Ton Zijlstra: Denken vanuit een digitaal ecosysteem

We zijn alweer aangekomen bij de vierde week van het Smart Aid-debat, die deze week in het teken staat van de digitale revolutie en open data. In een technologisch snel veranderende omgeving is het belangrijk om up to date blijven met nieuwe digitale mogelijkheden en deze te gebruiken om tot innovatieve oplossingen voor ontwikkelingsvraagstukken te komen. Voor advies over deze kwesties spraken wij deze week met Ton Zijlstra, zelfstandig adviseur op het gebied van kennis- en verandermanagement en voorvechter van open data in Europa.

Zijlstra reist de wereld af om overheden en organisaties te overtuigen van het belang van open data en het gebruikmaken van de vele digitale mogelijkheden die onze tijd te bieden heeft. Ten tijde van het interview bevindt hij zich in Kopenhagen en ons gesprek vindt dan ook toepasselijk in het thema van de week via Skype plaats. Zijlstra gelooft sterk in het belang van samenwerken en het delen van kennis om zo complexe vraagstukken op te kunnen lossen en zijn enthousiasme voor het onderwerp werkt aanstekelijk. Ook voor de ontwikkelingssector valt er op dit gebied volgens hem nog veel te winnen: ‘Ngo’s moeten meer denken in termen van een ecosysteem waarin je niet meer bereikt door zelf groter en machtiger te worden, maar door goed samen te werken. Open data en goed gebruikmaken van digitale mogelijkheden zijn hier belangrijke voorwaardes voor.’

Een bemoedigend begin

Volgens Zijlstra is er op het gebied van digitale revolutie en open data in de OS-sector een bemoedigend begin gemaakt. Zo worden er op veel plekken interessante gegevens en data sets geproduceerd en op kleine schaal gedeeld, maar van grootschalige open data in de OS is er vooralsnog geen sprake. ‘Er zit dus voor mijn gevoel wel beweging in, maar er is nog een lange weg te gaan’, aldus Zijlstra.

Op lokaal niveau wordt er volgens Zijlstra ook al in kleine mate gebruikgemaakt van digitale mogelijkheden en het delen van data. Hij geeft het voorbeeld van een project in Tanzania waarbij studenten Ruimtelijke Ordening de krottenwijken in worden gestuurd om het wegennet en andere belangrijke elementen zoals scholen, waterbronnen en markten in kaart te brengen door middel van een mobiele telefoon. Dit heeft als gevolg dat de krottenwijk Tandale in Dar-es-Salaam niet langer slechts een witte vlek op de kaart is, maar een regio waarbij problemen eerder zichtbaar worden en die nu onder het toezicht en de verantwoordelijkheid valt van het regionale bestuur. Wat dit project volgens Zijlstra zo goed maakt, is dat het verzamelen van data door verschillende partijen wordt verzameld en voor iedereen toegankelijk is. Dit maakt dat burgers eerder het belang inzien van het delen van dit soort informatie.

Eilandjes

Met uitzondering van het International Aid Transparancy Initiative (IATI), waar informatie over de besteding van ontwikkelingsgeld wordt gepubliceerd, zijn er volgens Zijlstra nog te weinig coherente samenwerkingsverbanden in de OS-sector op het gebied van open data. Er wordt steeds meer innovatief ingespeeld op de digitale mogelijkheden, maar er wordt nog te veel in eilandjes gewerkt, zo stelt Zijlstra. ‘Deze eilandjes produceren los van elkaar interessante data, maar zonder deze te combineren, kan er weinig spannends mee worden gedaan.’

Volgens Zijlstra ligt dit voor een deel aan de ouderwetse houding die er in de sector heerst: ‘We weten zelf wat het beste is om te doen en hoe we het gaan doen.’ Daar zien we volgens Zijlstra wel langzaam een verschuiving in de zin dat er meer open met lokale partners wordt gewerkt, maar die overgang is nog vrij traag. Dit proces zouden we volgens hem kunnen versnellen door een mentaliteitsverandering waarbij data ‘als een resource in plaats van een bedreiging’ wordt gezien.

