
Echte tropengangers zijn gekke henkies
Binnen het tropenwereldje heerst een beeld dat mensen die te lang in een ontwikkelingsland zijn blijven hangen een klap van de molen hebben gekregen. Judith van de Kamp betrapt zichzelf erop dat ook zij steeds meer ‘gekke henkie’ word. Maar, zo schrijft ze: ‘koester ze vooral, want zoveel échte tropengangers zijn er niet meer.’
Voor mijn eerste onderzoek naar westerse gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden, interviewde ik in 2007 in Nederland zeer ervaren tropengangers. Vaak ging het om voormalig tropenartsen, inmiddels al op leeftijd. “Oude rotten”” werden ze ook wel genoemd. Het waren stuk voor stuk mensen waar ik tegen opzag. Dit waren immers de traditionele tropenartsen, de échte, de mensen die járen in landen als Malawi, Kameroen en Tanzania woonden en vaak aan het hoofd van een ziekenhuis stonden. Ze runden de tent en deden daarnaast vaak als enige arts het utvoerende werk. Ze brachten er hun kinderen groot, nadat ze die eigenhandig op de wereld zetten…!
Klap van de molen
Wat me tijdens het onderzoek opviel, is dat er binnen het (medische) tropenwereldje een soort algemeen heersend beeld is dat mensen die té lang in een ontwikkelingsland waren blijven hangen een klap van de molen hadden gekregen. “Zei Piet dat? Ja, die is ook wel érg lang blijven hangen”. En: “Jan is eigenlijk nooit meer echt ‘geland’ in Nederland”. En: “Ja, om tien jaar in Congo te kunnen wonen, moét je ook wel een beetje gek zijn”.
Dat beeld intrigeert me. Het maakt me nieuwsgierig. Die klap van de molen… krijg je die als je je zo diep mogelijk onderdompelt in de derde wereld, of heb je die klap nodig om dat uberhaupt te willen? Of is niets anders dan kletspraat van stiekem jaloerse Hollanders? En wat ís die klap dan? Betekent het dat je zo ontaard bent dat je nooit meer normaal door een Nederlandse supermarkt kun lopen? Niet meer met mes en vork wilt eten? Nooit meer op verjaardagsvisite wilt?
Wanneer komt mijn klap?
Ik zal niet ontkennen dat mijn vriendje en ik sowieso een klein klapje van de molen hebben gehad voor we bedachten in Kameroen te gaan wonen met z’n drieën. Maar dat is niet de klap die ‘men’ bedoelt. Denk ik. Komt die echte klap pas als we hier al zeven jaar wonen, inmiddels vier kids hebben rondlopen die enkel nog maar in de lokale taal met elkaar communiceren? Wanneer komt mijn klap?
Vorige week dacht ik: ‘Verhip. Dit is het begin!’ Voor het eerst sinds mijn verblijf hier realiseerde ik me dat ik mijn verwachtingspatroon dusdanig aan het aanpassen ben dat ik een dag met een paar uur stroom en het grootste deel van de dag stromend water als een goeie dag beschouw. Ik wortel mezelf in de lokale context en vind een avocado voor 200 Fcfa (€0,50) te duur. Niet meer de vergelijking maken met Nederland is misschien wel het coping mechanism dat er voor zorgt dat je het nog wel een tijdje volhoudt in je nieuwe woonland. Als je dat vervolgens tien jaar volhoudt, raak je dan niet een beetje vervreemd van je thuisland?
Koester gekke henkies
Eigenlijk is het dus niet zo gek dat je dan eenmaal terug in Nederland een beetje als een mafkees wordt gezien. Heus niet iedere langetermijn-tropenganger zal bij terugkomst in Nederland dagelijks juichen omdat er stroom is, maar een beetje gapen als de buurvrouw vertelt over haar nieuwe kast voor haar lakschoenenverzameling zie ik wel voor me. En dat je maar wat hakkelt als mensen vragen hoe het nu écht was.
Die klap van de molen is dus eigenlijk geen klap. Het is meer een proces, iets waar je in groeit als je zo lang in een ontwikkelingsland woont als mijn helden; de échte tropengangers. Misschien dat eenmaal terug in Nederland mensen om je heen wel de neiging hebben je een klap op je schouders te geven, zo van: “Kom op man, je bent weer in Nederland; die sandalen kunnen nu wel uit”. Maar ik zou zeggen: Laat je inspireren door de gekke henkies; volgens mij kunnen we – als we er voor open staan – veel van ze leren. En, KOESTER ze; zóveel echte tropengangers zijn er niet meer!