5 vragen aan Anne-Marie Heemskerk en Rolf Kleef

De vierde week van Smart Aid gaat over de digitale revolutie en open data. Vice Versa interviewde daarom Rolf Kleef van Open for Change, een netwerk van innovatieve organisaties in ontwikkelingssamenwerking, en Anne-Marie Heemskerk van branchevereniging Partos. Partos en Open for Change stimuleren ontwikkelingsorganisaties om te werken aan open data op basis van de IATI-standaard.

IATI staat voor International Aid Transparency Initiative: Een initiatief op het gebied van het publiceren van informatie als open data volgens internationaal afgesproken standaarden, waarbij overheden van ontvangende landen, donorlanden en maatschappelijk organisaties betrokken zijn. Het initiatief heeft na jarenlang internationaal overleg door meerdere partijen in 2008 geleid tot een standaard voor vrijwillige implementatie, waar inmiddels veel donoren en maatschappelijke organisaties zich aan hebben gecommitteerd. Inmiddels geldt dat de aangesloten donoren samen goed zijn voor ruim 75% van de ODA-gelden.

Anne-Marie Heemskerk werkt bij Partos, de branchevereniging voor ontwikkelingsorganisaties. Partos, die op dit onderdeel samenwerkt met Open for Change, hecht vanuit hun effectiviteitsdoelen aan de mogelijkheden die open data voor een vernieuwde ontwikkelingssamenwerking biedt en stelde daarom met betrokken leden de Commissie Open Development samen. Rolf Kleef werkt bij Open for Change. Dit platform richt zich op het bij elkaar brengen van partijen die de potenties van de digitale revolutie en open data in ontwikkelingssamenwerking willen inzetten. Vice Versa sprak met hen en legde hen vijf vragen voor.

Hoe gaat het IATI-initiatief en het delen van data concreet in zijn werk?

Rolf Kleef legt het principe van open data uit: ‘De situatie is nu als volgt: organisaties zeggen dat ze transparant zijn. Als je vervolgens hun rapporten bekijkt, zijn ze meestal op basis van copyright. Dat betekent dat ik eerst toestemming aan de organisatie moet vragen als ik het rapport aan iemand wil sturen. Je kan er een andere licentie aanhangen waarmee die toestemming geregeld is. Dat is het “open” deel van het verhaal.’

‘Het tweede gegeven is dat er vaak veel grafieken en tabellen met informatie in staan’, vervolgt Kleef. ‘Als ik daar iets mee wil doen voor mijn eigen werk, moet ik de tabellen of grafieken overtypen of opnieuw invoeren. Om dat op te lossen kan je de achterliggende spreadsheets en databases beschikbaar stellen. Dat is het “data” deel.’

‘In het International Aid Transparency Initiativeworden ook afspraken gemaakt over de codering van informatie: de toezegging of uitbetaling van projecten, in welke sectoren er gewerkt wordt, et cetera’, gaat Kleef verder. ‘Het liefst zien we dat de gepubliceerde data linkt aan uniforme onderling afgesproken standaarden. Zo maak je samenwerking en hergebruik een stuk beter, gemakkelijker en effectiever. Dat creëert ook een voedingsbodem voor een heel andere manier van werken, en voor nieuwe types diensten.’ ‘Daarmee wordt informatie over subsidiegelden ook traceerbaar’, zegt Anne-Marie Heemskerk. ‘Zodat je vanaf de donororganisatie via de uitvoerende organisaties en de partnerorganisaties in ontwikkelingslanden het geld tot op de grond kan volgen. Ook dat is iets wat met IATI zichtbaar wordt.’

Hoe gaat de ontwikkelingssector om met de digitale revolutie en open data?

‘Er zijn een heleboel verschillende organisaties en Partos heeft een grote diverse achterban, dus het is lastig om daar één antwoord op te geven’, vertelt Anne-Marie Heemskerk. ‘Er is een aantal organisaties dat voorop loopt in het gebruik van nieuwe digitale mogelijkheden, zoals Hivos en IICD. Hivos en Spark waren de eerste organisaties die conform IATI publiceren, anderen volgen binnenkort. Er zijn zelfs een aantal organisaties die op basis van deze mogelijkheden zijn ontstaan, zoals Akvo, de 1%CLUB, Pifworld en Text to Change. De andere grote en lang bestaande organisaties zoals Oxfam Novib en Cordaid kijken in toenemende mate naar de betekenis van de digitale mogelijkheden voor hun manier van werken en voor de uitvoering van hun programma’s en projecten. Ook wordt daarbij gekeken naar nieuwe, open vormen van samenwerken in netwerkverband. Tegelijkertijd zijn er organisaties die er nog verre van zijn. Het werk van de ene organisatie leent zich ongetwijfeld veel meer voor toepassing van digitale ontwikkelingen dan de andere.’