Reserves

Zijlstra komt nog vaak tegen dat partijen zowel van de ontvangende als van de zendende kant terughoudend zijn in het open delen van data. De reden die hij voor deze terughoudendheid geeft, is dat in het verleden de publicatie van data, vooral bij overheidsgegevens, is gebruikt om al bestaande kritiek te ondersteunen en de datahouder er, in de woorden van Zijlstra, ‘mee om de oren te slaan’. Daarnaast is het gevoel van eigenaarschap, waarbij de datahouder het moeilijk vindt zijn of haar data te delen omdat deze bang is dat het wordt misbruikt, een andere reden voor de twijfels over de open data structuur.

Aan de kant van de ontvanger heerst er volgens Zijlstra vaak de angst om het overzicht kwijt te raken door de stortvloed van informatie die opeens verschijnt. Zoals Zijlstra uitlegt: ‘Vaak is heel veel publiceren ook een goede manier om dingen onvindbaar te maken.’ Ook zijn organisaties soms bang dat het delen van data hun concurrerende vermogen ondermijnt.

Concurrentieoverstijgend

Zijlstra begrijpt deze bezorgdheid, maar stelt dat gemiddeld negentig procent van de data die organisaties in huis hebben niet relevant is voor hun positie in het veld. De vraag die organisaties volgens Zijlstra zouden moeten stellen is: ‘Op welke vragen is iedereen gebaat bij een antwoord?’ De data die in het teken van deze vraag worden gepubliceerd zijn concurrentieoverstijgend en verandert onderlinge verhoudingen in het speelveld niet. ‘Omdat de uiteindelijke doelstellingen in de OS-sector ook niet competitief zijn,’ redeneert Zijlstra, ‘moet er ook data zijn waar iedereen wat aan heeft, daar moet je als sector naar op zoek gaan.’

‘Bovendien,’ stelt Zijlstra, ‘moet je als organisatie vooruitdenken en kijken hoeveel waarde je creëert als je data beschikbaar stelt waar andere mensen wat mee kunnen. ‘Je maakt jezelf als ngo hierdoor ook zichtbaarder en transparanter en zorgt dat er sneller geschakeld kan worden met mensen uit het veld, omdat zij bij voorbaat al weten waar de organisatie op dat moment mee bezig is.’ Dit kan ook tot waardevolle samenwerkingsverbanden leiden waarbij data van verschillende partijen gecombineerd kan worden om problemen op te lossen waar partijen individueel niet uitkomen.

Er bestaat ook een zekere wederkerigheid bij het delen van data, stelt Zijlstra, ‘maar daarvoor moet er wel iemand zijn die de data als eerste op tafel legt’. Deze voortrekkersrol ziet hij hier voor de overheid weggelegd. ‘Als burgers hebben wij namelijk directe invloed op die overheid, want het belastinggeld dat wij betalen, garandeert ons zeggenschap over hoe het gebruikt wordt.’ De overheid kan organisaties aansporen data te delen door bijvoorbeeld open data in de subsidievoorwaarden op te nemen. ‘Op die manier kan het delen van data zich als een olievlek verspreiden.’

Data democratie

Hoe dit precies vormgegeven zal worden in de OS-sector vindt Zijlstra moeilijk te voorspellen, maar er zijn een aantal belangrijke trends en mogelijkheden die ervoor kunnen zorgen dat het een succes kan worden. Hij neemt het IATI-project hierbij als voorbeeld: ‘Wat interessant is aan IATI, is dat elke speler in de keten een andere motivatie heeft om mee te doen. Zo moeten donorlanden zich weren tegen verwijten dat het geldverspilling is. Ontvangende landen willen budgetonzekerheden verkleinen en een beter overzicht hebben over waar het ontwikkelingsgeld in wordt geïnvesteerd. En op hun beurt gebruiken ngo’s IATI om de legitimiteit ten opzichte van hun donateurs te vergroten. Al deze partijen hebben dus een andere begindoel, maar er is tegelijkertijd ook een overkoepelend belang. Dit zorgt ervoor dat de IATI-beweging veel steun krijgt en dat is een veelbelovende ontwikkeling.’

Zijlstra verwacht dat de roep om transparantie in de toekomst alleen maar zal groeien en open data daardoor steeds belangrijker wordt. Daarnaast ziet hij nog een ander positief neveneffect van open data en de digitale revolutie en dat is de democratisering van kennis en informatie. Open data geeft mensen de mogelijkheid zelf met deze informatie aan de slag te gaan. ‘Toegang tot informatie is enorm belangrijk om controle te hebben over de keuzes die je maakt en om uiteindelijk betere beslissingen te nemen. Je geeft mensen veel meer persoonlijk handelingsvermogen in handen als je ze toegang geeft tot data’, legt Zijlstra uit. ‘Dat zorgt ervoor dat ontwikkelingssamenwerking veel meer zal gaan over het creëren van omstandigheden waarmee mensen zelf iets kunnen doen.’

