De drie dwalingen van Ploumen

De langverwachte visie op de toekomst van ontwikkelingssamenwerking van minister Ploumen stelt teleur, aldus voormalig PvdA-kamerlid en woordvoerder ontwikkelingssamenwerking Jeroen de Lange. In plaats van broodnodige hervorming van de ontwikkelingssamenwerking is het is de zoveelste modegril van een ministerie dat visie en expertise ontbeert.

De laatste trend is dat handel hulp kan vervangen. Het is een simplistische vertaling van de jaren zestig-slogan Trade, Not Aid. Wat goed is voor de BV Nederland, zou goed zijn voor arme landen.

Natuurlijk, als een arm land goederen kan exporteren naar Europa en zo zelf zijn geld verdienen, moeten we dat stimuleren. Wanneer een Nederlands bedrijf in Tanzania wil investeren in een lokale ondermening, is het goed dat te steunen. En gebruik maken van Nederlandse kennis en kunde ligt voor de hand.

Het beleid van Ploumen kent echter drie dwalingen.

Vrijhandel hindert arme economieën

Eén: vrijhandel hindert arme, zwak ontwikkelde economieën in het opbouwen van eigen productiecapaciteit. De Zuid-Koreaanse economie, bijvoorbeeld, werd groot door eerst de eigen bedrijven te beschermen tegen buitenlandse concurrentie. Talloze publicaties van onder meer de VN-organisatie voor Handel en Ontwikkeling (UNCTAD) en Cambridge hoogleraar Ha-Joon Chang tonen aan dat pas bij een zekere mate van economische ontwikkeling, vrijhandel de economie helpt. Niet voor niets willen ontwikkelingslanden de huidige vrijhandelsverdragen met de EU niet. Ze verliezen meer bij het openstellen van hun eigen markt dan dat ze te winnen hebben bij export naar Europa.

Wat goed is voor de BV Nederland is dus helemaal niet automatisch goed voor een ontwikkelingsland. Een sociaal-democraat past scepsis tegenover dat neo-liberaal dogma. Van dat gezond wantrouwen bij Ploumen geen spoor. Wat ons meteen brengt op de vraag wie Ploumen nu eigenlijk vertegenwoordigt in de ministerraad? Het belang van het Nederlandse bedrijfsleven, of het belang van de allerarmsten? Verdedigt ze het belang van de export van kippenvleugels of dat van Afrikaanse kippenboeren? Coherentie van beleid – niet met de ene hand nemen wat met de andere hand is gegeven – staat mooi op papier, maar er hangt een prijskaartje aan.

Focus niet op allerarmsten

Tweede dwaling: de focus van Ploumens beleid is niet op de miljard allerarmsten. Die leven veelal in landen zonder functionerende staat, zoals Mauritanië, Mali, Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad en Somalië. Hun bevolking leeft in permanente onveiligheid, zonder toegang tot zorg of onderwijs. Geen Nederlands bedrijf dat in die landen gaat investeren. (Heineken in DRC is een uitzondering, omdat het bedrijf al heel lang in Congo zit). Deze landen moeten eerst worden gestabiliseerd en instituties opgebouwd. Hier is geen handel die hulp kan vervangen.

Goed beschouwd begaat Ploumen hier een vergelijkbare fout als haar voorganger Eveline Herfkens. Zij was op zoek naar arme maar goed bestuurde landen om die haar geld direct te geven (in de vorm van begrotingssteun). Blijkt in de praktijk dat arme maar goed bestuurde landen nu net niet bestaan; corruptie en slecht bestuur zijn de kern van het ontwikkelingsprobleem. Lilianne Ploumen wil nu extreme armoede bestrijden door handel te drijven. Maar waar armoede ruig en hardnekkig is, wil geen Nederlands bedrijf zaken doen.

Om voor die allerarmsten überhaubt iets te betekenen, heb je een professionele uitvoering nodig. Nederland heeft goede diplomaten, maar dat zijn nog geen ontwikkelingswerkers. Het helpen opzetten van een landbouwprogramma in bijvoorbeeld Zuid-Soedan, is een arbeidsintensieve zaak van lange adem voor een professionele organisatie. Dat is Buitenlandse Zaken niet. Expertise is afgeschaft door elke drie jaar mensen naar de andere kant van de wereld te sturen. Als Ploumen echt wat wil betekenen, moet ze een eigen uitvoeringsorganisatie opzetten zoals ook door de WRR bepleit in het rapport Minder Pretentie, Meer Ambitie.

Afschaffen goed bestuur programma’s brengt OS terug bij af

Derde dwaling: het afschaffen van goed bestuur-programma’s brengt ontwikkelingssamenwerking terug bij af. In hun veelgeroemde boek Why Nations Fail maken Acemoglu en Robinson duidelijk dat economisch succes valt of staat met instituties. Belastingdiensten, bureaus voor statistiek, algemene rekenkamers; ze helpen burgers hun leiders verantwoordelijk te houden én ze zijn goed voor een aantrekkelijk ondernemingsklimaat. Handel en slecht bestuur is een voor arme Afrikanen desastreuze combinatie.

Tot slot, wat er voor onderwijs, goed bestuur en gezondheidszorg in de plaats komt, is allerminst overtuigend. Met veel fanfare en 750 miljoen euro wordt het Dutch Good Growth Fund opgetuigd. Dat fonds moet handel en investeringen van Afrikaanse en Nederlandse bedrijven stimuleren. Een soortgelijk fonds bij het FMO – wier raison d’etre nu net bestaat in het stimuleren van Nederlandse investeringen in ontwikkelingslanden – krijgt zijn geld met moeite op. Bedrijven hebben te weinig belangstelling.

Wende Ploumen politiek gemotiveerd

Hier rest maar één conclusie. De motivatie om hulp te vervangen door handel is niet ingegeven door wat de allerarmsten nodig hebben. De wende van Ploumen is politiek gemotiveerd. Onder VVD-gesternte worden bedrijven uitgeroepen tot ontwikkelingsagenten. Het was een briljante zet van Mark Rutte om de PvdA niet alleen de verzorgingsstaat, maar ook de hulp te laten onttakelen.

Jeroen de Lange is public finance & public sector consultant. Hij is oud diplomaat, werkte als senior economist voor de Wereldbank en was lid van de Tweede Kamer voor de PvdA.