Multi-stakeholder initiatives: tussen pragmatisme en idealen

Veel organisaties uit het maatschappelijk middenveld, die zich richten op duurzaamheidsvraagstukken, worstelen met hun positionering ten opzichte van het bedrijfsleven. Steeds vaker krijgt deze relatie de vorm van een multi-stakeholderinitiatief. De gids Multi-stakeholder initiatives – A strategic guide for civil society organizations beoogt praktische en strategische handvatten te geven aan deze organisaties. Mariëtte van Huijstee van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) nam de tijd om haar boekje toe te lichten. 

Het boekje handelt over enkele brede thema’s, bijvoorbeeld civil society organisaties (CSO’s). Wat verstaat u daaronder?

‘Ik versta daaronder maatschappelijke organisaties, zoals vakbonden en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s). Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers. Ze zijn begaan met arbeidsrechten, voor hun achterban hier, maar via hun internationale netwerken ook wereldwijd. Ngo’s richten zich op thema’s als mensenrechten, milieu, armoedebestrijding. Het gaat om een heel breed scala aan organisaties, non-profit belangengroepen. Dat is de gemene deler.’

En uw definitie van multi-stakeholder initiatives?

‘Dat zijn initiatieven tussen partijen uit het maatschappelijk middenveld, zoals de hierboven genoemde voorbeelden en bedrijfspartners. Dat zie je het meest. Soms zitten er ook wetenschappers bij, of de overheid. Het gaat er om: meerdere spelers uit verschillende domeinen komen samen om duurzaamheidsproblemen aan te pakken.’

Kunt u een paar bekende voorbeelden noemen van multi-stakeholderinitiatieven?

‘Een bekend Nederlands voorbeeld is Fair Wear Foundation. Dat is opgericht om arbeidsomstandigheden van werknemers in de kledingsector te verbeteren. In de houtsector is er het Forest Stewardship Council, met het FSC keurmerk. Er is de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie (RSPO). Een ander voorbeeld is Initiatief Duurzame Handel (IDH), waarop het bedrijfsleven een grotere stempel drukt. Je hebt ook het Business Social Compliance Initiative, dat is een bedrijveninitiatief, maar wel een met een klankbord bij maatschappelijke organisaties. Dat is een bedrijfsinitiatief met een multi-stakeholdersausje, zeg maar. Er zitten dus gradaties in de mate waarin een initiatief als multi-stakeholder gekwalificeerd kan worden.’

Multi-stakeholderinitiatieven richten zich op duurzaamheid. Gaat het er dan voornamelijk om met het bedrijfsleven een minimum aan standaarden af te spreken?

‘Dat is de meest gebruikte methode. De FSC of de RSPO hanteren bijvoorbeeld normen. Daar kun je boven of onder zitten. Fair Wear Foundation werkt daarnaast met een verbeteringstraject. Er is een code waarbij het bedrijf zich committeert aan een aantal arbeidsnormen, maar het instapniveau van bedrijven kan verschillend zijn. Iedere deelnemer heeft eigen doelen voor voortdurende verbetering. De insteek daarvan is dus dat de arbeidscondities in de productieketen ieder jaar verbeteren.’

Het gaat om diverse spelers die deelnemen aan een poging om de belangen van het bedrijfsleven en CSO’s te verenigen. Zijn er ook voorbeelden van tegengestelde belangen tussen CSO’s onderling?

‘Het is absoluut zo dat er tegengestelde belangen kunnen zijn. Dan spreek je van insiders en outsiders: organisaties die beslissen om wel – insiders – of niet – outsiders – deel te nemen aan een initiatief. Wat ze wel gemeen hebben is dat CSO’s de zwakkeren in de samenleving representeren ten opzichte van bedrijven. Echter, een vakbond kan voor werkgelegenheid pleiten, terwijl een milieuorganisatie streeft naar behoud van natuur.’

Het boekje pakt als startpunt de CSO. Hoe zou het boekje er uit zien als het perspectief vanuit het bedrijfsleven was?

‘De eerste vraag is waarom je je als bedrijf met duurzaamheidsvragen bezig zou houden. Dan staat meestal niet op de eerste plaats dat je werknemers in het Zuiden wilt versterken. Doel van CSO’s is vaak duurzame ontwikkeling, terwijl bedrijven voornamelijk reputatieschade proberen te vermijden, toegang tot grondstoffen veilig te stellen of duurzame ketenrelaties op te bouwen. Bedrijven moeten de urgentie voelen om deel te nemen aan dergelijke initiatieven.’

