
Nieuwe Internationale Ontwikkeling vraagt dynamiek en creëren, in plaats van imponeren
Het debat over de toekomst van de internationale samenwerking moet een andere toon krijgen. Dat betogen Jack van Ham, oud-directeur van ICCO en het Rode Kruis, en Harry Derksen, portfoliomanager van ICCO investments. Het is nu te veel meningen en te weinig feiten. Wat nodig is, is een gezamenlijke inspanning. ‘Innovatie kan daarom alleen tot stand komen als deze spelers zich met elkaar verbinden. Daarvoor zijn nieuwe werkvormen en verbanden nodig. De kennis en kunde is in Nederland volop aanwezig. Het is aan de minister om de juiste samenwerkingsincentives te geven om dit kapitaal optimaal te benutten.’
Het wordt duidelijk dat minister Ploumen van Handel en Ontwikkeling op korte termijn zal gaan komen met haar verkenningen voor de toekomst. De messen worden geslepen en de retoriek is niet van de lucht.
Naast enorme bezuinigingen zal ook een verschuiving van de gelden die er wel zijn of komen aan de orde zijn. Op elk podium dat aan betrokkenen wordt gegeven gaat men elkaar maar vooral de minister te lijf om haar duidelijk te maken waar de schaarse middelen heen moeten of juist niet.
‘De ontwikkelingshulp zoals het was is voorbij’, zegt de minister, dus wordt het podium bestegen door voor en tegenstanders. De ‘Oude Hulpindustrie’ verdedigt zich met argumenten als ‘gebrek aan visie’ en kansrijke groepen, zoals het bedrijfsleven, imponeren door te claimen dat ‘het allemaal veel beter zal worden nu OS meer markt gaat worden’.
Veel meningen, te weinig feiten
Veel meningen, te weinig feiten. Hoge verwachtingen, te weinig realiteit. Voor ingetogen en overwogen reacties als bijvoorbeeld van Nanno Kleiterp van FMO (neem de tijd) of senator Nico Schrijver (handel en bedrijfsleven mogen niet het hoofddoel worden) zal, als de voortekenen niet bedriegen, de komende periode weinig tijd en aandacht zijn. Velen uiten zich ongenuanceerd, boos en weten het vooral allemaal veel beter. Elk woord van de minister wordt op een gouden schaaltje gelegd en al snel te licht bevonden of men ziet er aanwijzingen in dat ze heult met de vijand. Iedereen toont het eigen gelijk en roept om voorrang.
De discussie van de afgelopen tijd spitste zich toe op hulp versus handel. In die discussie was de nuance vaak ver te zoeken. Is het dan allemaal onzin wat partijen over elkaar beweren? Nee, want beide kanten hebben een punt.
De ‘bedrijfsleven-kant’, die van mening is dat marktwerking de oplossing is voor alle problemen van armoede, klimaatverandering, uitputting van schaarse natuurlijke hulpbronnen. Zij zien vaak gemakshalve over het hoofd dat er nog niet veel bedrijven zijn voor wie winst niet alleen gedefinieerd wordt in economische termen maar ook in sociale en maatschappelijke relevantie. En dat de bedrijven die dit wel belangrijk vinden allang beseffen dat zij niet in staat zijn sociale en maatschappelijke impact te creëren zonder hulp van maatschappelijke organisaties.
De ‘hulpindustrie-kant’ heeft evenmin een adequaat antwoord op de geschetste problemen. De achilleshiel van hulporganisaties is dat er grote nadelen kleven aan geefgeld (uiteraard met uitzondering van nood- en bijzondere situaties). Allereerst kun je het maar één keer uitgeven en aangezien de mondiale problemen van onze tijd taai en ingewikkeld zijn, is de ‘oude’ methode van geven te vrijblijvend en te weinig structureel. Een tweede belangrijk nadeel is dat geefgeld mensen te weinig prikkelt om op zoek te gaan naar alternatieven.
Organisaties die beseffen dat het creëren van een economische basis voor arme gemeenschappen een voorwaarde is voor het creëren van duurzame sociale en maatschappelijke ontwikkeling, weten dat zij samen moeten werken met bedrijven. Zij gebruiken een mix van leningen en donaties.
Geen eenvoudige oplossingen
Het lijdt geen twijfel dat voor de grote en ingewikkelde mondiale problemen van deze tijd geen eenvoudige oplossingen beschikbaar zijn. Het heeft geen zin elkaar met deels oude ideologische argumenten te bestrijden. Wat nodig is, is een gezamenlijke inspanning en zoektocht naar nieuwe producten, diensten en modellen die daadwerkelijk bijdragen aan een oplossing voor mondiale problemen als armoede, uitsluiting en degradatie van onze leefomgeving. Bedrijfsleven, universiteiten, overheid, maatschappelijke organisaties en financiers en ook ambassades hebben elkaar daarin hard nodig. Als zij hun krachten echt gaan bundelen dan is er veel mogelijk.
De minister van ontwikkelingssamenwerking en handel zal de komende tijd haar beleid bekend maken. Geen eenvoudige taak aangezien ze met veel minder ‘ontwikkelingsgeld’ veel meer zal moeten doen, terwijl zij ook het belang van de eigen bevolking niet uit het oog kan en mag verliezen.
Misschien dat ze zich moet laten leiden door de uitspraak van Milton Friedman – ‘Never waste a good crisis’ – om in haar beleid belangrijke keuzes te maken. Innovatie en verbinding kunnen daarin centraal staan. Innovatie is nodig op alle terreinen van internationale ontwikkeling, waaronder armoedebestrijding, mensenrechten, klimaatveranderingen, energie, en behoud van kwetsbare ecosystemen. Daarin hebben alle spelers uiteindelijk een gezamenlijk belang. Innovatie kan daarom alleen tot stand komen als deze spelers zich met elkaar verbinden. Daarvoor zijn nieuwe werkvormen en verbanden nodig. De kennis en kunde is in Nederland volop aanwezig. Het is aan de minister om de juiste samenwerkingsincentives te geven om dit kapitaal optimaal te benutten.