
Re: ‘Commercie is geen vies woord’
Op de website van Vice Versa verscheen gisteren het interview met professor Harry Hummels van SNS REAAL Impact Investing die pleitte voor een betere samenwerking tussen ngo’s en de private sector. Hierbij is een goede rolverdeling tussen deze partijen van groot belang. Impact investeringen waarbij er naast financieel rendement ook een maatschappelijk doel is, is volgens Hummels een belangrijke trend om innovatief op in te spelen. Drie professionals uit de ontwikkelingssamenwerkingssector reageren enthousiast.
In het interview is professor Harry Hummels van SNS REAAL Impact Investing positief over de groeiende rol die de commerciële sector speelt in internationale samenwerking. Commercie is hierbij geen vies woord meer, en ngo’s en de private sector kunnen veel van elkaar leren. Professional Ingrid Hagen is verantwoordelijk voor de strategische fondsenwerving bij Cordaid. De bevindingen van de professor zijn ook haar opgevallen: ‘Het onderlinge spanningsveld tussen ngo’s en de commerciële sector is voor mij verleden tijd en dat zie ik ook steeds meer in mijn omgeving.’
Directeur en oprichter Yannick Du Pont van SPARK ziet de realisatie dat economische groei een sine qua non is voor duurzame ontwikkeling als een welkome verandering. De angst bij veel organisaties dat bedrijven enkel uit zijn op winst, zou volgens hem moeten verdwijnen. Want dit commercieel denken is juist een goede drijfveer. Ook Hagen erkent dit en is het met Hummels eens dat financiering een commerciële stimulans moet hebben.
Vanzelfsprekendheid
De twee zijn het eens dat het maatschappelijke oogpunt een belangrijk onderdeel moet zijn van de investering, zoals Hagen stelt: ‘Geld is geweldig. Maar het is niet het tastbare object van geld dat belangrijk is. Het gaat erom wat geld op sociaal gebied kan bewerkstelligen.’ Oprichter Richard Yeboah van stichting New Vision Solutions (Neviso) sluit zich hierbij ook aan. Voor hem is het een vanzelfsprekendheid en zouden alle investeringen impact investments moeten zijn: ‘Tot nu toe is investeren altijd op de korte termijn geweest en ging het om snel winst maken. In de toekomst zou bij iedere investering moeten worden nagedacht over het milieu en de sociale impact.’
In het interview komt naar voren dat Hummels een duidelijke visie heeft over de rolverdeling tussen maatschappelijke en commerciële partijen. Zo zouden maatschappelijke organisaties investeringen met hogere risico’s op zich moeten nemen, omdat geef-geld lager financieel rendement benodigd als commerciële investeringen. Maar als het project eenmaal loopt, dan moet geleidelijk het stokje worden overgedragen aan de commerciële partijen.
Pionier
‘Met geef-geld moet je als een pionier te werk gaan en investeren in gebieden die niet direct rendabel zijn, maar wel de behoefte hebben aan ondernemende filantropie’, aldus Hagen. Volgens haar is deze opvatting ook terug te vinden in het nieuwe beleid van Cordaid waarbij er een speciaal investeringsprogramma is voor fragiele staten. Ze vervolgt: ‘Cordaid werkt hier aan rehabilitatie van de omgeving om genoeg vertrouwen te creëren om op het juiste moment de stap te maken naar commerciële investeringen.’
Ook SPARK werkt in fragiele staten waarbij het samenwerkt met commerciële partijen om goedkope leningen te verschaffen aan lokale ondernemers. ‘De ngo werkt hier als broker en vormt de schakel tussen het midden- en kleinbedrijf (mkb) en financiële instellingen’, legt Du Pont uit. Het contextuele begrip en de goede lokale contacten van ngo’s zijn volgens Hagen en Du Pont een belangrijke meerwaarde die ngo’s kunnen bieden in de samenwerking met commerciële partijen. ‘Ngo’s kunnen zorgen dat financieel kapitaal, succeskapitaal wordt’, aldus Hagen.
Belangrijke kwaliteiten
In aanvulling op de visie van Hummels hebben de professionals nog eigen ideeën over de manier waarop ngo’s het beste op de nieuwe financieringsmogelijkheden kunnen inspelen. Voor Yeboah zijn in de eerste plaats reflexiviteit en eerlijkheid belangrijke kwaliteiten voor een innovatieve samenwerking. Yeboah: ‘Ngo’s moeten fouten durven maken en daarvan leren, en tegelijkertijd moeten financiers daar ook de ruimte voor geven.’
Volgens Hagen is het van groot belang om eerst de lokale context goed te analyseren om zo het juiste type investering te kiezen. Het social financial value chain-model, dat zij bij Cordaid heeft ontwikkeld, gaat uit van vier soorten financial vehicles: geef-geld, projectgeld, programmageld en investeringen. Deze geldstromen verschillen in de focus op sociaal of financieel rendement. Om uiteindelijk naar een succesvolle investering te gaan, is commerciële dynamiek heel belangrijk. Welk financieel model er initieel wordt gekozen en hoe deze zich ontwikkelt, hangt volgens Hagen dan ook sterk af van de situatie waarin je als organisatie werkt.
