
Better World Campus: ontwikkelingssamenwerking 3.0.
Vandaag gaat de Smart Aid discussie officieel van start. Deze week staat in het teken van de ‘organisatie van innovatie’. Wat verstaan we onder innovatie? En hoe kunnen we dit het beste vormgeven en organiseren? Om de discussie te prikkelen sprak Vice Versa met een expert van buiten de sector: Bert-Jan Woertman. Als Business Development en Communication manager bij High Tech Campus Eindhoven is hij al jaren nauw betrokken bij de ontwikkeling van de campus en het aanjagen van innovatie. In een interview met Vice Versa deelde Woertman zijn visie over de vormgeving van innovatie in de ontwikkelingssector.
‘Ik zie het helemaal voor me: de Better World Campus, samen voor een betere wereld’. Deze visie van een zogenaamde ontwikkelingssamenwerkingscampus doet Woertman’s ogen oplichten. ‘Het is belangrijk als organisatie dat je een duidelijk doel voor ogen hebt, een focus, maar uiteindelijk moet je het toch samen doen,’ legt Woertman uit. ‘Samen heb je een groter bereik over de hele wereld. Als onderdeel van een campus kun je als organisatie of individu gemakkelijk andere netwerken aanspreken en ben je veel sneller op de hoogte van wat er in de wereld gebeurt. Door het persoonlijke contact ontstaan samenwerkingsverbanden en nieuwe initiatieven sneller en zijn deze vaak van betere kwaliteit. Zo’n campus is een uitstekende bodem voor innovatie.’
Innovatie volgens Bert-Jan Woertman
Het begrip innovatie is Woertman niet vreemd, het is immers het grootste goed van High Tech Campus Eindhoven en een onderwerp dat – in de technologiesector – het verschil maakt tussen succes en falen. ‘Innovatie is in basis heel simpel. Het gaat er om dat je iets nieuws bedenkt, een nieuwe technologie, een nieuwe oplossing. Maar innovatie veronderstelt ook dat je het idee succesvol introduceert in de markt om er zo geld mee te verdienen. Dat betekent een vertaling van de technologie naar iets – een product of dienst – dat wij graag willen hebben en waar wij voor willen betalen, dat is pas innovatie.’
Woertman vervolgt: ‘Innovatie is typisch iets dat je niet meer alleen kunt doen, dat doe je samen met andere bedrijven. Je hebt anderen nodig.’ Om te verduidelijken wat hij bedoelt noemt hij de iPhone, een typisch voorbeeld waarbij meerdere organisaties bijdroegen aan één product. ‘Het is bij een dergelijke ontwikkeling handig als de partijen dichtbij elkaar zitten. Zo kunnen zij sneller en gemakkelijker met elkaar communiceren of zelfs faciliteiten delen. Dit brengt kostenvoordeel met zich mee én het levert wederzijdse inspiratie op,’ aldus Woertman.
Eindhoven Campus: van 1998 tot nu
Sinds 2008 is Woertman als Business Development en Communication manager bij High Tech Campus Eindhoven lid van het managementteam dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het terrein. De geboorte van High Tech Campus Eindhoven in 1998 volgde uit een besluit van Philips om al haar onderzoeksafdelingen op één locatie te vestigen. Dit besluit werd genomen uit zowel praktische als ideologische overwegingen. Aan de ene kant, kon men door de afdelingen te clusteren veel van de faciliteiten met elkaar delen. Een praktisch besluit dat over de jaren veel kosten heeft bespaard. Aan de andere kant betekende het besluit dat de interactie werd gestimuleerd, doordat de verschillende onderzoekspartijen in de keten elkaar sneller konden vinden. ‘Deze visie, die aan de basis stond van open innovatie was het uitgangspunt voor Philips om de campus op te richten,’ legt Woertman uit.
Om meer te kunnen halen uit de samenwerking van diverse onderzoeksgroepen, besloot Philips vijf jaar later de Campus open te stellen voor externe bedrijven. Dit leidde tot een exponentiële groei van de Campus, waarbij de populatie in de afgelopen jaren groeide van 2.500 naar 8.000 medewerkers en nu meer dan zestig nationaliteiten telt. Anno nu huisvest de Campus meer dan 100 verschillende bedrijven, waaronder global players zoals Intel, IBM en T&M Solutions, maar ook meer ondersteunende bedrijven zoals technisch detachering- en octrooibureaus. Om verdere groei mogelijk te maken besloot Philips in 2012 de Campus te verkopen aan de Chalet Group Amsterdam.
