
Kees van der Staaij: ‘Er bestaat niet één knop waaraan je kunt draaien om succes te hebben’
Binnenkort presenteert minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking haar visie en beleid. Vice Versa vraagt de woordvoerders Ontwikkelingssamenwerking in de Tweede Kamer naar hun mening. Vandaag Kees van der Staaij (SGP). Hij heeft best vertrouwen in de combinatie van hulp en handel, maar waarschuwt ook: ‘Zorg te allen tijde voor een gebalanceerde visie. Ontwikkelingssamenwerking is een zaak van de lange adem.’
In een tijd waarin steeds meer parlementariërs het na een paar jaar voor gezien houden is Kees van der Staaij, Tweede Kamerlid sinds 1998, een duidelijke uitzondering op de regel. Nu is de SGP er de partij niet naar om veel personele wisselingen door te voeren, maar wie naar de bomvolle agenda van Van der Staaij kijkt vraagt zich wel af hoe hij de zaken weet te bolwerken. ‘Het is af en toe best lastig, zeker binnen een kleine fractie als de onze’, geeft de SGP-voorman toe. ‘Door mijn grote portefeuille kan ik ook niet alle ontwikkelingssamenwerkingsdebatten in de Tweede Kamer bijwonen. Maar het leveren van een stevige inhoudelijke bijdrage aan de toekomst van OS heeft voor mij wel een hoge prioriteit.’
Wat valt u zoal op in het huidige debat?
‘De laatste jaren bestaan er naar mijn mening te veel onevenwichtigheden binnen ontwikkelingssamenwerking. Neem de millenniumdoelen, daarvan heb ik mij altijd afgevraagd of die niet te idealistisch zijn. Ga je niet heel erg uit van een maakbare samenleving als je al die doelen binnen een bepaald tijdsbestek wilt halen? We moeten geen overspannen verwachtingen scheppen.’
‘Maar er is ook een keerzijde, want soms lijkt het wel alsof je je moet verontschuldigen als er morele of ideële waarden in het spel zijn. Natuurlijk, goede bedoelingen alleen zijn niet genoeg. Maar het gaat te ver om te stellen dat ze irrelevant zijn en te doen alsof alleen het argument van het platte eigenbelang telt. Wat is er immers mis met morele waarden als solidariteit en naastenliefde, ook ten aanzien van kwetsbaren ver weg?’ Stelt Van der Staaij retorisch.
U laat dus ook graag de andere kant van het verhaal zien. Misschien is dit een wat discutabele woordkeuze: maar in die zin speelt u in de discussie graag de spreekwoordelijke advocaat van de duivel?
Van der Staaij schiet in de lach. ‘Zo zou ik het zelf natuurlijk niet verwoorden, maar ja, je zou het inderdaad zo kunnen zien. Het gaat er om de juiste balans te vinden, dat ligt mij ook het meest aan het hart.’ Ontwikkelingssamenwerking is een zaak van lange adem en je zult er niet snel zichtbaar spectaculaire resultaten in behalen. De wereld wordt niet beter door een paar snelle successen. Een bescheidener verwachtingspatroon is dan ook wel op zijn plaats, maar doe niet alsof de inspanningen vergeefs zijn en laat ook de successen zien. De groei van het basisonderwijs of de versterking van de rechtsstaat, dat zijn resultaten waar je trots op kunt zijn. Daarbij kunnen bedrijven ook een prachtige aanvullende rol in het totaal hebben, maar verwacht hier ook niet alles van.’
Leg eens uit?
‘Nou, nog niet zo lang geleden heerste de gedachte dat bedrijven alleen maar dollartekens in de ogen hadden, nu worden zij soms gezien als de tak waar de toekomst van ontwikkelingssamenwerking vanaf hangt. Dat is te simpel. Er bestaat niet één knop waaraan je kunt draaien om succes te hebben. Ontwikkelingssamenwerking is complex en daarom moeten we waken voor goedkope oplossingen of oneliners. Zo moet de overheid blijven investeren in onderwijs, omdat het bedrijfsleven niet van de grond komt zonder geschoolde vakmensen. Overheden zijn bovendien onmisbaar voor een houdbaar regelgevend kader zodat er veilig kan worden geïnvesteerd en er ruimte is voor ondernemerschap.’
Hoe kijkt u in deze lijn aan tegen de gecombineerde ministerpost waarin hulp en handel samenkomen?
‘Ik zie daar zowel kansen als risico’s. Het is goed dat hulp en handel niet meer per sé als tegenstelling worden gezien, maar je zal bij de invulling wel goed moeten opletten of de handel die je drijft ontwikkelingsrelevant is. Maak er een win-winsituatie van. Let er bij het invullen van het revolverend fonds op dat je niet alleen het Nederlandse ondernemingsbelang dient en dat de juiste impulsen worden gegeven zodat het Nederlands investeringskapitaal wordt ingezet voor ontwikkelingsdoeleinden. Zorg daarbij wel voor een zekere flexibiliteit. Stel niet teveel regeltjes op.’
Welke rol heeft het maatschappelijk middenveld in dit scenario?
