
Alternatief ontwikkelingstraject Afrika 1: ‘Economisch zelfbelang de norm’
Leonardo van den Berg (Stichting OtherWise) en Max Koffi (Africa in Motion) presenteren een drietal essays waarmee ze tot een alternatief ontwikkelingstraject voor Afrika komen. De Europese Unie en Nederland zijn samen de grootste donor van ontwikkelingsgelden aan Afrika. Maar in hun eerste bijdrage schrijven Van den Berg en Koffi dat de EU en Nederland geen onzelfzuchtige en hulpgevende relatie hebben met het continent. Onze eigen economische belangen prevaleren. Zelfs als dit ten koste gaat van de armste bevolking van Afrika.
Een groeiend aantal berichten over landroof en oneerlijke handel tast het beeld aan dat Nederlandse en Europese beleidsmakers, multinationals en hulporganisaties goed zijn voor de ontwikkeling van Afrika. Deze problemen waren zichtbaar in de verkiezingsprogramma’s van een groeiend aantal politieke partijen. Maar de partijen hebben de neiging om dit te zien als incidenten in onze anders onzelfzuchtige en hulpgevende relatie met Afrika.
De EU is de grootste donor van ontwikkelingsgeld ter wereld en Nederland is een van de weinige Europese landen die zich tot nu toe heeft weten te houden aan de 0,7%-norm van het BNP voor ontwikkelingssamenwerking. Het grootste deel van dit geld gaat naar Afrika. Toch is van deze gulheid weinig terug te zien op andere beleidsterreinen. Economisch zelfbelang lijkt de norm.
Buitengesloten
Het EU Raw Materials Initiative ondersteunt dit. Het initiatief is een verdrag dat Europese landen onbelemmerd en goedkoop toegang geeft tot strategische zeldzame metalen zoals kobalt, tantalium, platina en andere Afrikaanse grondstoffen zoals hout, rubber, diamant, bauxiet, fosfaten, goud, koper, coltan, uranium en bauxiet. Vooral grote buitenlandse bedrijven profiteren van de extractie hiervan. Dit verdrijft de lokale bevolking van hun land. Ze raken daardoor buitengesloten van hun waterbronnen. Ook kan de kwaliteit van het land, water en lucht achteruit gaan waardoor ze niet meer kunnen drinken, vissen, normaal kunnen ademen of gewassen kunnen verbouwen. Dit lijkt allemaal eerder regel dan uitzondering.
Verzet hiertegen heeft in meerdere gevallen geleid tot gewelddadige conflicten en mensenrechtenschendingen. Het Nederlandse Shell wordt bijvoorbeeld verdacht van vrijwel alle bovengenoemde misdaden (#) in het Nigeriaanse Ogoniland. Volgens recente berichtgeving in de Volkskrant geeft Shell de Nigeriaanse politie en het leger jaarlijks tientallen miljoenen euro’s om de oliewinning in het land te bewaken. De link tussen dit soort bedrijven en de zogenoemde grondstoffenvloek, is niet nieuw. Het EU Raw Materials Initiative vormde daarom een aanleiding tot protest in heel Afrika vanuit groeperingen van boeren en producenten en maatschappelijke organisaties. Toch wist de Europese Commissie het verdrag af te dwingen. Op deze manier behield ze de toegang tot deze grondstoffen en stelde ze deze veilig van de opkomende economieën als Brazilië en China.
Onder de kostprijs
Het Europese landbouwbeleid is een ander omstreden onderwerp. Goedkoop Europees graan, zuivel en vlees overspoelen en bedreigen de lokale voedselsystemen in Afrika doordat ze onder de kostprijs worden gedumpt. De EU is de grootste exporteur van graan, de op een na grootste exporteur van zuivel en varkensvlees en de op twee na grootste exporteur van pluimvee. Nederland is een van de grootste exporteurs van melkpoeder en de grootste exporteur van kippenvlees. Het meeste daarvan gaat naar Afrika.
Deze posities zijn niet bereikt door efficiënte productie en eerlijke concurrentie, maar door politieke steun. De liberalisering van Afrikaanse landen door het IMF en de Wereldbank in de jaren ‘80 en ’90 hebben dit mogelijk gemaakt. Evenals de eenzijdige voordelige Europese handelsverdragen en subsidies die de EU verstrekt aan vooral grootschalige exportgerichte industriële landbouw en voedselverwerkers dat mogelijk heeft gemaakt. De tien grootste subsidieontvangers in Europa, waaronder de Nederlandse bv’s Friesland Campina, Avebe en Hoogwegt, behoren tot deze gesteunde bedrijven. Deze bedrijven werken samen met multinationale tussenhandelaren en supermarktketens. Mede dankzij het gesubsidieerde voedsel kunnen deze bedrijven samen Afrikaanse markten binnendringen en lokale producenten, verwerkers en verkopers uit de weg ruimen om zich zo verder uit te breiden.