Woertman vertelt trots: ‘Het is een uniek project dat van het begin af aan de wind mee heeft gehad. Wij zijn één van de weinige bedrijfsterreinen die ondanks de crisis gewoon door zijn blijven groeien en dat zullen we de komende jaren ook blijven doen.’
Geplande toevalligheden
Een belangrijk onderdeel van de Campus is the Strip, een vierhonderd meter lang gebouw dat wordt beschreven als ‘het kloppende hart van de Campus.’ Het is een centraal punt waar mensen elkaar kunnen ontmoeten in één van de vele cafés, winkels, restaurants of het Wellness Center. The Strip is ook onderdeel van het grotere plan om de samenwerking tussen de technici op de Campus te bevorderen. ‘Eigenlijk zijn wij managers van serendipiteit. Het lijkt toeval dat mensen elkaar tegenkomen, maar dat is het niet; over alles is nagedacht. Het zijn zogenaamde geplande toevalligheden.’ Op deze ontmoetingsplaats organiseert de Campus netwerkbijeenkomsten, lezingen, sportactiviteiten en evenementen voor zogenaamde start-ups, nieuwe beginnende initiatieven. Woertman: ‘Door bij elkaar te zitten en elkaar dagelijks te zien, stimuleren we samenwerking en creëren we een voedingsbodem voor innovatie.’
Is bij elkaar zitten dan een absolute voorwaarde voor een goede samenwerking? ‘Nee, niet per se, maar communicatie gaat wel gemakkelijker en sneller als je op één plek zit. Natuurlijk kun je heel veel informatie goed uitwisselen via het internet en Skype, maar zaken die minder tastbaar en moeilijker te bespreken zijn (zoals innovatieve ideeën), gaan veel beter face to face. Dan is het fijn als je elkaar in de ogen kunt kijken, dat er een sfeer van vertrouwen is. Het feit dat je elkaar regelmatig ziet en activiteiten met elkaar doet, draagt bij aan dit vertrouwen. En als je iemand vertrouwt, dan deel je dingen gemakkelijker en sneller met elkaar.’
Ecosysteem
‘Het belangrijkste binnen een campus is dat je de juiste mensen en ideeën aan elkaar koppelt. Om dit te realiseren is het belangrijk dat je een gezond en complementair ecosysteem creëert. Dat betekent een balans zoeken tussen grote en kleine bedrijven, kennisinstellingen en facilitaire organisaties. Daarnaast zijn wij er bijvoorbeeld op gericht om start-ups de ruimte te geven, zodat innovatieve ideeën snel tot wasdom kunnen komen. De juiste afstand tussen deze partijen vinden is een belangrijk element, want wanneer de afstand te groot is begrijp je elkaar niet goed genoeg om elkaar te inspireren en als de afstand te klein is kun je elkaar niet genoeg leren en blijft de toegevoegde waarde uit.’
Naast goede verbindingen maken binnen de Campus, is het belangrijk om aansluiting te vinden met de buitenwereld. ‘Wij zijn de grote, rode stip in een veel groter netwerk. Op onze Campus komen veel lijntjes samen en vertrekken weer. Op allerlei manieren zijn wij verbonden met de rest van de wereld. Dat juichen we ook toe, want het komt uiteindelijk onze innovatiekracht ten goede. Je moet goed naar buiten blijven kijken, naar wat er gebeurt in de wereld en wat voor jou relevant is. Die invloeden willen we gebruiken op de Campus. Hiervoor maken we gebruik van de internationale netwerken die mensen en bedrijven op de Campus hebben. En ook evenementen kunnen helpen om deze netwerken verder te vergroten.’
Lessen voor de sector ontwikkelingssamenwerking
Op de vraag of het model van High Tech Campus Eindhoven ook toepasbaar zou kunnen zijn op de ontwikkelingssamenwerkingssector antwoordt Woertman met een volmondig ‘ja’. Hoewel Woertman erkent geen expert in deze sector te zijn, stelt hij dat het bij elkaar brengen van de juiste mensen en ideeën in de OS-sector minstens zo belangrijk is als in de technische wereld.
