‘Nog even en ze kunnen het ministerie opheffen’

Het aftellen is begonnen: begin april presenteert minister Ploumen haar visie en beleid als minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De combinatie van hulp en handel is een veel besproken onderwerp in de media en de verwachtingen zijn aan beide kanten hooggespannen. Vice Versa vraagt de verschillende politieke woordvoerders voor ontwikkelingssamenwerking naar hun verwachtingen. Dit keer is Jasper van Dijk (SP) aan de beurt.

Van Dijk gaat er goed voor zitten. De SP-man is kritisch over de aanpak van minister Ploumen. ‘De plannen van Ploumen zijn nog één groot vraagteken, maar tot nu toe word ik niet echt vrolijk. Als er één miljard wordt bezuinigd, dan kan ik niet anders dan concluderen dat we de armen de rug toekeren.’

Er wordt veel gesproken over de combinatie van hulp en handel. Hoe kijkt u hier tegen aan? Vormt deze combinatie een giftige mix of een bron van ongetapt potentieel?

‘Als Ploumen kiest voor het motto hulp en eerlijke handel, dan valt er met mij te praten. Als zij kiest voor hulp en vrijhandel, dan ben ik sceptisch. De huidige ontwikkelingen moeten binnen de context van de coalitie worden gezien. De PvdA en VVD regeren, maar hebben een totaal verschillende visie op ontwikkelingshulp. De bezuinigingen op het ontwikkelingsbudget zijn het resultaat van een hele zure deal en ik vind dat de PvdA hier veel te gemakkelijk akkoord mee is gegaan.’

Stel: u bevindt zich in de positie van minister Ploumen: u moet €750 miljoen bezuinigen. Waar bezuinigt u op?

‘Als de SP de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zou leveren, dan zouden wij niet bezuinigingen, maar investeren. Natuurlijk valt er met de SP te onderhandelen, maar één miljard bezuinigen – bijna een kwart van het budget – dat gaat te ver. Ik weet niet of ik mij laat verleiden tot het mee onderhandelen met Ploumen. Zij staat voor de opdracht van een miljard, niet wij.’

‘Als je dan toch moet bezuinigen, doe het dan op bijzaken: de marketing, de publiciteit, de hoge salarissen binnen de sector, de bureaucratie. Kortom: de schil om de werkelijke hulp heen. Maar dat is de afgelopen periode natuurlijk ook al gedaan.’ Met een wrange glimlach vervolgt hij: ‘Het laaghangend fruit is inmiddels geplukt, Ploumen ontkomt niet aan harde keuzes.’

Waar wil de SP absoluut niet op bezuinigen?

‘De SP vindt dat de prioriteit bij hulp voor de allerarmste landen moet liggen. Er hoeft dan geen geld meer naar landen als Ghana, Kenia en Indonesië, want die behoren niet tot die categorie. Het geld dat hierdoor wordt bespaard kan naar de allerarmste landen gaan. Overigens moet je je niet blindstaren op bezuinigingen. De econoom Keynes zei het al: je moet ten tijde van een crisis niet bezuinigen, maar juist investeren om de economie weer op gang te krijgen.’

Toch lijkt het maatschappelijk middenveld niet te protesteren tegen de bezuinigingen?

‘Het blijft inderdaad heel stil. Ik wil de ontwikkelingsorganisaties oproepen: kom uit de verdediging! Recht je rug en zeg: “Het is een schande wat het kabinet hier doet!” Het maatschappelijk middenveld zit te veel in de verdediging, je moet juist nu laten zien waar je voor staat.’

‘Ik denk dat de ontwikkelingsorganisaties in april -na de bekendmaking van het beleid- wel van zich laten horen, Dan gaan de klappen vallen, want er zullen veel mensen ontslagen worden als je een kwart van het budget wegsnijdt. Nu zijn de bezuinigingen nog papier en is onduidelijk wie precies wordt getroffen.’

‘Misschien wordt het gebrek aan protest onder ngo’s veroorzaakt doordat de sector zijn belang te weinig in de spotlights weet neer te zetten. Rond 2005 was ontwikkelingssamenwerking sexy. Geldof, Bono en Blair zetten zich vol overtuiging in voor armoedebestrijding. Nu is het bedrijfsleven ineens sexy. Ik vind dat buitengewoon twijfelachtig en een beetje bedrieglijk. Het is echt een VVD-verhaal: we gaan bedrijven financieel steunen – denk aan het revolverend fonds- zodat zij in Afrika een onderneming kunnen opzetten en dan komt er vanzelf groei en ontwikkeling. Maar groei leidt niet vanzelfsprekend tot ontwikkeling, zoals Marcia Luyten ook schrijft in haar nieuwe boek Dag Afrika. Veel mensen merken weinig van de nieuwe ondernemingszin. Bovendien kan het plaatsen van westerse bedrijven in ontwikkelingslanden ook ontwrichtend werken.’