Ongeveer 12% van het vlees en zuivel dat in de EU wordt geproduceerd, is voor de export. Het gaat hier om 12,8 miljard euro per jaar, waarvoor de bedrijven 4,3 miljard euro aan subsidie krijgen (data 2006-2008). Voor graan wordt 3,6 miljard euro geëxporteerd. Dit is 10% van de totale productiewaarde. Hiervoor hebben ze 1,96 miljard euro aan subsidies ontvangen (data 2006).
Kwetsbaar
Veel Afrikaanse landen die voorheen in hun eigen voedsel konden voorzien en zelfs een handelsoverschot hadden, werden hierdoor voor een groot deel van hun voedsel afhankelijk van de import. In Congo, Somalië, Ivoorkust en Senegal is zelfs meer dan de helft van het geconsumeerde eten geïmporteerd. Afrikaanse landen zijn dus voor hun voedselvoorziening afhankelijk van het beleid, markttrends en weersomstandigheden van de exportlanden. Dit maakt ze kwetsbaar en voedselonzeker. Dit was bijvoorbeeld te zien tijdens de voedselprijscrisis in 2007 en 2008.
Deze ontwikkeling heeft bovendien negatieve effecten op kleinschalige boeren en werkgelegenheid. Nadat de Keniaanse markt werd overspoeld door goedkoop melkpoeder, daalde de lokale productie van verse melk met 70% tussen 1990 en 2002. 63% van de melkboeren had hierdoor minder inkomsten en 47% moest hierdoor bezuinigen op het onderwijs van zijn kinderen. Door het dumpen van kippenvlees verdwenen in Kameroen naar schatting 120,000 banen en in Senegal ging 70% van de pluimveehouders failliet. Voor het behouden en versterken van haar handelspositie, zette de EU zogenoemde Economic Partnership Agreements (EPA) op. Dit zijn bilaterale verdragen tussen de EU en ACP-landen. Hierdoor is het voor Afrikaanse landen nog moeilijker om maatregelen te nemen tegen de import van Europese dumpproducten.
Er zijn ook andere problemen die voorkomen uit EU-verdragen of aan het gebrek aan verdragen. Medicijnen zijn moeilijker toegankelijk door patentenwetgeving bij bijvoorbeeld malaria, tuberculose en hiv/aids. Multinationale ondernemingen ontwijken belastingen waardoor ontwikkelingslanden jaarlijks naar schatting tussen 725 en 810 miljard dollar mislopen. Door grote Europese vissersvloten vindt overbevissing plaats en marginaliseren lokale vissers aan de Afrikaanse kust. Ook worden er geen maatregelen genomen voor het reguleren van de export van wapens naar conflictgebieden en de import van illegaal gekapt hout en van zogenoemde conflictdiamanten.
Dubbele maatstaf
Nederland en de EU lijken in hun relaties met regeringen van Afrikaanse landen een dubbele maatstaf te hanteren. Afrikaanse regeringen behartigen niet altijd de belangen van alle lagen of groepen van de samenleving. Deze regeringen worden ook niet altijd aansprakelijk gehouden voor de diensten en rechten van de samenleving. Het ontbreekt hierdoor vaak aan aansprakelijkheid in de gezondheidszorg, onderwijssector, en voor de sanitaire en energievoorzieningen. Mensen werkzaam in deze sectoren zijn bijvoorbeeld onderbetaald, ongemotiveerd, ineffectief of afwezig. In extremere gevallen is de staat in conflict met bepaalde bevolkingsgroepen waardoor verschillende rechten geschonden worden. Het fenomeen landgrabbing wordt onder meer mogelijk gemaakt doordat traditionele landrechtsystemen genegeerd of niet erkend worden door de staat.
Niet alle regeringen kunnen worden gezien als vertegenwoordigers van het volk. Dit gebeurt alleen wanneer het Nederland en de EU uitkomt. Ze verantwoorden er vaak militaire interventies of economische sancties mee. Maar bij het opstellen van handelsafspraken en andere verdragen wordt wel aangenomen dat Afrikaanse leiders de belangen van het volk vertegenwoordigen. Onwettig gedrag van Nederlandse multinationals wordt ook gezien als verantwoordelijkheid van de Afrikaanse staten. Of zoals demissionair staatssecretaris Henk Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zei over landroof: ‘Landgrabbing! Ja, schandalig. Maar daar kunnen wij niets aan doen.’
Economisch eigenbelang bepaalt mede de inhoud van verdragen en de vorm die de markt en handel moeten aannemen. De verdiensten voor Nederland en de EU zijn vele malen hoger, dan het geld dat aan Afrika wordt gedoneerd. Bovendien is deze situatie negatief voor de levensomstandigheden van vele Afrikanen en de capaciteit van Afrika om zichzelf te ontwikkelen.
Volgende week woensdag aflevering twee op deze website.