
Vrijdagmiddagborrel: Nostalgie
Marc Broere keerde deze zomer terug naar Nairobi om met mensen te spreken die hij 21 jaar geleden tijden zijn allereerste journalistieke reis naar Afrika had gesproken. Hij kan zo’n nostalgische reis iedereen aanraden, en al helemaal als blijkt dat het mensen heel goed vergaan is en ontwikkelingssamenwerking daar een belangrijke rol in heeft gespeeld.
In het voorjaar van 1991 maakte ik mijn eerste journalistieke reis naar Afrika. Door SNV’er Harrie Oostrom werd ik geïntroduceerd in de wereld van de armoedebestrijding, wat leidde tot een reportage over de uitpuilende sloppenwijken van de Keniaanse hoofdstad Nairobi.
Afgelopen zomer ben ik samen met Harrie teruggeweest om een aantal mensen en projecten van toen te bezoeken.
Soms kunnen dit soort nostalgische reizen op een teleurstelling uitlopen. Denk aan ontwikkelingswerkers die teruggaan en niet onderhouden waterpompen of verroeste tractoren aantreffen. Maar wat ik zag waren vooral positieve ontwikkelingen en het bewijs dat goede ontwikkelingssamenwerking echt een verschil in de levens van mensen kan maken.
Buikje
Zo was daar het weerzien met Joseph Kihumba in de sloppenwijk Mathare Valley. Hij was gezetter geworden in vergelijking met toen ik hem voor het eerst ontmoette, en heeft nu een buikje. Dat is in Afrika een teken dat het iemand voor de wind gaat. En dat wilde hij me graag laten zien.
Na een rondleiding door de wijk gingen we naar zijn huis. Het was nog hetzelfde huis als waar ik hem destijds voor het eerst ontmoette. Alleen is er nu elektriciteit, een televisie en een grote koelkast. Mijn interview met Joseph van ruim twintig jaar geleden kon ik me nog goed herinneren omdat het op de jonge journalist die ik toen nog was, en bovendien voor het eerst in Afrika, grote indruk maakte. Josephs levensverhaal was vergelijkbaar met zoveel bewoners van de sloppen van de Keniaanse hoofdstad. Zijn vader liet zijn gezin achter toen Joseph drie was, waarna zijn moeder de prostitutie in ging. Joseph werd de straat op gestuurd omdat zijn moeder hem voor haar nieuwe vriend wilde verbergen. Op straat scharrelde hij met bedelen en kleine criminaliteit zijn kostje bij elkaar. Maar Joseph wist zich uit deze vicieuze cirkel te ontworstelen. Hij belandde in een van de programma’s van de organisatie waar Harrie Oostrom als SNV’er was ingezet, kreeg een vakopleiding tot timmerman en daarna een lening om een eigen bedrijfje te beginnen. Het was het begin van een knappe opmars in de sloppenwijken van Nairobi.
Vier mensen in dienst
Vandaag de dag heeft Joseph vier mensen in dienst. Hij heeft een bioscoop die plaats biedt aan maximaal 200 mensen. Voor vijf shilling (vijf eurocent) kun je naar een film kijken, en op zaterdag voor dertig shilling naar wedstrijden uit de Engelse Premier League. Tegenover de bioscoop staat een poolbiljart waar je voor tien shilling per potje kunt spelen. Ook kunnen mensen bij Joseph hun mobiele telefoon opladen voor twintig shilling – de meeste mensen in de sloppen hebben namelijk wel een mobiel, maar geen elektriciteit om deze op te laden. Ook kunnen mensen op het Oostrom Public Toilet met hun billen op een schone wc-bril zitten en zelfs een douche nemen. Het contrast met de stinkende andere publieke toiletten in de wijk is enorm. Verder verkoopt Joseph waterijsjes die hij maakt in de grote koelkast in zijn huis. Tot slot heeft hij nog een kamer waar kinderen op een drietal playstations kunnen spelen.
De gemiddelde inwoner van Mathare Valley verdient volgens Joseph ongeveer 6000 shilling (60 euro) per maand. Joseph verdient in de tien maanden per jaar dat de Premier League wordt gespeeld gemiddeld 45.000 shilling per maand. Wanneer de Engelse voetballers van hun welverdiende vakantie genieten, lopen de inkomsten in de zomermaanden even terug naar 30.000 shilling. Maar iedere twee jaar, als er een WK of een EK is, is er ook weer een piek naar boven.
