Boekrecensie: Lost kosmopolitiek de armoede op?

Hoewel Ralf Bodelier een kosmopolitische levenshouding verdedigt, constateert hij ook dat het emotioneel draagvlak onder het wereldburgerschap wankel is.

In de discussie over het wereldarmoedeprobleem stak na de val van de Muur in 1989 het begrip ‘wereldburgerschap’ de kop op. Na het einde van de Koude Oorlog zou niets de economische, culturele en politieke globalisering van de wereld meer tegen kunnen houden. Een wereldburger of kosmopoliet zou zich sterk verbonden moeten voelen met de mensheid in het algemeen, en tegelijkertijd respect tonen voor de nationale of regionale identiteit.

Vanuit die gedachte lanceerde de Verenigde Naties begin jaren ’90 twee aanbevelingen, namelijk het concept ‘Human Development‘ en ‘Human Security‘, die wereldwijd een einde moesten maken aan honger, armoede, onveiligheid en onderdrukking. Waar kwamen deze ideeën opeens vandaan? Zijn ze geworteld in de Europese beschaving, en in hoeverre zijn de armen hierbij gebaat?

Ralf Bodelier (1961), historicus, theoloog en journalist, zocht het uit en promoveerde in de zomer van 2012 op het proefschrift Kosmopolitische perspectieven, dat inmiddels als boek is verschenen onder de titel Kosmopoliet & Krottenwijk.

Sloppenwijk in Malawi

Het verhaal van Bodelier begint in 2008 in een sloppenwijk in Malawi. Een vrouw, Grace Phiri, vraagt hem wanhopig om hulp voor haar dochter die in barensweeën langs de kant van de weg ligt. Hij regelt vervoer voor hen naar het ziekenhuis en keert enkele weken later terug naar Grace.

Bodelier weet dat veel hulpprogramma’s de allerarmsten niet echt bereiken. Via intensieve gesprekken met Grace tracht hij erachter te komen wat nou de belangrijkste hulpvragen zijn van deze vrouw. Natuurlijk is de constante armoede voor haar een probleem, maar nog groter blijkt de onzekerheid en onveiligheid. Onzekerheid over haar inkomen, over de prijs van het voedsel, over de gezondheidszorg.

Grace voelt zich onveilig en onbeschermd vanwege de toenemende milieuvervuiling, staat machteloos tegenover de criminaliteit in haar wijk, machteloos ook tegenover de politie die haar voor onbenulligheden oppakt. Tenslotte negeert de politiek haar problemen. Wat heeft Grace nu aan al die mooie verhalen over wereldburgerschap, vraagt Ralf Bodelier zich af. Op welke wijze zou daar verandering in kunnen komen?

Wereldburgerschap

Bodelier maakt het zich niet gemakkelijk in zijn onderzoek naar de wortels van het idee wereldburgerschap. Hij voert de lezer 2500 jaar terug in de tijd, naar de Griekse filosoof Diogenes, bij velen van ons bekend als de man die in een ton leefde. Op een vraag van Alexander de Grote waar hij vandaan kwam, antwoordde Diogenes: “Ik ben een wereldburger.” Daarmee was Diogenes de eerste die zijn identiteit loskoppelde van stam of nationaliteit.

Via de ‘goede Romeinse keizer’ Marcus Aurelius komt Bodelier terecht bij de 18e eeuwse filosoof Kant die de mens bevrijdt van zijn onmondigheid en in zijn geschrift Zum Ewigen Frieden een nieuwe basis legt voor het begrip wereldburgerschap. Tot in de 19e eeuw gaat dat idee vooral uit van het ‘ik’, maar bij Levinas (1906–1995) begint de ‘ander’ centraal te staan. Levinas is de eerste die wereldburgerschap benadert vanuit ethische hoek.

De reeks wordt afgesloten met de nog in leven zijnde Amartya Sen (1933) die in zijn boek The Idea of Justice in de ogen van Bodelier de meest complete kosmopolitische filosofie heeft gepresenteerd. Sen is de eerste die uitgaat van de mogelijkheden van mensen. Het analyseren van het probleem en het zoeken naar mogelijkheden die leiden tot een oplossing, moet volgens Sen gebeuren middels grote publieke discussies waarin ook de allerarmsten hun stem laten horen.

Om te voorkomen dat deze beschouwingen over wereldburgerschap in de lucht blijven hangen en slechts discussiemateriaal vormen voor betrokken ontwikkelingswerkers en intellectuelen, vraagt Bodelier zich bij alle ideeën af in hoeverre Grace Phiri daar concreet mee geholpen zou zijn.

Betrokkenheid

Enigszins voorspelbaar komt het wereldburgerschap van Amartya Sen het meest tegemoet aan de wensen van de allerarmsten. De eerder genoemde VN strategieën als ‘Human Development’ en ‘Human Security’ vormen volgens Bodelier wel een aardige aanzet, maar zijn niet meer dan een eerste stap die aansluit bij, of zelfs voortkomt uit een toename van betrokkenheid van de westerse burger bij het mondiale armoedeprobleem.

