
Smart Five over de zoektocht naar nieuwe financieringsmogelijkheden
De week van de zoektocht naar nieuwe financieringsmogelijkheden loopt op zijn einde en dus is het tijd om de balans op te maken met de Smart Five, het panel van deskundigen dat elke week reflecteert op Smart Aid. De Smart Five bestaat uit Sara Kinsbergen, Harmen van Doorn, Amma Asante, Stefan Verwer en René Grotenhuis. In hoeverre zijn zij het eens met de nieuwe financieringsmogelijkheden die deze week zijn geopperd door individuen van buiten en binnen de ontwikkelingssector? En welke lessen kunnen we daar volgens het panel uit trekken?
Het was weer een interessante week rondom het Smart Aid-debat, dit keer over de brede zoektocht naar nieuwe financieringsmogelijkheden. Net als vorige week deelden individuen van binnen en buiten de sector hun opinie en deze keer namen zij vanuit verschillende invalshoeken de huidige financieringsmodellen onder de loep. Harry Hummels van SNS REAAL beet daarbij de spits af. Vanuit zijn gedegen ervaring binnen de bankensector legt hij uit hoe twee grote waarneembare trends – uit financieel oogpunt investeren in ontwikkelingslanden en investeren met impact – in zijn werk gaan. Twee tendensen die de sector volgens Hummels in de armen moet sluiten om in ontwikkelingslanden maatschappelijke veranderingen op grote schaal te realiseren. Hierbij dienen ngo’s samen te werken met commerciële partijen om de juiste rolverdeling, kennisuitwisseling en innovatie te garanderen.
Yannick du Pont van SPARK, Richard Yeboah van New Vision Solutions (Neviso) en Ingrid Hagen van Cordaid zijn het in grote lijnen met hem eens. Maar daarbij benadrukt Du Pont het belang van directe financiering aan Zuidelijke ngo’s, meent Yeboah dat we lokale geldstromen in ontwikkelingslanden moeten stimuleren en wijst Hagen op het belang van de context in de keuze van onze financieringsvormen. Henk van Stokkom benadert de financiering van internationale samenwerking weer vanuit een hele andere hoek, en ziet vermogensfondsen als dé OS-geldbron van de toekomst. Maar er is meer dan geld in het vinden van nieuwe financieringsbronnen, zo benadrukt Vera Peerdeman in haar opiniestuk. Zij besluit met een krachtige oproep aan fondsenwervende organisaties: ‘Zie de particuliere gevers niet meer alleen als wandelende portemonnees, maar als de partners met wie je samen de ambities van je organisatie bereikt.’
Een breed en gevarieerd scala aan mogelijkheden, rolverdelingen, samenwerkingsverbanden en perspectieven rondom het wat, wanneer en hoe van financiering van internationale samenwerking. Hoe beoordeelt de Smart Five deze waaier aan opinies en welke aanbevelingen geven zij de sector mee?
Kinsbergen: ‘Put your money where your mouth is’
Sara Kinsbergen, PhD-kandidate aan het Centre for International Development Issues Nijmegen (CIDIN), is kritisch over hoe de beide heren, Hummels en Van Stokkom, de rol voor traditionele spelers in het veld van internationale samenwerking dicteren of voorspellen. ‘Hummels schrijft voor dat maatschappelijke organisaties de meer risicodragende investeringen op zich zouden moeten nemen. Gul als Sinterklaas strooit hij met termen als geefgeld, investeringsgeld, impact investing, sociale investeringen, financiële rendementen, investeringsvehicles, greenfield operations… Je zou je door minder laten intimideren. Van Stokkom voorspelt het einde of een radicale transformatie van ontwikkelingsorganisaties zoals we die vandaag de dag kennen en wijst vermogensfondsen aan als hun grote toekomstige concurrenten.’
Kinsbergen vervolgt haar exposé aan de ontwikkelingssector: ‘Als de sector zich wil profileren als topsector, moet ze dan door anderen laten bepalen of er in de nabije toekomst nog een rol voor haar is weggelegd en hoe die er dan uit zou moeten zien? Is het dan wijs om gelaten onderdeel te worden van een strategie van anderen, voordat er een eigen, mogelijk radicaal herziene, strategie is ontwikkeld? Meer dan naarstig op zoek te gaan naar alternatieve financieringsbronnen, is de opdracht aan de sector en haar organisaties misschien wel to put your money where your mouth is en to support something that you believe in. En daarvoor is het onoverkomelijk dat ze eerst uitvinden of heruitvinden waarin ze nu weer precies geloven voor ze misschien wel ongewild voor de één of de ander zijn, weliswaar goedgevulde, kar worden gespannen.’