Uitgangspunt is dan vooral: bedrijven moeten gecontroleerd en gecorrigeerd worden. Is er vanuit het bedrijfsleven zelf weinig initiatief?

‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen komt vaak voort uit een maatschappelijke vraag, vanwege reputatieoverwegingen bijvoorbeeld of vanwege grondstoffenschaarste. Niet omdat het in de genen van een bedrijf zit. Hun hoofddoel is winst maken. Als vanuit de maatschappij door stakeholders dat winstdoel wordt bedreigd, dan gaan ze andere dingen doen. De meeste bedrijven zijn geen sociale ondernemers. Die heb je ook. Ondernemers die vanuit overtuiging gericht zijn op duurzame productie, maar het gros is dat niet.’

De rol van CSO’s is om expertise met betrekking tot het duurzaamheidsvraagstuk in te brengen. Zijn er alternatieven voor multi-stakeholderinitiatieven om dat te doen?

‘Ik wil absoluut niet pleiten voor multi-stakeholderinitiatieven als enig middel. Ik heb in mijn proefschrift de complementariteit tussen de meer aanvallende en de meer coöperatieve strategie onderzocht en aangetoond. Eén van de redenen van bedrijven om mee te doen aan een multi-stakeholderinitiatief is omdat ze net een campagne tegen zich hebben gehad, of omdat daar mee gedreigd wordt. Dat wordt vaak gedaan door de wat radicalere organisaties. Die twee polen, aanval- en samenwerkingsstrategie vullen elkaar heel mooi aan.’

Wat is daarbij de rol van de consument? Zij zullen veel van deze initiatieven niet kennen.

‘FSC voor duurzaam hout is een bekend label. Maar vaak gaat het om tussenproducten. De Ronde Tafels van soja en palmolie werken ook met labels. Palmolie zit in veel koekjes, maar je wilt niet suggereren dat als één onderdeel van een product duurzaam is geproduceerd, dat dan het hele product duurzaam is. Bij een initiatief als Fair Wear gaat het om een verbetering per bedrijf, er is dus daarbij niet één algemene standaardisering. De consument kan kijken welke bedrijven zijn aangesloten bij een initiatief. Alle initiatieven hebben inzichtelijk gemaakt welke bedrijven deelnemen. FSC is een voorbeeld van een label dat ook een standaard is geworden bij de consument.’

Zijn er meer voorbeelden waarbij multi-stakeholderinitiatieven hebben bijgedragen aan normen die nu standaard zijn geworden en daardoor succesvol te noemen zijn?

‘FSC was een van de eerste, begin jaren negentig (1993, red). Succes is hierbij moeilijk te definiëren. Vanuit CSO-perspectief is een mate van succes ook of bedrijven zich bij een initiatief willen aansluiten. Daarbij bestaat een spanningsveld tussen het aantal marktpartijen dat je aan boord wil hebben en de hoogte van de standaard. In de RSPO zitten veel bedrijven en dus vertegenwoordigt het initiatief een groot marktaandeel voor palmolie. Dat betekent dat je vaak omlaag moet met je ambities qua normstelling omdat bedrijven dat niet kunnen halen, of willen halen. Een ander voorbeeld is Utz versus Max Havelaar. Utz vertegenwoordigt een groter marktaandeel, maar de normstelling gaat minder ver dan bij Max Havelaar. Ik denk dat er ruimte is voor verschillende initiatieven, maar de uitdaging voor CSO’s is complementair te blijven en niet de concurrentie met elkaar aan te gaan. Je kan namelijk met jouw initiatief een ander initiatief ondergraven. Vanuit duurzaam ontwikkelingsperspectief wil je zo veel mogelijk bedrijven in het meest ambitieuze initiatief hebben.’

Het is dus een kwestie van idealen versus pragmatisme?

‘Er zijn verschillende aanpakken: je kunt de meest ambitieuze norm stellen en met een groepje voorlopende bedrijven aantonen dat de norm haalbaar is. Je kunt ook de ambities en dus de norm wat naar beneden bijstellen om zoveel mogelijk bedrijven mee te krijgen. En je kunt naar een ambitieus doel werken door middel van een verbeteringstraject.’