‘Wij leggen de nadruk op open data, waardoor informatie voor computers leesbaar en uitwisselbaar wordt. Dan kan je een efficiëntieslag maken en een completer overzicht krijgen’, zegt Rolf Kleef. ‘Veel mogelijkheden van internet zijn voor de meeste organisaties wel helder. Maar zodra we het hebben over open data, zeggen organisaties dat ze al transparant zijn. Open data is echter een volgende stap daarin.’ Heemskerk valt hem bij: ‘Door sommige organisaties wordt het bovendien gezien als iets wat vanuit donoren is geïnitieerd vanuit verantwoordingsdoeleinden. Dat is deels zo, maar het gaat ons niet om verregaande transparantie alleen. Het gaat om de herbruikbaarheid van open data, waardoor informatie voor iedereen onderling vergelijkbaar en traceerbaar wordt, wat uiteindelijk bijdraagt aan een effectievere manier van ontwikkelingssamenwerking.’

‘En een anders georganiseerde manier van ontwikkelingssamenwerking’, vult Kleef aan. ‘De kennis en de netwerken die aanwezig zijn bij Nederlandse organisaties komen minder in een ivoren toren te staan en worden in plaats daarvan meer onderdeel van de netwerken van Zuidelijke partijen. Deze partijen zijn onderling al langer bezig om kennis en gegevens uit te wisselen.’

Waarom is het delen van data zo belangrijk voor de sector?

‘De ontwikkeling op het gebied van open data, zowel in de OS-sector als daarbuiten – internationaal en hier in Nederland – is zodanig dat het voor ontwikkelingsorganisaties zaak is om te zorgen dat ze er op tijd klaar voor zijn’, aldus Heemskerk. ‘Ontwikkelingssamenwerking is in toenemende mate complex geworden: Alles hangt onderling met elkaar samen, de ontwikkelingen volgen elkaar heel snel op. Om daar goed op in te blijven spelen, moet je kijken naar andere, flexibele en open vormen van samenwerking met andere organisaties en met burgers. Open data biedt je daarbij de mogelijkheid snel in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen. De ontwikkelingen op het web en in de nieuwe media bieden enorme kansen voor een vernieuwde manier van werken.’

‘Kenia loopt bijvoorbeeld voorop in Oost-Afrika als het gaat om open data’, geeft Kleef mee. ‘Daar ontstaan nieuwe toepassingen: “Laten we eens afbeelden waar de schoolresultaten goed en slecht zijn en waar organisaties en overheden in scholen investeren.” Als je die twee kaarten over elkaar heen legt, zie je heel snel waar de gaten zitten. Dat is iets wat tot nu toe niet echt bekend was. Organisaties in Nederland hebben de mogelijkheden om daarin kennis en middelen aan te bieden, en zullen daarbij op zoek moeten naar partijen in andere landen die in staat zijn om de situatie op de grond in veel betere data te vangen dan wij dat kunnen.’

Kan IATI ook bevorderlijk zijn voor de samenwerking met de private sector?

‘Ik denk dat het zeker bevorderlijk is voor de samenwerking met het bedrijfsleven, zoals het ook bevorderlijk is voor de samenwerking met collega-organisaties, afstemming tussen donoren onderling en de aansluiting bij de doelgroep en de situatie in de Zuidelijke landen’, vindt Heemskerk. ‘Vanuit Partos vinden wij het heel belangrijk dat partijen uit de private sector, die zich in toenemende mate met ontwikkelingssamenwerking bezighouden of anderszins in ontwikkelingslanden actief zijn, aan dezelfde eisen voldoen als ngo’s. Pas dan kunnen we echt tot een maximum gebruikmaken van de vele mogelijkheden die IATI biedt.’

‘Het doel binnen IATI is dat die aansluiting met de private sector er meer gaat komen’, sluit Kleef hierbij aan. ‘Dan biedt het ook voor het Nederlands bedrijfsleven kansen. Zo kan er sneller en makkelijker samenwerking met de ontwikkelingssector plaatsvinden.’

Is jullie verwachting dat in de toekomst meer organisaties data gaan delen op de IATI-manier?

‘SPARK en Hivos zijn twee organisaties die nu formeel conform de IATI-standaard data delen’, vertelt Heemskerk. ‘Spark loopt voorop als het gaat om transparantie van hun werk en voor Hivos biedt het naast transparantie denk ik een mogelijkheid voor andere manieren van werken. Als Partos vinden wij dat er nog te weinig organisaties meedoen. Wij hebben daarom een ambitie geformuleerd, deels gebaseerd op internationale afspraken, met aandacht voor de specifieke omstandigheden, veiligheids- en privacyrisico’s van maatschappelijke organisaties in de ontwikkelingssamenwerking. In die ambitie noemen we als streven ook het aantal organisaties dat volgens ons op termijn conform IATI zou moeten publiceren. Om die ambitie te realiseren, het is met nadruk een ambitie op vrijwillige implementatie met aandacht voor risico’s en voorzorgsmaatregelen die je zou moeten nemen, hebben wij een programma ontwikkeld waarmee we in samenwerking met Open for Change organisaties ondersteuning willen bieden. Dat zou een belangrijke impuls kunnen zijn om organisaties over de streep te halen. Wij denken dat door effectieve samenwerking de kosten en de energie die in deze manier van data delen gaan zitten, meevallen als je kijkt naar wat het op de lange termijn gaat opbrengen.’

Auteur
Sanne van Grafhorst

Datum:
07 november 2012