‘Ik denk dat het maatschappelijk middenveld zich moeten inzetten om sterker in de maatschappij geworteld te raken. Daar ligt immers hun meerwaarde. Het moet in staat zijn om binnen de maatschappij zelf geld op te halen en niet langer vooral de kant van de overheid op te kijken. Het is tegenwoordig te riskant om van één bron afhankelijk te zijn.’
‘Onlangs is er op dit gebied ook een motie van mijn hand aangenomen die er op aandringt dat het maatschappelijk middenveld in de toekomst meer eigen geld moet ophalen. Maar ik vind ook dat de overheid particulieren en bedrijven die geld geven aan deze organisaties moet stimuleren door hen bijvoorbeeld een fiscale aftrek aan te bieden als zij deze investeringen doen. Ik denk dat een dergelijke opstelling naar de burger toe goed is voor het draagvlak. In gesprekken met organisaties merk ik dat zij daar nu meer op inzetten.’
Sommigen van uw collega’s stellen dat de sector zich in aanloop naar de presentatie van Ploumen’s plannen te stil houdt. Hoe ziet u dat?
‘Naar mijn mening is het binnen de sector nu niet zo stil als anderen suggereren. Er zijn voldoende organisaties die zich afvragen hoe ze invloed kunnen uitoefenen op toekomstig beleid. Juist nu het budget kleiner wordt, moeten zij creatiever worden. Ook zijn zij zich er van bewust dat ze nu met goede plannen over bijvoorbeeld de invulling van het revolverend fonds moeten komen. Daar heb je meer aan dan op het inspelen van maatschappelijke verontwaardiging of denken dat met acties en protesten de positie van ontwikkelingssamenwerking verbeterd kan worden.’
Vervolgens gaat Van der Staaij in op het afkalvende draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking binnen de Nederlandse samenleving: ‘Ergens begrijp ik het ook best dat het vertrouwen de laatste jaren afneemt en dat mensen kritischer zijn geworden. Zo merk ik ook dat de SGP-achterban kritischer is geworden over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Natuurlijk zijn er nog veel organisaties aan wie onze leden van oudsher royaal doneren, zoals Woord en Daad. Maar nu willen mensen echt overtuigd worden dat er geen geld in een bodemloze put wordt gestort. Zij zijn kritisch, maar wel betrokken.’
‘Dit is begrijpelijk, want in het verleden is er namelijk te veel en te gemakkelijk geld aan bepaalde projecten gegeven. Ik herinner me bijvoorbeeld dat in het kader van draagvlakvergroting ooit een dure fototentoonstelling is gehouden. Na de opening werd door de organisatie trots verkondigd dat zij nu effectiver waren dan in het verleden, omdat er tijdens de tentoonstelling wetenschappelijk onderzoek werd gedaan naar het effect hiervan op het draagvlak. Dan verbaast het mij niets dat er kritischer tegen besteding van het geld aan wordt gekeken en het mes erin gaat.’
Stel u zou minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn en moet bezuinigingen van 750 miljoen euro doorvoeren. Waar zou u gaan snijden?
‘Ik ben niet iemand die zomaar roept: “laten we hier en daar nog wat wegsnijden”. Maar elke crisis biedt wel weer zijn kansen. Deze pijnlijke bezuinigingen bieden een uitdaging om met elkaar te kijken hoe we het geld op de beste manier kunnen besteden en in hoeverre de overheid, maatschappelijke organisaties en bedrijven goed samenwerken en waar nog winst te behalen valt. Welke thema’s behandel je, in welke gebieden ga je aan het werk? Daaruit kun je een selectie maken van projecten die hoe dan ook ontzien moeten worden. Zo vermijd je ongehoorde kapitaalvernietiging.’
‘Op dat punt kunnen ook goede afspraken worden gemaakt met andere landen. Maar wat mij betreft kan de rol van Europa daarin beter coördinerend zijn in plaats van dat het naast de lidstaten ook nog eens een zelfstandige speler is. Daarnaast moeten projecten goed geëvalueerd worden en gekeken worden hoe ontwikkelingsrelevant en effectief zij zijn. Zo zijn er een aantal grote Verenigde Naties-fondsen die helemaal niet zo positief uit allerlei evaluaties komen, maar waar nog steeds een heleboel geld naartoe gaat. Juist in die multilaterale fondsen kan wat mij betreft het makkelijkst gesneden worden. ‘
U zit natuurlijk al een tijdje in de Tweede Kamer en heeft veel ministers voorbij zien komen. Is er een specifiek advies dat u zou willen geven aan minister Ploumen?
‘Ze moet niet teveel kijken naar wat op de korte termijn het meeste geld oplevert, maar juist naar wat op de lange termijn het meest effectief is. Het bescheidener denken over de mogelijkheden van de overheid en een sterkere rol van de bedrijven, zoals dat de afgelopen vijftien jaar ontstaan is, vind ik een belangrijke verworvenheid. Maar waak er tegelijkertijd ook voor dat we niet doorslaan in de inzet op bedrijven en economische ontwikkelingen. Steeds moet de vraag zijn hoe we armoede op de meest effectieve wijze bestrijden en welke concrete verantwoordelijkheid wij als rijk westers land hebben voor de naasten ver weg. ’