Deze betrokkenheid, aldus Bodelier, komt gedurende de laatste twintig jaar tot uiting in de enorme toename van mensen die ‘iets’ willen doen om het armoedeprobleem op te lossen. Dat ‘iets’ kan het werken zijn voor en het kopen bij een wereldwinkel, het kopen van fairtrade producten in de supermarkt, de opkomst van particuliere projecten, de stedenbanden, de miljoenen die elke keer weer opgehaald worden bij rampen ondanks de onzekerheid of dat allemaal wel goed terecht komt.

Betrokkenheid blijkt ook uit de directe internetcontacten tussen uitvoerders van projecten ‘daar’ en goede gevers ‘hier’, en het vasthouden aan het hulppercentage van 0,7 procent, ondanks de twijfel bij velen en ondanks de harde aanvallen van populistische bewegingen. En wat te denken van de internationale toename van NGO’s (van 20.000 in 1985 tot 60.000 in 2008) en de ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven waar het begrip Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) een vaste plaats heeft gekregen binnen de marketingstrategie.

In hoeverre de toename van dat ‘iets willen doen’ bijdraagt aan de economische en politieke kracht van de armen, is een vraag die door Bodelier niet direct beantwoord wordt. Voor hem zit de waarde van de groei van betrokken burgers vooral in het politieke signaal dat ermee afgegeven wordt. Bij een groot deel van de burgerij ontstaat, zo hoopt en verwacht Bodelier, een concensus dat anderhalf miljard hongerigen in een wereld van overvloed, moreel niet langer te verdedigen valt.

Het kan de opkomst zijn van een nieuw paradigma, een nieuwe wijze van analyseren. De vanzelfsprekendheid van het bestaan van anderhalf miljard armen (het oude paradigma) zal plaats moeten maken voor een nieuwe vanzelfsprekendheid waarbij honger en armoede gezien worden als absurd en volkomen onterecht. Wij leven, zo schrijft Bodelier, in een age of empathy, maar tegelijkertijd is er ook sprake van een age of fear.

Niet iedereen voelt zich betrokken bij armoede ver weg, of juicht de voortgaande globalisering toe. Wie bang is voor het verlies van eigen (nationale of groeps-) identiteit, voor verlies van werk, voor mondialisering of kosmopolitisering van eigen wijk, buurt, dorp of stad, die leeft in de age of fear. Het hoopvolle in het betoog van Bodelier is dat hij op goede gronden inschat dat ondanks de toename van angst, een angst die hij overigens wel begrijpt, de toename van empathy het tenslotte zal winnen.

Gulden middenweg

Bij zijn onderzoek constateert Bodelier dat de idee van wereldburgerschap vanuit verschillende uiteenlopende uitersten bestreden wordt. Eén van die uitersten wordt gevormd door mensen die met kracht willen vasthouden aan de nationale en streekcultuur, die elke invloed van een andere cultuur ervaren als een aanslag. De ideologie van de ‘inworteling’, zo noemt Bodelier dat. Dit starre vasthouden aan het ‘eigene’ kan variëren van het nostalgisch verlangen naar vroegere tijden tot aan de bloed-en-bodem-theorie van het nationaal-socialisme.

Het andere uiterste, de ideologie van het universalisme, bestaat uit mensen die neerkijken op nationale en regionale cultuur en fanatiek strijden voor een wereldwijde acceptatie van hun eigen absolute waarheid. Deze groep treft men vooral aan bij fundamentalisten van christelijke, islamitische en marxistische huize.

Een andere tegenstelling is die tussen mensen die over armoede denken in termen van ‘onze schuld’ en ‘hun schuld’. De ideologen van ‘onze schuld’ zien armoede als een gevolg van kolonialisme, imperialisme, tariefmuren en de dominantie van het westerse bedrijfsleven. Die van ‘hun schuld’ daarentegen benadrukken vooral de vele corrupte regeringen in derde wereldlanden en de apathie van de armen die deze corruptie tolereren.

Voor de ‘onze schuld’ denkers is de kosmopolitische weg, en het aansporen van de VN daartoe, een poging de harde werkelijkheid van uitbuiting en onderdrukking te maskeren. Kortom, een stukje windowdressing. Voor de ‘hun schuld’ denkers gaat de visie en de daaraan gekoppelde strategie van ‘Human Development’ veel te ver. Het intervenieert in het natuurlijke proces van de vrije markt, het ondermijnt de zelfredzaamheid van de arme burger en gaat voorbij aan de corruptie van politici in arme landen.

De kosmopolitische weg is een tussenweg, schrijft Bodelier. Het is een manier van denken in termen als ‘voorbij schuld en boete’. Volgens deze visie is niet langer sprake van een tegenstelling tussen het rijke westen en het arme zuiden, maar een gedeeld verlangen naar een welvarend en veilig bestaan.