Van Doorn: ‘Financieren is vooruitzien Harry!’
Van Doorn, oprichter en directeur van Pifworld, die zelf lang bij Rabobank International heeft gewerkt, sluit zich wel graag aan bij de standpunten van Hummels en gelooft in een samenwerking tussen maatschappelijke en commerciële doelen. Maar hij plaatst kanttekeningen bij de rol die de SNS-bankier aan ngo’s toebedeelt. In plaats van het puur voorzien van geefgeld voor niet financierbare en risicodragende projecten, bepalen volgens Van Doorn namelijk twee externe factoren de rol die ngo’s spelen: De terugtrekkende overheid en de komst van het bedrijfsleven in internationale samenwerking. Hierdoor zal de ngo van de toekomst volgens Van Doorn geen geldgever meer zijn, maar een meer faciliterende rol op zich nemen richting haar lokale partners, op zoek gaan naar commerciële vormen van financieren en in toenemende mate samenwerken met het bedrijfsleven.
Van Doorn: ‘Kortom, wat vroeger filantropie heette, heet in de toekomst social investing. En hier is de ngo de ideale partij om met haar kennis, ervaring en netwerk een faciliterende rol te spelen in partnerschap met multinationals. Samen kunnen ze tegen een commercieel tarief de social investments van het bedrijfsleven aanbesteden bij partners in het Zuiden en over het rendement waken. Smart aid? Financieren is vooruitzien en de ngo van de toekomst is niet de geldschieter van nu. Dat is namelijk het bedrijfsleven, met ngo’s als uitvoerder, aanbesteder of bewaker van hun sociale investering. Vanuit financieringsoptiek betekent dit dat bedrijven partij worden in de ontwikkelingspraktijk. Dit zorgt voor kansen, maar ook voor een geheel ander krachtenveld.’
Asante: Diaspora als nieuwe ontwikkelingsagent
Ook Amma Asante, kandidaat-Kamerlid namens de PvdA en zelfstandig adviseur op de thema’s ontwikkeling en migratie, plaatst een aantal kanttekeningen en aanbevelingen bij het debat van deze week. Ten eerste ziet zij de samenwerking tussen verschillende ‘bloedtypes’, de maatschappelijke en commerciële partijen, als een goede en leerzame ontwikkeling. Maar hierbij is zij terughoudender dan Van Doorn en moeten wij goed onderscheid maken tussen pure hulp aan armen en het stimuleren van ondernemerschap om armoede tegen te gaan. ‘Bij hulp bieden moeten er wat mij betreft andere ethische normen gelden dan bij ondernemerschap. Onverlet dat het meest ideale de combinatie van beiden is. We moeten internationale samenwerking duurzaam, voor de lange termijn en afgestemd op de belangen van ontvangers vormgeven en niet op de belangen van banken of maatschappelijke organisaties alleen.’
Hierbij wijst zij met een kritische vinger naar de financiële crisis: ‘Commercieel kapitaal kan helpen in het oplossen van maatschappelijke problemen, maar het dient wel beteugeling! De overheid moet daarom een rol blijven spelen en zich niet terugtrekken vanuit de veronderstelling dat de markt het nu wel overneemt en hun probleem oplost. Want zo zie ik deze discussie wel, geredeneerd vanuit de bezuinigingsmaatregelen in Nederland. Een valse start wat mij betreft.’
Daarnaast vindt Asante, in lijn met Kinsbergen, dat het niet gaat om geld alleen. ‘Het gaat om wat je met geld doet en teweegbrengt. We moeten het dus niet benaderen als een puur tekort aan kapitaal of als louter een oplossing voor overheidsbezuinigingen.’ Daarnaast, zo meent Asante, ‘vergeten we in dit debat de diaspora die inmiddels een belangrijke ontwikkelingsagent is geworden in de vorm van investeerder, ondernemer of de bron achter remittances. We moeten hen als nieuwe ontwikkelingsagent meenemen in het debat. Er zijn vele mooie voorbeelden te zien op het gebied van ondernemerschap in landen van herkomst, soms met ontwikkelingsgeld, maar vaak zonder.’