Inhoudelijke verrijking
Om een vruchtbare samenwerking te creëren, is het volgens de professionals van essentieel belang dat de communicatie tussen de verschillende partijen goed verloopt. Zoals Hagen uitlegt: ‘Om een goede samenwerking tussen maatschappelijke organisaties en bedrijven te creëren, is het belangrijk dat je de taal van de ander goed begrijpt en spreekt. Hierdoor kun je elkaar vinden in een plan dat je samen opstelt.’ Een manier om dit te bewerkstelligen is volgens Du Pont om binnen de eigen organisatie mensen aan te nemen die het bedrijfsleven snappen en goede kennis hebben van financiële structuren. ‘Werken met mensen die een ander expertiseveld hebben, zorgt voor een inhoudelijke verrijking van het project.’
Wanneer er geen uitwisseling van kennis en ideeën is, kunnen maatschappelijke organisaties fouten maken die goed voorkomen kunnen worden. Zo geeft hij het voorbeeld van een Nederlandse ngo die in de Gazastrook microfinancieringsleningen verstrekt aan individuen in geldnood. De hoge rente die de organisatie aan de leningen verbindt, zorgt ervoor dat de individuen de leningen niet kunnen terugbetalen. Zo vervalt de organisatie in de kwalijke rol van een loan shark.
Om deze slechte financieringsprojecten zoveel mogelijk te voorkomen, gelooft Hagen in het principe van, ‘eerst resultaat, daarna pas afrekenen’. Dit houdt in dat er pas betaling wordt gedaan op basis van het realiseren van specifieke doelen, die vooraf door de organisatie en de lokale partner zijn geformuleerd. Zij meent dat transparantie over de werkwijze hierbij essentieel is.
Verbindende schakel
Om een positieve impact te verzekeren, legt Du Pont uit dat SPARK ervoor kiest om voornamelijk te investeren in de relatie met lokale partijen. Zo kunnen lokale overheden SPARK benaderen voor samenwerking. Het samenwerkingsverband is volgens hem zo veel gezonder en democratischer, omdat er ook verantwoording moet worden afgelegd aan die overheid. Daarnaast is hij van mening dat organisaties vaker als verbindende schakel tussen grote commerciële partijen en lokale ondernemers moeten optreden. Een schakel die nu vaak ontbreekt en die juist nodig is om lokale ondernemers wegwijs te maken in de markt en andersom. Ook wordt financiële duurzaamheid steeds belangrijker en financiert SPARK een deel van de ontwikkelingsprojecten met het geld dat uit investeringen vrijkomt.
Yeboah ziet vooral veel potentie in lokale bronnen van financiering: ‘Heel veel geld is de afgelopen decennia van het Noorden naar het Zuiden gebracht, maar er komen nu steeds meer rijke mensen in opkomende landen zelf.’ Dit is volgens hem een belangrijke, nog ongetapte financieringsbron. ‘Om hier goed op in te spelen, moet je ervoor zorgen dat mensen betrokken raken bij de eigen ontwikkeling en dat ze een platform hebben waar ze dat kunnen doen.’ Deze taak moeten organisaties in het Westen niet op zich nemen, maar zij moeten lokale organisaties trainen om eigen lokale fondsen te werven.
Champagne
Zowel Du Pont als Yeboah vinden dat Nederlandse ontwikkelingsorganisaties zich vaak te defensief opstellen. Ngo’s moeten volgens Du Pont meer gaan denken in termen van kansen, in plaats van zich vast te bijten in de achterhoede strijd die veel organisaties in Nederland nog steeds voeren. Ook werkt volgens Yeboah de huidige financieringsstructuur van de ontwikkelingssector, waar organisaties geld krijgen op projectbasis, averechts. ‘Ngo’s worden gefinancierd om een probleem op te lossen, wanneer dit probleem is opgelost zou de organisatie eigenlijk moeten opdoeken’, legt Yeboah uit. Maar wat er nu gebeurt, is dat organisaties blijven vasthouden aan het probleem om de eigen organisatie en de geldstroom te verzekeren. Ten slotte voegt hij hier nog aan toe dat, ‘organisaties blij zouden moeten zijn als ze geen subsidie meer krijgen en eigenlijk een fles champagne zouden open moeten trekken’.
Volgens Du Pont moet de sector in Nederland een sterk signaal uitzenden over de verwachtingen die de sector heeft van een nieuw kabinet op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Du Pont: ‘Bovendien moet deze boodschap ook heel duidelijk zijn voor de lokale partners waar we mee werken. Het uitgangspunt zou daarbij moeten zijn dat het geld uiteindelijk rechtstreeks naar die organisaties gaat en Nederlandse organisaties inkrimpen. Ik denk dat in principe elke Nederlandse organisatie het hier mee eens is en als dat niet het geval is, hebben ze zeker iets uit te leggen.’
Iedere week verzamelen wij reacties van mensen binnen en buiten de OS-sector op het interview van maandag. Deze reacties verschijnen iedere dinsdag op de website van Vice Versa.