Onderdeel zijn van zo’n Campus heeft het voordeel dat nieuws en ideeën gemakkelijk en snel tussen verschillende organisaties kunnen worden uitgewisseld. Dit leidt volgens Woertman niet alleen tot het ontstaan van nieuwe samenwerkingsverbanden, maar ook tot belangrijke leermomenten. Zo kunnen betrokkenen goede voorbeelden, maar ook lessen uit minder goede ervaringen delen en daarmee duplicatie van projecten en bekende gebreken voorkomen. Bovendien, kunnen organisaties op een campus faciliteiten delen en daarmee aanzienlijk op kosten besparen. Hierdoor kan men meer geld investeren in datgeen waar het het meest nodig is, namelijk in de ontwikkelingsprogramma’s.
Concurrentie geen bestaansrecht in OS 3.0
Woertman reageert geschokt op de vraag hoe een campus om zou kunnen gaan met eventuele concurrerende belangen wat betreft financiering: ‘Dat er concurrentie is in de ontwikkelingssamenwerkingssector vind ik heel gek, want het gaat toch om de mensen dáár?’ Woertman schudt onbegrijpend zijn hoofd. ‘Als er concurrentie bestaat dan is er iets inherent mis en schieten ontwikkelingsorganisaties hun eigen doel voorbij. Bij zulk soort concurrentie is uiteindelijk niemand gebaat.’
Zo waarschuwt Woertman: ‘Men moet er voor waken dat mensen niet alles zullen doen om hun eigen baan te behouden. Men moet het hogere doel willen nastreven. Niet vanuit het eigen bestaansrecht denken. Organisaties hier zijn de doorgever, de facilitator, de stimulator, de initiator en niet elkaars concurrent. In plaats daarvan zouden ze eerder moeten fuseren of elkaar moeten inspireren.’
Bestaat er op High Tech Campus Eindhoven dan geen concurrentie? Volgens Woertman bestaat er wel degelijk concurrentie. Maar hier gaat het bijna altijd om een gezonde concurrentie, waarbij de verschillende bedrijven en instellingen samen een hoger doel nastreven, en elkaar hierin stimuleren en samenwerken op de gebieden waar zij beiden profijt van hebben. Woertman: ‘Daarom wordt de kennis op de Campus juist gedeeld en maakt men gebruik van elkaars netwerken. Zo ontstaat er een grote concentratie van kennis en kunnen we als Nederland voor lopen op andere landen.’ En hij vervolgt met een krachtige stem: ‘Ontwikkelingssamenwerking 3.0; één voor allen en allen voor één!’
Creatieve communities
Om een succesvolle campus te creëren en gezonde concurrentie in de hand te werken, is het volgens Woertman van belang dat iedereen op een campus het gevoel heeft onderdeel te zijn van iets groters. Daarvoor is het creëren van communities zeer belangrijk. Voor de ontwikkelingssamenwerkingssector bevinden deze communities zich niet alleen in Nederland, maar ook op locatie in ontwikkelingslanden.
Om duurzame innovatie en ontwikkeling te garanderen, zou Nederland volgens Woertman de projecten in ontwikkelingslanden niet zelf moeten bedenken, initiëren en uitvoeren. ‘Voor duurzame en houdbare projecten moet men het uiteindelijk zelf doen,’ aldus Woertman. Het initiatief moet vanuit daar komen. Maar Nederland kan wel een belangrijke rol spelen in het faciliteren van soortgelijke campussystemen in ontwikkelingslanden. Een overkoepelende brainport in Ghana bijvoorbeeld. Dit zou voor beter gecoördineerde ontwikkelingssamenwerking kunnen zorgen door een nationaal kader te stellen waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Voor Nederlandse organisaties om dit soort netwerken in ontwikkelingslanden te faciliteren, is het van belang dat zij samenwerkingsverbanden aangaan met lokale kennis- en overheidsinstellingen.
Trends
Het is essentieel voor het innovatieve proces om de trends in de samenleving nauwlettend in de gaten te houden en daar goed op in te spelen. Eén zo’n trend die Woertman ziet zijn de zogenaamde start-ups van jonge vernieuwers. Het gaat volgens Woertman bij deze groep niet alleen om economische belangen, maar vooral om het leveren van een maatschappelijke bijdrage. Als voorbeeld noemt hij het jonge initiatief WakaWaka, Swahili voor Shine Bright, dat voor ontwikkelingslanden een betaalbare LED lamp ontwikkelde op zonne-energie. Om dergelijke innovatie te stimuleren is het essentieel dat ook kennisinstellingen, gespecialiseerd in internationale samenwerking, zich in een OS-campus vestigen. En dat een campus zowel interne kennis stimuleert als externe kennis aantrekt. Zo kunnen organisaties op een creatieve manier samenwerken aan innovatieve oplossingen.