Tenslotte schetst Bodelier nog een tegenstelling bij de analyse van ‘het kwaad’. Onder kosmopolitische denkers, maar ook onder de ‘onze schuld’ en ‘hun schuld’ denkers, is het kwaad uiteindelijk iets dat opgeheven kan worden. Volgens orthodox joodse en christelijke denkers echter is ‘Het Kwaad’ van armoede en ongeluk iets ongrijpbaars, iets wat je overkomt en waar je machteloos tegenover staat.

Grace Phiri, de vrouw uit de sloppenwijk in Malawi, denkt er net zo over. Ook een westers filosoof als Finkelkraut wil terug naar de oude opvatting over het kwaad als iets onvermijdelijks en mysterieus. Volgens Finkelkraut leidt de utopie van de verslaanbaarheid van Het Kwaad tot politieke acties en campagnes die de zaak alleen maar erger maken, met als uiterste consequentie een totalitaire samenleving.

Bodelier is het met deze sombere visie totaal oneens, maar hij neemt de waarschuwing wel ter harte en ontkent ook niet dat een te snelle reactie op misstanden en een ondoordacht optimisme kan leiden tot een verslechtering van de situatie.

Oplossing?

Met inbegrip van alle wetenschappelijke mitsen en maren is het concept van een kosmopolitieke weg zoals Bodelier ons voorlegt een optimistisch concept. Het beoogt een wereldwijde campagnestrategie gericht op het beëindigen van honger, armoede en onderdrukking. Het is een strategie die zowel het revolutionaire strijdschema als het behoudzuchtige marktdenken achter zich laat.

Tegelijkertijd roept het kosmopolitisme van Bodelier een aantal vragen op. Het pragmatische karakter ervan is zijn kracht, maar tegelijkertijd zijn zwakte. Waarom zouden grote mogendheden en multinationale bedrijven meegaan in een programma waarvan het eindresultaat nog onbekend is en waarvan de baten niet direct en wellicht nooit bij hen terecht komen?

Zodra de strategie van ‘Human Development’ toegepast wordt, zal dit dan tot een bestendiging van het liberale marktdenken leiden, met als extraatje de aanmoediging tot zelfredzaamheid, of kan het ook leiden tot een sociaaldemocratische wereldwijde verzorgingsstaat? Is het eindresultaat dan een sociaal-kapitalistisch Rijnlandmodel of een aangepast aandeelhouders-kapitalisme?

Weliswaar is het lange termijn belang van het (inter)nationale bedrijfsleven gebaat bij wereldwijde wet- en regelgeving gericht op het terugdringen van armoede, bestendiging van grondstofvoorraden en het voorkomen van milieuvernietiging, maar hoe lang zal het duren voor het bedrijfsleven dit inziet?

De trend naar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is een goed teken, maar zal bedrijven vanwege de onderlinge concurrentie niet dwingen hun korte termijn belang gericht op winst middels goedkope arbeidskrachten en goedkope grondstoffen centraal te laten stellen. En welke mogelijkheden zijn er om de toenemende bereidheid van veel westerse mensen om ‘iets’ te doen, om te zetten in kosmopolitiek beleid?

Vragen waar de studie van Bodelier nog geen antwoord op geeft. Losse draadjes die wellicht in een volgend boek ter sprake kunnen komen. Hoopvol aan zijn verhaal is in ieder geval de toenemende betrokkenheid, een rode draad in onze geschiedenis. Waarom zou die rode draad niet verder lopen, lijkt Bodelier zich hardop af te vragen?

Tenslotte doet Bodelier, dwars tegen de rationele tijdgeest in, een oproep om het armoedevraagstuk ook te benaderen vanuit een morele invalshoek. Het denken over armoede, zo stelt hij, kan en mag niet alleen een kwestie zijn van pragmatisme of het inspelen op het verlicht eigenbelang, maar moet ook gevoed worden door morele overwegingen.

De wereldwijde kosmopolitische strategie waar Bodelier voor pleit, is het waard uitgebreid bediscussieerd te worden door ontwikkelingswerkers, derde wereld activisten, fairtrade groepen, doe-het-zelvers, politici, kortom door allen die zich betrokken voelen bij het voortdurende mondiale onrecht.

Nadeel van dit boek is wel dat er zo ontzettend veel bomen besproken worden dat menig lezer halverwege in het grote bos zou kunnen verdwalen. Een samenvatting met daarin de belangrijkste kernpunten zou voor enthousiaste discussiegroepen dan ook geen overbodige luxe zijn geweest.

titel: Kosmopoliet & Krottenwijk

auteur: Ralf Bodelier

uitgave: Paperback, 546 pagina’s

uitgever: Celsus Tilburg i.s.m Wereldpodium Tilburg, 2012

prijs: € 29,95, excl € 3,- verzendkosten

isbn: 978-90-8863-089-7

Auteur
Hans Beerends

Datum:
03 september 2012