme die we van u kennen)!

Jasper van Teeffelen en Mijke Elbers, beleidsmedewerkers Fair Politics programma, Evert Vermeer Stichting