
Kees Blokland: ‘voedselzekerheid vereist overheidsinvesteringen en sterke boerenorganisaties.’
Uit cijfers van de Wereldbank bleek dat in juli de wereldvoedselprijzen met 10 procent zijn gestegen. De Wereldbank waarschuwt dat vooral armen in Afrika en het Midden-Oosten kwetsbaar zijn. Vice Versa vroeg Kees Blokland, directeur van Agriterra, om een reactie. Hogere voedselprijzen betekenen een hoger inkomen voor boeren. Leidt dat daarmee ook tot armoedebestrijding?
De prijzen van graan, maïs en soja zijn scherp gestegen, meldde de Wereldbank. De directe aanleiding is de droogte in de Verenigde Staten. Volgens sommigen zullen de prijzen niet echt meer dalen.
De prijzen in juli waren 10 procent hoger dan een maand ervoor en 6 procent hoger dan een jaar eerder, toen de prijzen ook al hoger dan normaal waren. Maïs en tarwe waren maar liefst 25 procent hoger dan in juni, soja 17 procent. Gemiddeld zijn ze zelfs een procent hoger dan de vorige prijspiek, in februari 2011.
In hetzelfde rapport stelt de Wereldbank dat de stijgende voedselprijs het welzijn van miljoenen mensen bedreigt. ‘Vooral mensen uit Afrika en het Midden-Oosten zijn kwetsbaar’, aldus het rapport.
Alleen maar negatief?
In verschillende media die over het rapport van de Wereldbank berichtten, klinkt een negatieve toon door. Armen moeten immers een groter deel van hun toch al niet toereikend inkomen uitgeven aan basisvoedsel. Voor boeren betekenen hogere voedselprijzen echter een hoger inkomen. Zit er dus ook een positief aspect aan hoge voedselprijzen? Vice versa vroeg het Kees Blokland, directeur van Agriterra, een organisatie die boerenorganisaties steunt in hun strijd tegen armoede.
Blokland: ‘Hogere voedselprijzen zijn slecht nieuws op de korte termijn en goed nieuws op de langere termijn, vooral als ze zich stabiliseren op een wat hoger niveau. Op korte termijn gaan de prijzen omhoog voor bestaande voorraden en die moeten door consumenten gekocht worden, dus slecht nieuws voor iedereen die eten koopt.’
‘Landen die voor hun voedselvoorziening van importen afhankelijk zijn, hebben dus een hogere rekening te betalen, vervolgt hij. ‘Die rekening wordt door geschoven naar de consumenten… En daar komen dan de problemen, voedselrellen en dergelijke.’
Meer oog voor landbouw
‘In 2007 alarmeerde dat de staatshoofden. Zij grepen de voedselprijscrisis aan om zich uit te spreken voor meer aandacht voor de landbouw. Die aandacht culmineerde in de L’Aquila top waar president Obama een investering van 20 miljard dollar aankondigde om te investeren in voedselzekerheid en programma’s om de honger in de wereld te bestrijden.’
‘De hogere voedselprijzen en de vooruitzichten dat de prijs zich op een hoger niveau stabiliseert, maakt investeringen in landbouw aantrekkelijk. Dat is dus goed nieuws voor boeren. Zij kunnen hun investeringen sneller terug verdienen. Het loont dus om te investeren en dat gebeurt ook.’
‘Boeren zijn evenwel niet de enigen. Ook investeringsmaatschappijen richten hun ogen op de landbouw. Buitenlandse overheden met problemen in de voedselvoorziening in eigen land – netto voedselimporteurs uit het Midden-Oosten bijvoorbeeld – zoeken naar wegen om via aankoop van land in Afrika en investeringen in landbouw hun toevoer van voedsel tegen redelijke prijzen te waarborgen.’
‘Het levert een nieuwe dynamiek op, met nieuwe uitdagingen voor boeren, concurrentie uit onvoorziene hoek, maar het is wel één van de factoren waardoor Afrika de laatste jaren verandert van een continent dat teert op ontwikkelingshulp, naar een continent met snel groeiende economieën en kapitaalstromen die de hulp al vele malen overtreffen.’
Overheidsinvesteringen en sterke boerenorganisaties
‘Om nu de gewone bevolking op het platteland van Afrika profijt te laten trekken van deze macro-trends, zijn er twee zaken van doorslaggevend belang: overheidsinvesteringen in de landbouw en versterking van boerenorganisaties.’
‘Over het eerste: In 2011 is het Tracking Development onderzoek afgerond. Dit onderzoek richtte zich op de vraag ‘waarom zijn er wel Aziatische tijgers en geen Afrikaanse leeuwen?’ en toonde ondubbelzinnig een verband aan tussen de hoogte van het landbouwaandeel in de overheidsbegroting en het ontwikkelingsniveau van een land.
Hoewel de Afrikaanse staatshoofden zich in Maputo al verplicht hebben 10% van hun begroting voor landbouw te besteden is het nog niet zo ver en dat is ook één van de belangrijke redenen van de achterblijvende ontwikkeling op het platteland in Afrika.’
‘Over het tweede: Twee Chinese onderzoekers hebben via regressieanalyse van data uit 2.500 Chinese dorpen een positief verband aangetoond tussen (a) de aanwezigheid van producentenorganisaties en de mate van landbouwspecialisatie en (b) die specialisatie en het inkomensniveau op het platteland’ (Does farmer economic organization and agricultural specialization improve rural income? Evidence from China, by Dan Yang and Zimin Liu, in: Economic modelling 29 (2012) 990-993).
‘Dus hoe meer coöperaties er in dorpen waren en des te meer boeren daarbij aangesloten waren, des te hoger ook het niveau van economische ontwikkeling en het inkomen van de boeren.’
‘Dit leidt tot duidelijke conclusies over wat er moet gebeuren: zorgen dat er meer organisatie op het platteland komt, dat meer boeren zich aansluiten en dat de belangenbehartiging zo stevig wordt dat de overheid gedwongen wordt zijn investeringen op het platteland op te voeren. Hoe dat in de praktijk werkt en wat de resultaten zijn blijkt dan bijvoorbeeld uit de rapportages van Agriterra.’