Optimistisch gesprek
Toen ik hem vroeg naar de veranderingen in vergelijking met twintig jaar geleden, zei Joseph dat vooral de veiligheid is verbeterd. ‘Onze wijk heeft zich georganiseerd en mensen komen voor elkaar op. Vroeger was het niet veilig om bijvoorbeeld een televisie in huis te hebben. Nu zorgen wij als gemeenschap voor onze eigen veiligheid.’ Ook de aanwezigheid van enkele grote masten die voor avondlicht zorgen is belangrijk. ‘Je kunt nu tenminste zien wie er steelt. En vooral voor meisjes is het veel veiliger om ’s avonds over straat te gaan.’
Het werd een optimistisch gesprek met Joseph en dat deed me deugd. Hij somde de ene na de andere verbetering in de wijk op. ‘Twintig jaar geleden had je hier geen klinieken, nu wel. Je moest naar het overheidsziekenhuis waar het lang duurde voordat je geholpen werd. Twintig jaar geleden hadden alleen de rijken toegang tot stromend water, nu hebben wij ook water uit de kraan. Vroeger was het voor arme mensen uit de sloppenwijken bijna onmogelijk om toegang tot kredieten te krijgen, inmiddels is dat enorm verbeterd. Twintig jaar geleden was het een taboe om over aids te praten. Nu kun je op verschillende plaatsen in Mathare Valley gratis condooms afhalen en het aantal kinderen per gezin neemt af.’
Optelsom van factoren
Het was me opgevallen dat vooruitgang eigenlijk in hele kleine dingen zit. Het is een optelsom van factoren: de mogelijkheid om geld te kunnen lenen, de komst van wat lichtmasten die voor meer veiligheid zorgen, betere toegang tot basisvoorzieningen als gezondheidszorg en schoon water, en zelf met je voeten op de grond blijven staan. Toen ik deze theorie aan Harrie Oostrom voorlegde, knikte hij: ‘Vooral het aspect van veiligheid is heel belangrijk’ benadrukte hij. ‘Uit ieder onderzoek in de sloppenwijken blijkt weer dat mensen onveiligheid als hun grootste probleem zien. Uit diezelfde onderzoeken blijkt dat huisvesting en riolering helemaal geen prioriteiten zijn voor de bewoners zelf.’
Ook Oostrom gaf aan dat ontwikkelingsorganisaties ontzettend belangrijk geweest zijn voor de verbeteringen die Joseph had opgesomd. ‘Ngo’s houden zich met hiv en aids bezig, met gezondheidszorgposten, verschaffen microkredieten en hebben een rol gespeeld bij de levering van water en elektriciteit in Mathare Valley.’
Ook breder in Kenia zag hij dat het werk van ontwikkelingsorganisaties vruchten heeft afgeworpen. ‘Neem de politie. Die was er hier nooit om je te beschermen, maar om zich te laten omkopen. Er zijn ngo’s die burgers op hun rechten hebben gewezen in de omgang met de politie. Mensen zijn veel beter geïnformeerd dan vroeger en kennen nu de wet. Rijbewijs vergeten? Vroeger moest je mee naar het bureau om te betalen. Nu weten mensen dat ze binnen 24 uur zelf naar het politiebureau kunnen komen om hun rijbewijs te laten zien. Deze bewustwordingscampagnes zijn allemaal door ngo’s gegeven.’
Deel je ervaringen
Mijn hele reportage staat in de nieuwe Vice Versa die gisteren is uitgekomen. Maar wat ik eigenlijk wil zeggen is dat ik het iedereen uit de sector kan aanraden: zoek eens uit hoe het nu gaat met de mensen die betrokken waren bij de eerste projecten waarvoor je werkzaam bent geweest. Zelf kijken is natuurlijk het mooiste, maar via internet en sociale media kan het ook al snel mogelijk zijn om weer contact te krijgen.
Deel je ervaringen vervolgens met anderen, zowel de goede als de slechte. Als iedereen dat doet komt er veel informatie naar boven. Nu krijgen we eigenlijk alleen maar informatie over ontwikkelingsprogramma’s te lezen als er weer eens een evaluatierapport uitkomt (in droge beleidstaal) of als ze als voorbeeld dienen in een fondsenwervingscampagne (in reclametaal). Ik doel op de echte verhalen en ervaringen; die zijn doorgaans boeiend en leerzaam, ook voor de hele sector.
En zeker als het mensen goed is vergaan in hun leven en we daarbij ook nog eens kunnen zien dat ontwikkelingssamenwerking dat ene zetje in de rug heeft gegeven om dat succes mede te bewerkstelligen, is dat alleen maar hartstikke mooi. Dan heb je ook meteen een goed verhaal voor het volgende verjaardagsfeestje als er iemand weer begint te mekkeren over bodemloze putten.