Handen wassen

Een belangrijke voorwaarde om deze aanpak ook echt te laten slagen is dat de vrijgegeven data toepasselijk is voor de context waarin deze gebruikt wordt. Om te verduidelijken wat hij hiermee bedoelt, geeft hij het voorbeeld van een open data initiatief in India. ‘Om de verzamelde statistieken over marktprijzen en weersverwachtingen met de bevolking te delen, was de overheid genoodzaakt om een creatieve oplossing te bedenken, omdat de rurale bevolking van India veelal geen toegang heeft tot een computer of andere digitale middelen. Het resultaat: De statistieken worden met verf op de muur van het postkantoor geschilderd en deze worden elke dag overgeschilderd. Dit is misschien niet de meest efficiënte oplossing, maar het geeft mensen wel toegang tot data waarmee ze hun eigen beslissing kunnen maken, wat uiteindelijk het doel is van open data.’

In andere gebieden zoals in Nairobi, de hoofdstad van Kenia, hebben meer mensen beschikking over een mobiele telefoon en hier zouden maatschappelijke organisaties volgens Zijlstra meer op in moeten spelen. De vele openbare IKO-toiletten in Nairobi zijn volgens Zijlstra een goed voorbeeld waar ontwikkelingssamenwerking effectief gebruik zou kunnen maken van de digitale mogelijkheden. ‘Als je op het moment dat mensen betalen voor die toiletten, dat via de mobiele telefoon wordt gedaan, hen een sms kan sturen dat zij er aan moeten denken om na hun toiletbezoek de handen te wassen, dan bereik je mensen veel gerichter en is je boodschap dus effectiever.’ Om te voorkomen dat we mensen overspoelen door allemaal verschillende sms-boodschappen moeten initiatieven op dit vlak goed worden gecoördineerd tussen organisaties, lokale partners en de overheid.

Ecosysteem

Om op een succesvolle manier gebruik te maken van de mogelijkheden van de digitale revolutie en open data meent Zijlstra dat we vooral innovatiever moeten denken over waar de grens ligt van de organisatie en hoe de informatie over die grens mag vloeien. Het is belangrijk om daarbij de eigen organisatie niet als enige of centrale speler in het veld te zien. Bij het nemen van beslissingen moeten we daarom niet alleen vanuit het directe eigenbelang nadenken, maar ook hoe bepaalde beslissingen andere partners van dienst kunnen zijn. Dit zorgt voor ontwikkelingen waar uiteindelijk de organisatie zelf ook de vruchten van kan plukken. De organisatie wordt dan een platform waar andere op voort kunnen bouwen, om zo kennis te creëren en tot innovatieve oplossingen te komen waar de hele sector profijt van heeft.

‘Deze benadering vergt denken in term van een ecosysteem waarin een organisatie niet de enige is en niet probeert meer te bereiken door machtiger te worden, maar door beter samen te werken’, legt Zijlstra uit. De ontwikkelingssector biedt volgens Zijlstra veel potentie op dit gebied, omdat deze eigenschappen van delen en samenwerken voor een groot deel al aanwezig zijn. ‘Zeker in landen waar verschillende partners aan projecten werken is dit proces goed op gang. Maar aan de andere kant van de keten is dit nog minder zichtbaar, omdat Nederlandse ngo’s toch concurreren over donateurs.’

Ngo’s moeten volgens Zijlstra een andere bril opzetten en het belang van samenwerken door gebruik te maken van open data en digitale mogelijkheden erkennen. Het openstellen voor andere partijen, zowel binnen als buiten de sector, zorgt in dit opzicht voor een versnelling in informatie, kennisuitwisseling en uiteindelijk voor innovatie. Hiervoor is volgens Zijlstra een andere mentale instelling in de OS-sector nodig: ‘Er moet niet meer gedacht worden vanuit ik en mijn ngo, maar vanuit ik en mijn ngo in een dynamisch speelveld, dan ben je veel effectiever.’

Auteur
Siri Lijfering

Datum:
05 november 2012