Vertekende werkelijkheid: Rellen in Mombasa en buitenlandse fondswerving in India

Robert Wiggers, adjunct directeur van Wilde Ganzen, reisde begin september af naar Mombasa voor een bijeenkomst over fondsenwerving in ontwikkelingslanden. Bijna hadden de beelden van het Nederlandse journaal over gevaarlijke rellen in Mombasa hem weerhouden. Wiggers over het gevaar van een vertekende werkelijkheid, zowel in de media als wat betreft het onbetwiste nut van buitenlandse fondsenwerving.

Het acht uur journaal van 31 augustus toonde beelden uit Mombasa, de tweede stad van Kenia, en berichtte over onlusten die al drie dagen gaande waren. Een Nederlandse journalist stond met een microfoon in de hand zijn commentaar in te spreken achter de rug van gewapende politieagenten die uitkeken op een groep oproerkraaiers. Er waren vlammen te zien. De aanleiding, zo werd gezegd, was de moord op een van terrorisme verdachte imam, mogelijk door de overheid. Christenen en moslims, die in Mombasa altijd vreedzaam samen hadden gewoond, zouden elkaar nu naar het leven staan. De vlam zou ieder moment verder in de pan kunnen slaan. De Nederlandse ambassade zou om die reden een negatief reisadvies hebben afgegeven. Omdat dit bij navraag in Den Haag niet juist bleek te zijn, reisde ik twee dagen later zoals gepland toch maar af naar Mombasa voor een bijeenkomst over fondsenwerving in ontwikkelingslanden.

Vertekend beeld

In Mombasa aangekomen bleek alles rustig: de president had op de vrijdag van de journaaluitzending de stad bezocht en christenen en moslims hadden samen gebeden om verzoening. Zowel de moslims als de christenen die ik sprak waren unaniem van oordeel dat dit nooit meer mocht gebeuren. Vijf dagen na de onlusten konden wij ’s avonds veilig door de straten van de oude binnenstad lopen, al moet ik bekennen dat ik wat meer om mij heen keek dan gewoonlijk en dan niet alleen naar de mooie, oude gebouwen.

Mijn werkelijkheid was getekend door de uitzending van het Nederlandse journaal. Maar ook vertekend, zo liet ik mij vertellen: veel mensen die ik sprak hadden naar het Britse BBC journaal gekeken en waren verontwaardigd over de wijze waarop de onruststokers in beeld waren gebracht: de groep leek veel groter dan die in werkelijkheid was en voor de schade die was aangericht gold hetzelfde.

Where do the poor live?

Zojuist las ik in de Economist online een artikel dat opende met de vraag: ‘WHERE do the world’s poor live? The obvious answer: in poor countries.’ Maar ook dat antwoord weerspiegelt een vertekende werkelijkheid: onderzoeker Andy Sumner van het Britse Institute of Development Studies toonde aan dat tachtig procent van degenen die moeten rondkomen van minder dan $2 per dag, in middeninkomenslanden leven met een inkomen tussen de $1,000 en $12,500 per hoofd van de bevolking. Onder die middeninkomenslanden zijn er landen met een enorm grote bevolking, zoals Brazilië, China en India. Hoewel de armen daar een minderheid in eigen land zijn geworden, gaat het gezien de omvang van de bevolking toch nog om grote aantallen. Middeninkomenslanden kunnen het zich veroorloven hun eigen armen te helpen. Buitenlandse hulp wordt dan minder relevant. Een betere manier om middeninkomenslanden te helpen, zou zijn om hun binnenlands beleid meer ‘pro-poor’ te helpen maken.

Toen ik dit las, dacht ik terug aan de bijeenkomst van vorige week in Mombasa met nationaal opererende partnerorganisaties van Wilde Ganzen uit Brazilië, India, Kenia en Zuid-Afrika. Zij worden, met geld uit het Nederlandse MFS, door ons getraind en begeleid om fondsen te werven voor armoedebestrijding in eigen land. Naarmate zij daarin succesvoller zijn, neemt de bijdrage uit MFS af. Natuurlijk is dit niet gemakkelijk: het kost twaalf tot vijftien jaar voordat volledige zelfstandigheid bereikt wordt.

Wantrouwen

In India steunt onze partnerorganisatie SMILE nu al veertig procent méér projecten dan gepland. En die veertig procent wordt volledig gefinancierd met binnenlands geworven geld. Een bewijs dat het mobiliseren van lokaal beschikbaar geld goed mogelijk is. Dat hebben meerdere buitenlandse donoren zich blijkbaar ook gerealiseerd. De Indiase directeur van SMILE meldde dat internationaal opererende goede doelen begonnen zijn via de massamedia grootschalige fondswervingscampagnes op te zetten onder hun eigen naam. Hij wees er op dat die dure campagnes onbegrip oogsten onder de Indiase bevolking.

De meeste Indiërs hebben namelijk nog nooit van de betrokken organisaties gehoord omdat die hun werk vooral via lokale partnerorganisaties hebben uitgevoerd. En dus geen naamsbekendheid, geen gezicht en geen ‘track record’ hebben opgebouwd. Hoe kan het, zo vragen Indiërs zich af, dat voor hen onbekende organisaties zoveel geld investeren in een campagne om ander geld aan de Indiase bevolking te vragen? Voor armoedebestrijding in India. Is dat wel vertrouwd? Ook beginnen Indiërs daardoor vragen te stellen bij de fondswervingsacties van de eigen, Indiase organisaties. Zijn die dan ook zo duur? En zijn die dan te vertrouwen? De campagnes van buitenlandse goede doelen maken, kortom, het werk van SMILE er niet gemakkelijker op.

Lokale kracht

Ik denk dat de buitenlandse donoren die zelf fondsen zijn gaan werven in India daar trots op zullen zijn: zij dragen er immers aan bij dat er méér lokale fondsen worden geworven. In een middeninkomensland als India is dat een goede zaak. Misschien echter hebben we hier opnieuw te maken met een vertekend beeld van de werkelijkheid. De vraag is namelijk of er niet beter geïnvesteerd kan worden in de capaciteit van lokale, Indiase organisaties: zij hebben weliswaar zelf minder geld om te investeren (dat kunnen we met zijn allen overigens best verhelpen), maar kunnen wél bogen op de successen van eigen projecten en kunnen. Zeker naarmate zij een grotere achterban van donateurs aan zich weten te binden. Veel beter dan buitenlandse donoren de eigen overheid aanspreken op het ontbreken van een ‘pro-poor’ beleid. Ik ben benieuwd of Sumner deze gedachtenlijn zou willen onderschrijven.

Auteur
Robert Wiggers

Datum:
19 september 2012