U noemde het revolverend fonds al even, hoe denkt u dat dit minister Ploumen dit fonds wil gebruiken?

‘Volgens mij zijn de PvdA en de VVD daar absoluut niet over uit. Het is Kamp versus Ploumen. Moet het geld naar het Nederlands midden en kleinbedrijf (mkb) of naar het mkb in ontwikkelingslanden? De VVD wil het liefst dat elke euro in het Nederlandse bedrijfsleven wordt gestopt en ik denk ook dat dit uiteindelijk gebeurt. Dan is het geen ontwikkelingshulp, maar gebonden hulp.’

‘Het fonds is tot nu toe buitengewoon onuitgewerkt, maar wat mij betreft wordt het gebruikt voor het lokale bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Het is ontwikkelingsgeld, dus zorg dan dat het dáár terecht komt. Als je het geld voor het Nederlands bedrijfsleven wil gebruiken moet je het geld weg halen bij Economische Zaken.’

Minister Ploumen noemde zichzelf op de Afrikadag de eerste minister van coherentie. Wat verstaat de SP onder een coherent beleid?

‘Als het over coherentie gaat is er nog veel werk te doen. Er vloeit nog altijd tien keer zoveel geld uit Afrika als dat er binnenkomt. Ontwikkelingslanden lopen bijvoorbeeld jaarlijks 160 miljard dollar mis door belastingontwijking van westerse bedrijven. Tegelijkertijd ontvangen zij slechts 16 miljard dollar aan ontwikkelingshulp. Daarom is eerlijke handel zo belangrijk. Kijk naar de documentaire Stealing Africa over een Zwitsers bedrijf in Zambia dat belasting ontwijkt. Bedrijven zijn altijd op zoek naar de laagste belastingtarieven waardoor ontwikkelingslanden inkomsten mislopen. Nederland werkt daar aan mee door middel van de postbusbedrijven. Goede regels ontbreken. Je kunt niet met één hand hulp geven en met de andere hand een land beroven. Dat is absoluut incoherent.’

‘Minister Ploumen kan de gecombineerde ministerpost van hulp en handel in haar voordeel gebruiken, maar ik vind haar op dat punt uitermate teleurstellend. In de Tweede Kamer heb ik al meermalen gezegd: “Geef ontwikkelingslanden meer tijd hun eigen economie op te bouwen in plaats van ze te dwingen hun markten te openen.” Maar dan zegt Ploumen: “Daar komt niets van in, we hebben ze tijd genoeg gegeven.” Als dit haar ware gezicht is, dan ben ik niet blij. Ik geef Ploumen vooralsnog het voordeel van de twijfel, maar ik vrees dat ze voor het karretje van de VVD wordt gespannen. Ze wil de liberale European Partnership Agreements (EPA’s) er doorheen jassen, terwijl uit onderzoek blijkt dat dit helemaal niet gunstig is voor ontwikkelingslanden. Landen worden  hiermee gedwongen hun markten te openen, maar door het ongelijke speelveld zullen ze verliezen.’

‘Eerlijke handel vereist een echt level playingfield. We moeten handelsverdragen aanpassen en stoppen met het verplicht privatiseren en openstellen van de markten van ontwikkelingslanden. Waldon Bello zei het al: “Protection is a right”. Ontwikkelingslanden kunnen zo niet met het westen concurreren, het is overduidelijk dat wij economisch veel sterker zijn. Geef die landen het recht om hun markten te beschermen. Als Nederlandse bedrijven winst maken door in ontwikkelingslanden te investeren is dat mooi, maar moet je daar ontwikkelingsgeld voor gebruiken?’

Heeft u vertrouwen in de toekomst van ontwikkelingssamenwerking?

‘Ontwikkelingssamenwerking gaat er op twee manieren op achteruit met deze regering: enerzijds door de bezuinigingen, anderzijds door vervuiling van het budget. Het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt namelijk ingezet voor defensie, voor steun aan Nederlandse bedrijven en voor klimaatdoelstellingen; straks blijft er niets meer over. Ploumen heeft in de Volkskrant al gezegd dat ontwikkelingshulp zal verdwijnen. Nog even en ze kunnen het ministerie wel opheffen.’

‘Ik mag minister Ploumen graag als persoon en laten we wel wezen: ze wordt wel voor de leeuwen geworpen. Ze heeft geen parlementaire ervaring, maar ze doet het goed in het debat. Tegelijkertijd wist ze waar ze aan begon en ging ze akkoord met een kwart minder budget. Voor iemand uit de sector is dat niets om trots op te zijn.’

‘Ik zal haar beleidsplannen kritisch beoordelen. Zijn ze goed, dan zal ik haar steunen. Zijn ze niet goed, dan weet ik haar te vinden.’