Grotenhuis: ‘Geld helpt’
René Grotenhuis, directeur van Cordaid, is net als Vera Peerdeman moe van de eeuwige discussie om geld: ‘De rol van geld in ontwikkelingssamenwerking wordt nogal overschat. Vrijwel alle discussies van dit moment over OS gaan over geld. Het lijkt alsof het in ons werk om niets anders draait dan percentages en bezuinigingen. Geld lijkt de essentie van ons bestaan, het gouden kalf waar we met zijn allen om dansen.’ Om het tegendeel te bewijzen noemt Grotenhuis twee boeken, Een dollar per dag van Chris van der Heijden en Poor Economics van Abhijit Banerjee en Esther Duflo. ‘Beiden ontkrachten de mythe dat armen niets hebben en dus niet in staat zijn kansen te benutten, plannen te maken, die financieel te organiseren en te micro-investeren met oog voor rendement.’
In het interview met Hummels ziet Grotenhuis twee belangrijke aanknopingspunten, die het denken over de relatie tussen OS en geld positief stimuleren. ‘De eerste is de samensmelting van de koopman en de dominee. De tendens om niet alleen naar plat financieel rendement te kijken, maar ook naar de sociale impact, zet door. De koopman weet dat investeringskeuzes niet meer gemaakt kunnen worden zonder oog voor de maatschappelijke en morele waarden van de dominee.’
‘Het tweede aanknopingspunt is dat we de rol van geefgeld opnieuw moeten definiëren. We hoeven niet alleen te kijken naar turn-key financieringen van projecten, waarbij we van A tot Z geefgeld inzetten. Dat geld moet veel meer de strategische, katalyserende rol spelen om andere geldstromen van andere spelers mogelijk te maken. We kijken nog veel te veel naar OS-geld als het globale equivalent van de bijstand, als inkomen en zorgvoorziening. De slag om OS-geld meer in te zetten als strategisch investeringsinstrument moeten we de komende tijd maken. Want het blijft een praktisch instrument, een handig hulpmiddel om iets gedaan te krijgen.’ En hierbij lijkt Grotenhuis zich in grote lijnen aan te sluiten bij Van Doorn.
Verwer: Bouwen aan een mondiale civil society
Volgens Stefan Verwer, oprichter en directeur van lokaalmondiaal en sinds 2010 ook directeur van Coolpolitics, kunnen we niet alles zomaar aan de markt overlaten. Hummels biedt volgens Verwer een interessant perspectief wat betreft de rol van maatschappelijke organisaties in sectoren als educatie en gezondheidszorg. Elementaire zaken waar een commerciële investeerder geen brood aan kan verdienen. Een onderscheid dat aansluit bij de eerdere kanttekening van Asante. Verwer: ‘Het is een logische constatering, maar wel een die vaak wordt vergeten: Er moet een duidelijk onderscheid zijn tussen wat we aan de markt kunnen overlaten en waar de overheid, en bij het ontbreken daarvan maatschappelijke organisaties, een belangrijke rol kunnen spelen. Overigens wel altijd met het perspectief dat de investering van maatschappelijke organisaties altijd gericht is om de taken uiteindelijk weer aan de lokale overheid over te dragen.’
Verwer wijst echter op een belangrijk punt wat Hummels over het hoofd ziet. ‘Wat hij vergeet is dat maatschappelijke organisaties een nog veel belangrijkere rol hebben. En dat is het ondersteunen en opbouwen van een civil society in ontwikkelingslanden, Nederland en ook mondiaal. Want alleen via een mondiale civil society kunnen burgers weerstand bieden tegen de wijze waarop er mondiaal door regeringsleiders beleid wordt gevoerd. Denk hierbij aan thema’s als handel en klimaatverandering. Het opbouwen van een civil society is cruciaal voor elke samenleving die streeft naar een rechtvaardige verdeling. En op dit vlak zit Henk van Stokkom hopelijk fout als hij aangeeft dat er over een aantal jaren geen organisaties als ICCO en Cordaid meer zouden zijn. De realiteit kan zo zijn, maar ik hoop dat dit soort organisaties hun belangrijke rol als maatschappelijke organisatie weer oppakken: Door hier in Nederland te lobbyen voor de rechten van de armen en in ontwikkelingslanden de civil society te ondersteunen in hun strijd voor diezelfde rechten.’
Iedere vrijdag reflecteren de Smart Five over het thema van de week en weergeven we hun belangrijkste conclusies en aanbevelingen.