Een andere trend waar al veel over wordt gesproken in veel OS-debatten en waar ook Woertman op wijst is de steeds grotere rol die het bedrijfsleven gaat spelen in de sector. Met het creëren van een OS-campus is het voor bedrijven gemakkelijker zich aan een idee of organisatie te verbinden. Heel concrete en goed gecoördineerde ideeën en projecten zijn aantrekkelijker voor bedrijven om in te investeren.
Één subsidiepot voor OS
Ook voor overheden zou dit een belangrijke aantrekkingskracht zijn. Behalve één campus, zou het volgens Woertman een idee kunnen zijn om als overheid één subsidiepot te creëren, waarbij het geld niet meer gaat naar individuele organisaties, maar naar bepaalde ideeën en de gezamenlijke projecten die daaruit voortvloeien. Woertman: ‘Met een campus maak je een gebaar; je zegt eigenlijk ‘we doen het samen op een kosteneffectieve manier’. Het maakt dan niet uit als het even wat minder gaat met één organisatie, wanneer een andere in de Campus dat opvangt. Het gaat immers om het overkoepelende idee.’
Op deze manier zijn ontwikkelingsorganisaties genoodzaakt om flexibel te zijn. Zij werken dan met competente mensen die gemakkelijk samenwerken met andere organisaties of zelfs functies met elkaar uitwisselen. En uiteindelijk zal elke organisatie binnen de campus haar eigen specialisatie of niche creëren. De overheid zou het oprichten van een dergelijke campus kunnen stimuleren door aan de ene kant ontwikkelingsorganisaties een beetje onder druk te zetten, de push factor, en door het aan de andere kant dus financieel aantrekkelijk te maken om aan zo’n gezamenlijk initiatief mee te doen, de pull factor.
De toekomst van de OS-campus
De leidende rol die Philips aannam in het opzetten van de Eindhoven Campus zal ook iemand bij het vormen van een OS-campus op zich moeten nemen. ‘Om de boel aan de gang te krijgen en mensen en organisaties enthousiast te maken om deel uit te maken van de campus heb je een initiator nodig. En naast organisaties die het voortouw nemen, heb je ook inspirerende mensen nodig die het verhaal kunnen vertellen.’ Hierbij is het kiezen van het juiste moment en de juiste mensen die er passie voor voelen om het idee uit te voeren belangrijk. Woertman: ‘Je wilt mensen hebben die het idee kunnen laten leven.’
Om ultieme samenwerking binnen een OS-campus te bewerkstelligen, is het van belang dat maatschappelijke organisaties, bedrijven, kennisinstellingen en overheden onderdeel uitmaken van de campus. Volgens Woertman zou men als locatie voor de campus een plek moeten uitkiezen waar nu al veel OS-werkzaamheden plaatsvinden. Dit kan Den Haag zijn, rondom de betrokken overheidsinstanties, of rondom universiteiten die voorop lopen op het gebied van OS. De locatie vormt de basis van de campus. En daarnaast moet worden gezocht naar een publieke-private samenwerking op hoog niveau.
Hoe kan men de visie van de OS-campus de komende jaren uitrollen? Woertman denkt even na en vult het plaatje al snel concreet in. ‘Je moet een visie hebben die strekt over vier of vijf jaar. Eerst denk je na over vastgoed. Wanneer lopen de huurcontracten af of kunnen organisaties hun mooie panden in de binnenstad verkopen en inruilen voor een plek op de campus? Daarna moet je kijken of je één of twee universiteiten aan je kunt binden en de rijksoverheid – die zelf ook een voortouwrol kan spelen. Vervolgens, welke bedrijven en maatschappelijke organisaties kun je er bij betrekken? Dan een knallende opening van de campus door de Minister-president en binnen een paar jaar moet de campus een internationaal expertisecentrum worden.’
En Woertman besluit: ‘Als het hier in Eindhoven op technologiegebied kan, waarom dan voor OS niet? Ik geloof echt dat het kan. Ik zie het helemaal zitten.’