Filosoferen met Ellen: MacIntyre over managementdenken

Door de terugloop van subsidies besluiten verschillende ontwikkelingsorganisaties te reorganiseren van een klassieke ontwikkelingsorganisatie naar een sociale onderneming. Ellen Mangnus heeft zo haar twijfels over deze trend. Is dit managementdenken wel een goed uitgangspunt voor een ontwikkelingsorganisatie? Met filosoof Alasdair MacIntyre gaat Mangnus op zoek naar het antwoord.

Cordaid gaat reorganiseren. Van een klassieke ontwikkelingsorganisatie naar een sociale onderneming met zogenaamde ‘business units’ die zelf financiën moeten werven. In een interview op de website van Vice Versa zegt René Grotenhuis: ’We willen het ondernemerschap versterken. We zijn op zoek naar mensen die het vermogen hebben om te denken in business development, die funding strategies kunnen ontwikkelen, goed zijn in relatiemanagement met accountants en financiers, en communicatieskills hebben. Dat zijn kwaliteiten die nieuw zijn.’ De nieuwe functies krijgen namen als Business Unit Manager en Business Development Officer.

Cordaid is niet de eerste organisatie die een interne verandering inzet. Nieuwe financieringsmodellen, het meetbaar maken van resultaten, effectiviteit en efficiëntie als uitgangspunt horen bij een trend die sinds ongeveer een decennium in de sector is ingetreden: het managementdenken.

Willem Elbers, onderzoeker aan de universiteit van Nijmegen, waarschuwt in zijn proefschrift (The Partnership Paradox: Principles and Practice in North-South Relations, januari 2012) voor het risico van managementdenken. Volgens hem kan dit botsen met de idealen waar organisaties uit onze sector voor staan. Bij het managementdenken en de bijbehorende tools horen een aantal aannames: bijvoorbeeld dat ontwikkeling beheersbaar, planbaar, voorspelbaar en kwantificeerbaar is. Zulke aannames staan haaks op de visie van de meeste ontwikkelingsorganisaties, namelijk dat ontwikkeling een complex en politiek proces is waarbij het gaat om het doorbreken van machtsverhoudingen. Managementdenken heeft echter geen oog voor zaken als macht, politiek en ongelijkheid.

Cordaid stelt dat ze juist voor deze nieuwe organisatievorm kiest omdat ze zo slagvaardiger te werk kan gaan en een onderhandelingspositie ten aanzien van opdrachtgevers heeft om meer eigen ideeën in te brengen. Kan een bedrijfsmatigere aanpak een goede overlevingsstrategie voor ontwikkelingsorganisaties zijn?

Laten we die vraag aan de Schotse filosoof Alasdair MacIntyre (1929) voorleggen. MacIntyre heeft veel gepubliceerd op het gebied van de politieke filosofie en deugdethiek en heeft veel nagedacht over de mate waarin bedrijven deugdzaam kunnen zijn.

Instituten en praktijken

MacIntyre heeft het over praktijken en instituten wanneer hij over organisaties praat. Een praktijk is een erkende, complexe activiteit van een groep mensen waarbij men op samenwerking met anderen is aangewezen. Door het op voortreffelijke wijze verrichten van deze activiteit produceert de praktijk interne goederen, die ten goede komen aan de gemeenschap die ze produceert. Dat klinkt ingewikkeld. Laten we het voorbeeld van een universiteit nemen: het interne goed is niet het produceren van academici, maar het ontwikkelen en overdragen van kennis.

Een praktijk kunnen we herkennen aan de eigenschap dat hij een doel heeft: het produceren van interne goederen. Activiteiten moeten passen binnen de normen en standaarden die binnen de gemeenschap worden gehanteerd.

Naast praktijken onderscheidt MacIntyre instituten. Instituten kennen een structuur van macht en status en produceren op hun beurt winst, macht en status. Externe goederen noemt MacIntyre deze. Instituten moeten geld binnenhalen. Dit is nodig om de praktijken die ze in zich dragen te laten voortbestaan. Een voorbeeld is een universiteit die de praktijk van het ontwikkelen en overdragen van kennis in stand moet houden. De praktijken zijn dus afhankelijk van de instituten. Ze worden erdoor ondersteund.

Volgens MacIntyre is het heel belangrijk dat de twee gescheiden blijven. Zo is het belangrijk dat de universiteit zich op alle vlakken bezig blijft houden met de ontwikkeling van kennis, en niet alleen in die disciplines die geld kunnen aantrekken. En dat is meteen zijn kritiek op veel organisaties van vandaag de dag. MacIntyre stelt namelijk dat de instituten dominerend zijn geworden: ze bepalen hoe de praktijken eruitzien. Het zou juist andersom moeten zijn: instituten moeten zo worden opgezet dat ze gezonde praktijken waarborgen. Instituten moeten de praktijken dus wel materieel ondersteunen, maar ze mogen zich niet mengen.

Tegenwoordig zijn organisaties te veel bezig met rijkdom en status en effectiviteit. De gemeenschappelijke waarden en normen die bij een praktijk horen worden erdoor geschaad.

Ontwikkeling als business

Ontwikkelingswerk is een praktijk waarin naar excellentie gestreefd wordt. Helaas wordt de laatste jaren de afhankelijkheid van de instituten en daarmee de kwetsbaarheid van de organisaties groter. Zoals MacIntyre stelt: praktijken kunnen alleen blijven excelleren als de instituten zich niet met ze mengen.

Enkel als Cordaid het lukt om het nieuwe instituut te gebruiken om vanuit de eigen ideeën te werken, zal de organisatie voortreffelijk kunnen presteren en toekomst hebben. Het is de vraag of dat mogelijk is met het aannemen van nieuwe mensen die weinig ervaring hebben met het beoefenen van de ontwikkelingspraktijk.

Een oproep aan alle reorganiserende ontwikkelingsorganisaties: laten we met het introduceren van bedrijfsmatige modellen niet de kracht en de kwaliteit van onze bestaande praktijken schaden.