Wat zijn valkuilen voor CSO in een multi-stakeholderinitiatief?

‘De norm, de standaard die je stelt, zo hoog mogelijk krijgen, dat is in onderhandeling met bedrijven gewoon heel lastig. Het is belangrijk de mensen waarvoor je opkomt erbij te betrekken. Het komt voor dat werknemers niet georganiseerd zijn, niet aangesloten bij een vakbond. Hoe ga je die mensen er systematisch bij betrekken? Het bedrijfsleven zal kritisch kijken naar wie je nou eigenlijk vertegenwoordigt. Het is zaak een heel goed netwerk en goede informatievoorziening te hebben. Dat is een grote uitdaging, want het gaat over ontwikkelingen over de hele wereld.’

U stelt dat veel initiatieven in het Noorden zijn geïnitieerd om problemen in het Zuiden aan te pakken. In het boekje stelt u dat het ‘wenselijk’ is dat er meer Zuidelijke partners zijn. Is dat geen understatement?

‘Het is van het grootste belang dat de mensen waarover het gaat betrokken worden bij deze initiatieven. Zeker.’

De rol van overheden is nog een beetje onderbelicht gebleven. Wat kan hun rol zijn?

‘Als een initiatief nieuwe ideeën en oplossingen voor marktproblemen bedenkt die succesvol bleken, zou de ideale rol van overheden zijn te zorgen dat dat wetgeving wordt. Vaak is het echter zo dat multi-stakeholderinitiatieven juist bestaan omdat de overheid in gebreke blijft. Standaarden zoals opgesteld door de International Labour Organization (ILO) zijn geratificeerd door veel landen, maar ze worden vaak niet nageleefd. Als je bedrijven voor de rechter zou kunnen slepen, dan zouden ze bepaalde overtredingen wel laten. Maar dat kan niet. Dat komt deels door een gebrek aan capaciteiten van sommige overheden, deels door politieke onwil en een positie van minder macht ten opzichte van grote multinationals. De overheden hebben belangen als investeringsklimaat en werkgelegenheid. Soms kiezen ze er dan maar voor om niet al te veel verplichtende regelgeving in te stellen. In dat gat springen juist multi-stakeholderinitiatieven. Als dat succesvol blijkt, moet je als overheid ook het lef hebben om daar iets mee te doen.’

Bij dergelijke initiatieven gaat het om Stakeholders met tegengestelde belangen, die ergens een gezamenlijk belang vinden. Dat lijkt me samenwerken in optima forma. Wat zijn lessen voor andere actoren uit ontwikkelingssamenwerking?

‘Eigenlijk alles wat in het boekje staat! Er zijn factoren op vier niveaus: het individu dat werkt in het initiatief, de organisatie die die persoon vertegenwoordigt, de afstemming met het maatschappelijk middenveld als geheel en dan het design van het initiatief: hoe het praktisch en procesmatig vorm krijgt. Op al deze niveaus bestaan succesfactoren. Dit boekje draagt bij aan een gestructureerde analyse en een checklist per niveau. De invulling is voor iedere organisatie anders, want de doelen en strategieën verschillen per stakeholder. Per organisatie, per casus, per probleem – en ook afhankelijk van de voortgang van het initiatief – zal er een andere invulling zijn.’

‘Ik hou ook niet zoveel van het win-win-discours. Dat past meer bij het partnership-denken, een samenwerking tussen twee partners. Volgens mij gaat het hier eerder om het adresseren van een win-lose-situatie. Als bedrijven winst maken ten koste van milieu en mensenrechten, moet die situatie stoppen. Dat betekent soms een beetje inleveren. Een beetje lose voor het bedrijf, met als doel win voor de samenleving.’

Ten slotte: wie moet dit boekje lezen?

‘Vakbonden en ngo’s, zowel in het Noorden als het Zuiden, die al in een multi-stakeholderinitiatief zitten of overwegen daarin te participeren. Het boekje is gebaseerd op de lessen van mensen met veel ervaring, die zijn gebundeld om die kennis over te dragen. Zo kunnen we voorkomen dat fouten uit het verleden nogmaals gemaakt gaan worden.’

 

Voor meer informatie en voor het downloaden van de gids Multi-stakeholder initiatives – A strategic guide for civil society organizations, zie www.somo.nl. Het is ook mogelijk een hardcopy aan te vragen via communicatie@somo.nl.